Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Turkenvespers (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Turkenvespers
Afbeelding van TurkenvespersToon afbeelding van titelpagina van Turkenvespers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.36 MB)

Scans (13.13 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.53 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Turkenvespers

(1977)–Louis Ferron–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 74]
[p. 74]

10 Een ontmoeting

Het moet wel een heel domme gans zijn die ‘enigjes, wat enigjes’ kwakend door de scheppingen van zijn verwekker loopt met het vermoeden deze op enigerlei wijze te kunnen beïnvloeden. Al blij met een blikken toeter of ander te verwaarlozen voorwerp, gakt hij zijn filosofieën de ruimte in en beseft inmiddels niet dat zijn dimensies dikwijls tragische vormen aannemen. Zijn belang ligt in zijn onbeduidendheid en het is maar goed dat hij dat niet weet, want zo hij het al wist, zou zijn onbeduidendheid afnemen en daarmee zijn belang. Verblindend van onbeduidendheid is zijn verenpak. Zijn rode snavel - een instrument waarvan ik in lang doorwaakte nachten doel en betekenis probeer te raden - houdt hij arrogant omhooggericht om er met regelmatige tussenpozen kringen rook aan te laten ontstijgen. Mooie, zuiver ronde kringen, want daarin is hij een meester. Soms knijpt hij de meisjes in de koffiehuizen en theesalons in de billen. ‘Enigjes, enigjes,’ gakt hij dan. En de meisjes kroelen hem dan in de nekveren omdat ze hem zo'n onnozel dier vinden. Daarna lopen ze opgewonden giechelend weg. Ze zijn bang voor de brandvlekken op zijn wang.

Ik ontmoette hem voor het eerst in de konditorei waar ze van die heerlijke, zachtroze, naar amandelen smakende likeur verkochten. Daar zat hij, achter in de flauw verlichte ruimte, onder een crèmekleurige schemerlamp, op een met rood fluweel bekleed stoeltje. Kunz met de broek. Gestoken in kanariegeel kostuum. Zijn nagels manicurend met een ivoren pennemesje. De brandvlek op zijn wang gloeide

[pagina 75]
[p. 75]

purperachtig op. Een afzichtelijk persoon. Rode, gezwollen lippen. Een eenzaam mens, oordeelde ik. Daar kon ik vast wel mijn waar aan slijten. Ik liep tot vóór zijn tafeltje en vroeg of ik mocht plaatsnemen. Hij gebaarde me te gaan zitten en zei, ‘Als mijnheer tenminste in mijn aanwezigheid gesignaleerd wil worden. Er zijn er namelijk niet zo veel die dat willen moet mijnheer weten.’ Hij tikte met zijn pennemesje tegen zijn glas en keek langs me heen de zaal in. ‘Ach, mijnheer, moet u nu toch weer zien wat daar binnenkomt. Das gibt's nur einmal, das kommt nie wieder, das ist zu schön um wahr zu sein. Maar ja, men heeft zijn uiterlijk mee of men heeft het niet. Ik heb het niet.’

‘Ach,’ zei ik, ‘het zijn de besten niet die op het uiterlijk afgaan. En vrouwen...’ Ik schopte tegen mijn koffer. ‘Vastigheid, daar gaat het om. Ik bied vastigheid.’

Kunz' belangstelling was gewekt. Hij zond me een knipoog toe. ‘Misschien dat we ons beter elders kunnen terugtrekken, mijnheer.’

We vertrokken naar een regimentscafé waar Kunz met luid gelach en spottende opmerkingen begroet werd. Ik voelde me er niet gemakkelijk onder. We hadden wellicht een betere plek kunnen uitzoeken.

‘Allemaal flauwekul, mijnheer,’ zei Kunz, plaatsnemend. ‘Let op, er komt een dag dat ze niet langer om me zullen lachen. Dan moeten ze zien dat ze hun kloten redden en dat is niet zo'n vrolijke aangelegenheid. Ha, de Janitsarenmuziek tuit al in mijn oren.’

Ik schrok. ‘De Janitsarenmuziek, mijnheer Kunz? Maar daar mag u toch niet mee spotten. Dat hoort zelfs voor een geplaagd man als u een ernstige zaak te zijn.’

‘Pah,’ snoof Kunz en zijn gefluister begon schor te klinken. ‘En denk maar niet dat het bij muziek alléén blijft. De pest zullen ze over het land jagen, de cholera en de tyfus, driekoppige kinderen zullen ze bij onze vrouwen verwek-

[pagina 76]
[p. 76]

ken’, en hij draaide een reeks gesels en plagen af waar je het hart van in de keel klopte.

‘Maar het is toch zo'n mooi land waarin wij leven, mijnheer Kunz,’ onderbrak ik hem tenslotte, ‘en wat u nu vertelt is verschrikkelijk. U moet wel een heel ziek mens zijn dat u dat allemaal weet te bedenken.’

Kunz keek me met een lege blik aan. ‘U wilt liever lachen?’ vroeg hij. ‘Maar lachen is een treurige aangelegenheid.’ En hij begon te kwaken, te kwaken, zo luid en onsamenhangend dat de gasten zich naar hem omkeerden en dreigend hun vuisten hieven. Kunz stond op, haalde gelaten zijn schouders op en zei, ‘U ziet, mijnheer, er is heel wat voor nodig om geliefd te raken bij de bevolking. Tja, niet iedereen heeft nu eenmaal zijn uiterlijk mee. Adieu, wellicht zien wij elkaar nog eens.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken