Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zoon van Ouwe Klare (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zoon van Ouwe Klare
Afbeelding van De zoon van Ouwe KlareToon afbeelding van titelpagina van De zoon van Ouwe Klare

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (10.14 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter Vos



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zoon van Ouwe Klare

(1969)–Rinus Ferdinandusse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 140]
[p. 140]

Opening

Er hing een landerige, maar geprikkelde sfeer in het café, en het liep ten slotte bijna uit op een onzedelijk moment, dus wie zich daaraan spoedig ergert kan beter dit stukje overslaan. Bob was weer eens in het café, zij het ongeschoren en met een norse kater, die hem agressiever maakte dan anders. En wat nog zwaarder woog: hij had zijn zoontje bij zich, een soort woelmuis, niet luisterend naar de naam Robje en óf bezig met onverwachts in je nek te spugen óf bezig dreinerig om cola of fosco te jengélen.

‘'t Was erg vervelend,’ zei Bob, ‘gisteren, bij de opening. Het begon ermee dat ze port wilden schenken. Ik zei, ik wil geen port. Ja, zeiden ze, maar het was port uit 1930, of weet ik veel. Maar wat koop ik daar nou voor? Als ik geen port wil, dan wil ik ook geen port uit 1930. Nou, dat begrepen ze al niet.

Nou. Maarten en ik moesten openen. Er stond op de uitnodiging dat Maarten en ik de openingshandelingen zouden verrichten. Nou was dat al fout want ik had opgegeven dat er moest staan dat Maarten en ik handelingen zouden verrichten, waardoor de tentoonstelling geopend zou zijn. Die handelingen hadden we samen een keer verzonnen, maar ik was ze al weer helemaal vergeten.

Ja, ik ga daar handelingen opschrijven! Ik ben geen apostel. Dus ik zei tegen Maarten, wat zullen we doen? Hij zegt: laten we naar het café hiernaast gaan, die port is niet om te drinken. Dus ik zeg: goed, dan zullen wij de volgende openingshandelingen verrichten: ik ga bij de deur staan en ik zeg dat we beginnen en jij doet de deur open en we gaan weg. Nou, zo ging dat. Die hufter daar vroeg dan om te openen en ik zei we beginnen en Maarten doet de deur open en we gingen weg. Nou we zaten een kwartier in het

[pagina 141]
[p. 141]

café en toen kwam de hele hap binnen, die hadden staan wachten en toen er niks gebeurde gingen ze ook maar, want die port was niet te drinken. Die moet in 1930 al niet te drinken geweest zijn. En het werd best leuk, behalve dat Maarten op de kachel van het café ging zitten, zo'n antieke en daar knapten meteen alle drie de poten van af...’

Hij werd onderbroken door Robje die zijn fosco ophad en nu cola wilde. ‘Stil jongen,’ zei Bob enigszins vaderlijk. ‘Kijk maar eens een tijdje naar die rooie daar.’ Hij wees naar een niet onbegerenswaard meisje in een rode trui aan de andere kant van het café. Het jongetje begon gehoorzaam naar het meisje te kijken en te knipogen. Het meisje lachte eerst terug, en knipoogde na enige tijd, en glimlachte dan weer over het hoofd van het kind naar de vader. Maar Bob keek koud terug, alhoewel hij mompelde: ‘'t Is een perfecte methode, maar hij zou uniek zijn als je op zulke momenten wist waar je dat kind kon laten.’

Op dat moment kwam een kleine man in een jekker, en met een mooi kaal hoofd op brede schouders, het café binnen. Hij was veel te vrolijk. Hij zong een lied dat niet helemaal verstaanbaar was, maar waarvan de eerste regel luidde: ‘Remia, de beste margarine...’

Het was een onderwerp dat hem fascineerde, want af en toe stond hij wankelend op, stak zijn rechterhand in een feestgebaar omhoog en riep luide: ‘Rama, 't is wel wat duurder, maaaar... zoals Kees er mee smeert, wordt 't nergens geleerd.’ Hij vond het zelf ongekend leuk en schaterde er uitbundig door.

‘Robje,’ riep Bob krachtig, ‘niet bij die rare meneer gaan spelen.’ Hij bedoelde het wellicht pedagogisch, maar het wakkerde de belangstelling van het kind aan. De kleine, veel te vroeg vrolijke man nam verrukkelijk wraak. ‘Wil jij een kwartje verdienen, ventje?’ vroeg hij. Dat wou Robje. ‘Hier heb jij een kwartje, maar dan moet je tegen je vader gaan zeggen dat hij een zak is.’ ‘Dat doe ik niet,’ zei Robje,

[pagina 142]
[p. 142]

het kwartje wegbergend. ‘Nou, dan laat je het,’ zei de kleine, kraaiend van plezier, ‘het hoeft ook niet meer, hij heeft het al gehoord.’

Maar zijn vrolijkheid nam met de tijd snel af. Een kwartier later betrad ik het toilet en kwam naast hem te staan aan het urinoir. Zijn hoofd hing op zijn borst geknakt en hij mompelde droevig: ‘Het is een bezeten wereld. Als ik zo naar beneden kijk is 't net of ik er twee heb.’ En kort daarop, met een geringe verheffing van stem: ‘Waarom nou wél? En nooit als je 't nodig hebt.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken