Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zoon van Ouwe Klare (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zoon van Ouwe Klare
Afbeelding van De zoon van Ouwe KlareToon afbeelding van titelpagina van De zoon van Ouwe Klare

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (10.14 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter Vos



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zoon van Ouwe Klare

(1969)–Rinus Ferdinandusse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 68]
[p. 68]

Kort

Vrij vroeg op een vrijdagmorgen ontmoette ik de heer Van Neelissen. Hij dronk zijn koffie in de bar en zat van binnen maar wat te grijnzen. Toen ze vroegen waarom, zei hij: ‘Die vrouw riep nog naar me: kom alsjeblieft boven, m'n balkondeuren klemmen zo.’

‘Nou, én?’ vroegen de mensen die naast hem zaten.

‘Je kon het aan haar zien,’ zei hij, nog steeds grijnzend.

 

Het was op een zaterdagavond, ongeveer half tien, toen er gebeld werd.

‘Doe jij maar open,’ zei mijn vrouw, ‘en zeg dat we niet thuis zijn.’

Er stond een lange, magere jongen voor de deur met een klein gebonden boekje in de handen.

‘Goedenavond, halleluja,’ zei hij.

Ik begreep dat ik de keus uit twee mogelijkheden had: ‘Goedenavond,’ zei ik.

Hij hief het bundeltje tot binnen leesafstand en zei toen: ‘En de wereld gaat voorbij, en hare begeerlijkheid; maar die den wil van God doet, blijft in der eeuwigheid.’

Er viel een stilte, want ik wist niks terug.

‘Dat wou ik u alleen maar zeggen,’ zei hij. ‘U hoeft u niet aan te sluiten, als u niet wilt.’

‘Nou, dank u wel,’ zei ik.

Terwijl ik de deur al bijna dichtdeed, wierp hij een heel pak bladzijden met zijn duim om en las: ‘Wasch mij wel van mijne ongerechtigheid, en reinig mij van mijn zonde.’

‘Juist,’ zei ik - het was het eerste dat me inviel.

‘Het is min of meer een tekst voor zaterdagavond,’ zei hij. ‘Veel mensen gaan in bad, dus wij gaan ermee op pad.’

[pagina 69]
[p. 69]

‘Psalm 51,’ zei ik, want wat je in je jeugd geleerd hebt, vergeet je niet gauw.

Hij knikte. ‘Nou meneer, bedankt,’ zei hij. ‘Ik ga maar weer eens verder.’

‘U mag best even binnenkomen,’ zei ik. ‘We hebben net koffie.’

Hij dacht enige tijd na en zei toen: ‘Liever niet, meneer. Dit is m'n eerste avond, ik val eigenlijk in voor iemand die ziek is. En meer instructie dan de deur heb ik niet gehad. Dat was niet nodig, zeiden ze, want in deze wijk vragen ze je toch nooit binnen.’

‘Dat is toch geen reden om niet binnen te komen.’

Maar hij schudde standvastig het hoofd. ‘Later graag, meneer. Als ik het kan.’

 

Toen ik terugkwam uit het café heb ik in het woordenboek nog even opgezocht wat een paternosterlift is: een ketting zonder eind, met liftkooien die steeds blijven doorgaan.

De man die mij van de paternosterlift vertelde, was een oude, nu gepensioneerde ambtenaar. De paternoster in hun gebouw ging langzaam, je kon er met gemak instappen. Soms bleef hij steken, maar de conciërge wist altijd perfect hoe hij het ding weer op gang moest brengen.

Op een dag sprong referendaris Jansen in de paternoster en kreeg meteen een heftige hartaanval. Hij stierf terwijl hij naar boven ging en zijn lichaam draaide boven in de liftkooi om de katrollen en daalde weer. En steeds meer mensen kwamen naar de gang om het lichaam van Jansen langs te zien komen, want de conciërge wist wel hoe hij het ding op gang moest brengen, maar niet hoe hij de lift moest stoppen.

‘Vier keer hebben we hem naar boven en daarna weer naar beneden zien gaan,’ zei de oude man, mijmerend.

‘Toen ging de bel voor de koffiepauze. En tóen kwam iemand ineens op het idee om de stroom af te sluiten.’

[pagina 70]
[p. 70]

Man (op het Rokin) tegen andere man: ‘Natuurlijk hou ik van d'r. Maar ik steek mijn neus toch ook niet overal in.’

 

Opschriften in een urinoir in Amsterdam-Zuid:

‘Heren, het wordt herfst.’

En:

‘Op Cuba moet je tegen het rietsuiker!’

 

De man die Kees heet en gezegend met een scheve neus het leven door moet en die anders hele verhalen kan vertellen, had deze keer niet meer dan één zin. Hij kwam maandagmiddag het café binnen in een dichtgeknoopte blauwe regenjas, hoewel de zon scheen en het buiten redelijk warm was.

‘Wat doe jij met je jas aan?’ vroeg de barkeeper, een beetje ongerust.

‘Als ik hem uitdoe krijg ik hetzelfde gezeik over mijn vest.’

 

Gehoord in het Apollo-paviljoen aan een tafeltje, terwijl ik op weg was naar de telefooncel: ‘Kees? Kees denkt alleen maar in ruitjespapier.’

 

In een café waar veel journalisten komen zit een geroutineerde verslaggever, door zijn krant overgeplaatst naar Amsterdam omdat hij een fikse snor en baard draagt. Terwijl hij haastig in een krant bladert wordt zijn naam omgeroepen: er is telefoon voor hem. Na vijf minuten komt hij verwilderd terug: ‘Ben je verdomme net van je huwelijksreis terug, zit je voor het eerst in een café, belt je vrouw dat je vorige vrouw belt waar de alimentatie blijft.’

 

Een tekstschrijver in café De Lange v.h. Scheltema: ‘Nou, en in dat sketsje, daar kwamen twee doktoren voor. En ik

[pagina 71]
[p. 71]

liet een van die doktoren zeggen: ‘Ik heb net Sneeuwwitje geopereerd van die zeven dwergen.’ Ik vond dat leuk klinken, en 't zat middenin dat sketsje. Maar... (directeur van een tv-sectie) die schrapte die zin, omdat hij 'm schunnig vond. Dus ik naar hem toe, en ik vroeg: Waarom is dat nou schunnig? Toen zei hij: ‘Bij nader inzien heb je gelijk, en vind ik het niet schunnig. Maar het feit dat mijn eerste impuls was dat 't schunnig was, is een zeker teken dat miljoenen Nederlanders als eerste impuls zullen hebben dat 't schunnig is.’

Nou, ik heb toen een hoop stennis geschopt. Maar toen ik de deur uitging bij die man, toen wist ik voor mezelf zeker dat ik het enorm schunnig bedoeld had.'

 

De vara, avro, etc. zijn volgens de Omroepwet A-omroepen, de vpro en tros zijn C-omroepen. Vandaar deze aardige uit de vara-kantine: ‘Waarom er in Nederland geen B-omroepen zijn? Omdat ze dat geen van allen willen toegeven.’

 

Gehoord bij Hoppe, van een rijzige heer met gleufhoed: ‘Als dat hormonen zijn, lust ik er ook wel tien.’

 

Een vrouw, op lijn 1: ‘Sinds ik de lamp heb schoongemaakt, was ik me rot.’

 

Twee jongens, geleund tegen de kiosk op het Leidseplein: ‘Ze zeien allemaal dat Mia zo hip was. Maar 't was gordelroos.’

 

Een kleine man, met een pet op, aan de bar van een café in de Beursstraat: ‘Nou, ik kom bij die dokter binnen en ik zeg mijn naam. Hij haalt een kaart uit de kaartenbak en leest die. Daarna haalt hij uit de kast drie witte kaarsen in kandelaars en zet die voor me op de tafel. Hij zegt: “Pak

[pagina 72]
[p. 72]

een kaars in uw eerste hand.” Dus ik pak een kaars. Zegt die dokter: “Pak een kaars in uw tweede hand.” Dus ik pak nog een kaars in mijn andere hand. Zegt hij: “Pak nu de laatste kaars met uw derde hand.” Ik zeg: dokter, ik heb maar twee handen, hoor. Zegt hij: Verdomme, dan heb ik de verkeerde kaart voor me.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken