Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Turkenvespers (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Turkenvespers
Afbeelding van TurkenvespersToon afbeelding van titelpagina van Turkenvespers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.36 MB)

Scans (13.13 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.53 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Turkenvespers

(1977)–Louis Ferron–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 288]
[p. 288]

37 Friedenspredigt an die Nation

Op de Heldenplatz, waar het keizerlijk maanteken verschrompelde, had men luidsprekers aan de gevels gehangen omdat er een toespraak gehouden zou worden. Een mooie toespraak, werd tegen de mensen gezegd en wie niet wilde komen luisteren, die kon het wel eens slecht vergaan.

De aartshertog-regent sprak aldus:

‘De oorlog is een sterkende ijzerkuur voor de mensheid en met name voor dat deel van de bevolking dat ongewapend moet toezien hoe er gestreden wordt. De krijgstrompet roept de krachten tot leven die door de knagende zorgen van alledag werden ondermijnd. In tijden van vrede heeft de burger zo gemakkelijk de neiging de dingen maar te ondergaan en weg te duiken voor de gevaren die hem bedreigen. Maar pas de oorlog daagt de ongewapende burger uit tot een duel tegen overmacht en wetteloosheid. De oorlog eist van ieder en op elk moment een mannenhart en een mannenoog en wapent de burger met de grote gevaren tegen de kleine. Daar men de hoogste mate van dapperheid betoont door vasthoudendheid te betrachten in plaats van door er maar blindelings op in te slaan, heeft de ongewapende burger meer behoefte aan die vasthoudendheid dan de bewapende, nog afgezien van het feit dat het krijgsbedrijf meer mensenlevens kost. Als dit het geval is, dan moet de oorlog die de laatste jaren gewoed heeft een schat aan ware mannen hebben opgeleverd. En wat hebben wij in de toekomst meer nodig dan mannen?

Geheel in tegenstelling tot Sem, die zijn mantel over zijn

[pagina 289]
[p. 289]

ontklede vader wierp, heeft ons volk de neiging de mantel nog wat verder van het vaderland af te trekken en roepen wij er, als Cham, de spotters bij. Maar de naaktheid van ons vaderland is in dit geval onze lafheid. Wij waren te laf om onze nederlaag te erkennen. Nu hebben wij mannen nodig die deze lafheid met de mantel der liefde willen bedekken. Mannen die, gestaald door de beproevingen, bereid zijn aan de geest de voorrang te verlenen boven het zwaard.

Waarom beschikken wij nog niet over een volksuitgave van het heldenboek waarin de daden van juist die standvastige burgers zijn vastgelegd. Ik ken minstens één man die zo'n heldenepos graag eens zou willen inzien, namelijk hij die, tot ons geluk, dieper in onze geest schijnt te zijn doorgedrongen dan in die van het volk waarover hij heerst. Ik bedoel het volk der Turken. Ik bedoel de grote Ottomaan Emin Pasja.

Landgenoten, het is een plezierig verschijnsel dat de natuur alle grote heldenvan Alexander tot Caesar, van Karel de Grote tot Napoleon, als wondebalsem voor de onderworpen volkeren, liefde en belangstelling voor wetenschap en cultuur heeft meegegeven, zoals Apollo naast de pestpijlen ook over de lier en de muzen beschikte. De wetenschap behoedt, zeker als haar licht over grote naties schijnt, de edele krachten die het te allen tijde voor de vrijheid opnemen. Groot licht verdicht zich tenslotte tot een warmte die het leven bevrucht en tot opstanding aanzet. Dit loochenen zou betekenen dat men er vanuit gaat dat de mensheid door de duivel geschapen is en dat zij wetenschap en cultuur slechts van node heeft om aan het duivels evenbeeld evenwaardig te worden.

Dit volk wil vrede, dit volk wil vooruitgang. Daarom heeft het voor de geest der rede gekozen en niet voor het zwaard.’

Ik dacht aan Cobenzl en Farinelli die naar de Turken wa-

[pagina 290]
[p. 290]

ren overgelopen en kon me de voorliefde van Emin Pasja voor de wetenschap goed voorstellen. Maar evengoed klonk het mooi wat de regent zei. Rede, wetenschap, vooruitgang. Wie had er geen behoefte aan nu iedereen wel een broer of verloofde aan de schansen had liggen? Broederschap met de Turken kon er dan ook nog wel bij.

De regent besloot zijn toespraak met een peroratie over de midzomernacht waarin het avondrood en het morgenrood met elkaar versmelten, zoals angst en hoop met elkaar versmelten.

‘De avond van het westen, de morgen van het oosten, dan kan de zon niet ver meer zijn.’

Het volk riep, ‘God behoede Rudolf de regent’, en men sloeg elkaar op de schouders en besloot er een brandewijn op te gaan drinken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken