Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zoon van Ouwe Klare (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zoon van Ouwe Klare
Afbeelding van De zoon van Ouwe KlareToon afbeelding van titelpagina van De zoon van Ouwe Klare

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (10.14 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter Vos



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zoon van Ouwe Klare

(1969)–Rinus Ferdinandusse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 167]
[p. 167]

Hoed

Op een avond kwam ik plotseling Lamsvlees Leen tegen. De laatste keer dat ik hem ontmoet had was zeker vier jaar terug; toen was hij op een ochtend bezig met een zware kater een broodjesman met zijn eigen lever te bekogelen omdat de koffie te slap was. Maar Leen was in die tussenliggende tijd niet alleen rijper maar ook ouder en vermoeider geworden.

‘Ik ben terug naar Amsterdam gekomen,’ zei hij, ‘om mezelf te verkopen. Iedereen die een klein beetje in de onderwereld heeft gezeten die geeft zijn memoires uit of die komt in een televisieprogramma. Ik kan nou merken dat ik te lang weggeweest ben. Niemand wil me. Niemand gelooft dat ze in de buurt bleek werden als ik rood werd. Ik had gisteren nog zo'n snotneus van de teevee aan de lijn. Ja, ik had hem opgebeld. Ik zei wat moet ik dan nog doen? Moet ik mijn schoonmoeder de strot afbijten om op het scherm te mogen komen? Nou, dat zal me een hele toer worden want ik weet al vijf jaar niet waar me eigen wijf zit...’

Leen heeft, als ik hem goed begrepen heb, vanwege allerlei redenen een paar jaar in Duitsland en België doorgebracht. Maar hij is nou weer terug.

‘Die jenever, die is toch wel een mooie uitvinding, hoor. Dat heb je bijna nergens.’

Hij is ook overal weer even gaan kijken.

‘Ik ben ook bij Dries geweest. En nog steeds zaten daar al die ouwe knapies uit het tehuis. Christus, wat zielig. Als ik zo oud moet worden... dat laat ik liever mijn bretels een keer te hard terugspringen.

Maar ik heb wel gelachen. Ik zit daar aan de bar en ik drink een paar jonge. Dat vind ik toch mooi van Amsterdam, je steekt je vinger maar op en die fles gaat voorover.

[pagina 168]
[p. 168]

Nou, ik zit aan die bar, een beetje met Dries te kleppen en rechts van me zitten twee van die oudjes. Die naast mij heeft een pet op. En naast die pet zit een hoed. En die zaten zo maar wat te kijken. Nou, die pet naast mij die had al een half uur niks binnen gekregen dus ik zeg tegen Dries geef mij een jonkie en geef die pet ook wat. Goed, Dries geeft die pet een borreltje. Die pet had een beetje de bever dus die had nog moeite genoeg om dat ding naar binnen te krijgen.

Nou, ik vond dat aardig. Wat heeft zo'n ouwe man verder nog in dat tehuis? Als-ie braaf geweest is mag-ie elke dag om tien voor twee één keer sjoelen. Dus zodra hij die jonge naar binnen heeft gebibberd zeg ik tegen Dries: geef die pet er nog een.

Maar ik heb dat nog niet gezegd of ik ontdek dat die hoed eigenlijk met die pet is meegekomen en dat die hoed behoorlijk de pest in heeft dat hij niks krijgt. Die hoed zit te kijken of hij voor de vijfde dag rauwe rapies moet eten. Het gevolg is dan ook dat die pet niet lekker zit te drinken, die gulpt dat naar binnen. Dus ik zeg tegen Dries: die pet vindt het lekker, zo te zien. Vul die man nog maar 's bij.

Afijn, we zitten daar nog even en dan moet ik naar de plee en terwijl ik weer in de kroeg kom zie ik dat die twee ouwe knapies enorme ruzie hebben. Schelden tegen mekaar, en stompen met de ellebogen. Nou ja, ik loop naar de bar terug en terwijl ik loop zie ik dat de opstelling anders is dan voordat ik wegging. Ik had dat meteen door, dat voel ik. Ik zie meteen dat die vent met die hoed nou naast me zit, maar dat hij de pet op heeft. En die met de pet zit nou daarnaast met die hoed.

Nou, dan hoef ik jou verder niks meer te zeggen. Ik ga zitten en ik zeg tegen Dries: geef mij nog een jonkie. En geef nou die hoed maar 's wat.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken