Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zoon van Ouwe Klare (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zoon van Ouwe Klare
Afbeelding van De zoon van Ouwe KlareToon afbeelding van titelpagina van De zoon van Ouwe Klare

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (10.14 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter Vos



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zoon van Ouwe Klare

(1969)–Rinus Ferdinandusse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 164]
[p. 164]

Petje

‘Huiselijkheid,’ zei de man die tegenover me in de stationswachtkamer zat, ‘huiselijkheid dat is het enige dat nog wel eens aan mijn bestaan vreet. Maar voor de rest zit het jofel. Ik ben een vrije jongen en daar voel ik me wél bij. Ik draag de kleren die ik wil...’ hij schoof zijn overjas opzij om een bruinachtig manchester-colbert te onthullen, ‘ik werk wanneer ik wil, ik heb een kamer waar 't warm is en waar ik ook wel een paar knopies kan losmaken. Dus wat wil ik meer? Ik wil niks meer.’

‘Behalve,’ zei hij na enig nadenken, ‘een eigen petje. Ik had een petje dat precies bij me pak ging...’ hij verschoof zijn overjas weer, ‘maar iemand heeft 't weggegooid.’

Hij roerde even in zijn koffie en keerde tot zijn onderwerp terug: ‘Die huiselijkheid, die doet me nog wel 's de das om. Kijk, ik hou van lekker eten. Als je dat niet hebt kan je jezelf meteen wel gaan verhuren als generator. En dat is ook mijn toer, dat begrijp je wel. Ik zeg het ronduit als ik ergens tegen een vrouwtje aanloop: de liefde van de man gaat door de maag. En de koffie en de cognac. En dan zien we verder of er nog een paar knopies zijn los te maken.

En nou was ik ergens op een feestje tegen een wijfje aangelopen en hoe weet ik niet meer, maar we waren over rooie kool in gesprek gekomen. Dat is ook wel het goorste eten dat er is. Paarse uitgezakte drab krijg je dan op je bord. Op wat je dan uitboert kan je in een ballon om de wereld.

Toen zegt dat vrouwtje, Moniek heette ze en ze zag er nog best lekker uit hoor, al droeg ze van die molton jurken, dat zij rooie kool op z'n frans kon maken. Met appels en uitjes en worst en spek en karbonade en rooie

[pagina 165]
[p. 165]

wijn. Nou dat klonk lekker, dus wij dat afspraakje gemaakt en ik erheen.

‘Ja...’ hij zuchtte diep ‘...het leek huiselijk, daar niet van. Oranje schemerlampen en witte tafeltjes en van die posters aan de muur. Maar na een kwartier had ik koude poten en na een half uur stonden de bloemen op mijn kniegewrichten. En toch zei zij maar dat het lekker warm was. Ik had net zo goed naar Artis kunnen gaan om bij de ijsbeer te eten. Dus ik had toen al door dat ik beter weg kon wezen. Voor je bij zo'n wijf wat versiert moet je eerst een bijt hakken. En die rooie kool rook lekker, dat geef ik toe. Maar die was bij lange na niet gaar. Die worst was goed en die karbonade ook, maar ik probeerde die rooie stronken opzij te schuiven en als ze niet keek in de pan terug te mikken.

Maar ja, je kan van dat mensje zeggen wat je wil, een soort ijslollie met kippevel, maar ze was niet gek en zei: jij lust die rooie kool niet, nietwaar? Nee, zei ik, laat ik het maar eerlijk zeggen, die stronken zijn niet gaar. Nou, ik vind het zo wel lekker, zegt zij. Nou zeg ik, dat moet jij dan weten, maar ik gooi het terug.

En weet je wat ze toen zei? Iets wat ik nog nooit gehoord heb. Toen zegt ze ineens, met zo'n vuile blik: ‘En je oren zijn ook vuil.’ Ik dacht, kalm blijven, Kees. Want je kunt hier niet ineens beginnen met die stronken tegen de lamp te gooien. Dus ik zeg: ‘Je hoeft er todi niet uit te eten.’ Maar zij zegt: ‘Dat komt omdat je zo'n vieze pet draagt. Als je zo'n ding per se wil dragen, zorg dan dat-ie tenminste schoon is.’

Nou, toen vond ik het genoeg. Ik zeg: juffrouw, als 't zo moet, dan ga ik weg. Hou jij je halve gare kool maar. Dat was impulsief, dat geef ik toe, maar zo ben ik. Ik zoek huiselijkheid op z'n tijd en dan hoef ik toch niet in zo'n ijstent te gaan zitten met een vrouw die in je oren zit te kijken. Dus ik loop naar de gang, doe mijn jas aan en zie dat mijn pet weg is. Nou ben ik aan die pet gehecht, het is een vlot

[pagina 166]
[p. 166]

plat petje dat precies met mijn pak gaat...’ hij schoof opnieuw zijn jas opzij om het bruinachtige manchestercolbert te laten zien... ‘en waar ik aan gehecht ben. Verdomme dacht ik en ik gooi de kamerdeur open en ik zeg: waar is mijn pet? Nou zij zit nog aan tafel net te doen of ze lekker at en zei: in de keuken, in de was.

Razend was ik, jongen, ik naar de keuken en daar ligt mijn pet in een pan met zeepsop. 't Viel me mee dat-ie nog niet kookte. Dus ik ruk dat ding uit het water en de straat op. Die pet droop van 't water en ik durfde 'm niet uitwringen, want dan draai je zo'n ding misschien helemaal uit zijn fatsoen. Ik loop een kroeg binnen en ik wil wat gaan drinken want ik had de pest in, ik had wel willen huilen van ellende. Vanwege die pet en mijn kouwe poten. Dus ik zeg tegen een van die obers: heb je een goed plaatsje voor mijn natte pet. Nou, ik de situatie uitgelegd en toen heeft die ober 'm laten uitdruipen op de paraplubak. Maar ik kwam toch mooi zonder pet thuis. Ik heb gezopen tegen de klippen op. Toen ik opstond wist ik nog niet van kop of kont. Maar toen ik bijkwam was mijn pet toch mooi weg. Ik terug naar dat café en toen hadden ze 'm weggegooid. Omdat ik dat gezegd zou hebben. Ze hadden die pet op mijn kop willen zetten en ik had gezegd: ik wil dat natte kreng niet op mijn hersens. Nou, mooi weg.

Ik ben nou al een paar winkels afgeweest, maar zo'n lekker petje vind je niet gauw. Maar het ergste is dat ik voor ik zo'n pettenwinkel binnenga ik eerst naar een kroeg loop om in de plee daar mijn oren schoon te maken. En 't is soms nodig ook. Maar 't is natuurlijk te lullig om naar die ijspegel terug te gaan om te bewijzen dat 't niet van die pet was.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken