Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zoon van Ouwe Klare (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zoon van Ouwe Klare
Afbeelding van De zoon van Ouwe KlareToon afbeelding van titelpagina van De zoon van Ouwe Klare

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (10.14 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter Vos



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zoon van Ouwe Klare

(1969)–Rinus Ferdinandusse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 87]
[p. 87]

Vent

Op 'n koude winderige morgen stond ik op de tram te wachten. Het was half tien dus de drukte was voorbij. Ik was alleen, totdat een aarzelende man naast me kwam staan op de vluchtheuvel. Hij had een klein hoedje op, erg naar voren getrokken zodat hij veel achterhoofd had. We stonden enige tijd naast elkaar, de rug naar de wind, als koeien in de wei.

De man veerde even door zijn knieën en tegelijk vernam ik het geluid van een krachtige oprisping. Toen het weggestorven was, draaide hij zich naar me toe en zei: ‘Boerenpaté.’

Ik verstond hem uitstekend maar wist weinig anders te zeggen dan: ‘Pardon?’

‘Boerenpaté,’ zei hij. ‘Op mijn nuchtere maag. Dat is niet zo goed. Weet u wat?’

‘Nee,’ zei ik.

‘Ik ga eerst nog effe naar huis. Daar heb ik ook nog een blik boerenkaas. Met dat erbij gaat het misschien beter.’ Hij tikte even aan zijn hoedje en verdween even aarzelend als hij gekomen was.

 

In de tram was het niet druk, hier en daar zaten een paar dames met een tas op schoot, voorin zat een meisje met een verband om de kaken zoals vroeger op tandartsencartoons, en in 't middenpad liep een grote vent langzaam te ijsberen. Een vent, zeg ik, want hij was iets te joyeus voor een gewone man, maar ook weer te weinig kerel om een bokser of tweedehands autohandelaar te zijn. Hij droeg zo'n dikke dure pluusjas, een gekleurde zijden sjaal en had de coupe van een modekapper. Zo iemand die Ted de Braak ook knipt.

[pagina 88]
[p. 88]

In zijn hand had hij het ochtendblad en gebruikte dat om af en toe krachtig tegen zijn rechterbeen te slaan. Bij die handeling stond hij even stil, en praatte tegelijk hardop voor zich uit. De tekst die hij afgaf was steeds dezelfde want voor we een paar haltes verder waren had ik hem een paar keer gehoord. Hij kwam hard aan.

‘gvd! Godverdomme! Ik geef d'r toch een hengst. Ik sla d'r de kamer door tot aan de kast toe.’

Hij was kwaad, leek het wel.

De tien passagiers volgden hem uit hun ooghoeken, want iedereen was bang om door te staren zijn aandacht te trekken. De bestuurder keek te vaak in zijn spiegel, en ramde bijna een bakfiets. Hij moest krachtig remmen en de man met de krant viel bijna om maar dat stoorde hem niet. Hij hervatte zijn ijsberen. Af en toe was zijn been even te moe en dan sloeg hij met de krant krachtig op de leuning van een lege bank. Soms ook wijzigde hij het laatste deel van zijn tekst:

‘Ik geef d'r toch een ongenadige dreun. Ik sla d'r de kamer door tot aan de kast toe. Als 't moet sla ik haar de kast in.’

Toen we de binnenstad naderden kwamen drie oude dames de inhoud van de tram versterken. De man liet hen beleefd passeren, keek ze lange tijd ogenschijnlijk gedachtenloos na en terwijl hij de krant tegen zijn rechterbeen sloeg, begon hij opnieuw: ‘Jezus Christus. Wat zal ik haar een opdonder verkopen. Ik sla d'r de hele kamer door tot aan de kast toe.’

En hij hervatte zijn ijsberen, wijdbeens, maar zeer zeker van zich zelf.

‘Singel,’ riep de conducteur. De tram stopte en een dame stapte uit. De man stond stil en keek haar na. ‘Wat?’ riep hij plotseling, naar de conducteur.

‘Singel.’

‘Godverdomme,’ riep de man met kracht door de tram.

[pagina 89]
[p. 89]

‘Nou rij ik door haar schuld nog te ver ook. Dat komt er óók nog bij.’ Hij sloeg met de krant tegen de stang bij de deur. ‘Daar zal ze van lusten. Nou rij ik door haar nog te ver ook. Dan kan ik voor haar nog teruglopen ook. O, wat krijgt die een optater. Dwars door de kamer gaat ze. Dwars door de kast ook.’

Hij stond voor de deur toen de tram stopte op de Munt. Hij keek even rond en zag toen de krant die hij in zijn hand had, en die zichtbaar had geleden onder het slaan. ‘Die is ook niet meer te lezen,’ zei hij. ‘Nou is ook dat kwartje nog naar de sodemieter. Daar krijgt ze óók nog een lel voor.’

Hij gooide de krant achter zich, sprong naar buiten en begon terug te lopen. Toen hij langs mijn raam kwam zag ik dat hij opgewekt en vastberaden floot.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken