Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De kinderen van de grote fjeld (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van De kinderen van de grote fjeld
Afbeelding van De kinderen van de grote fjeldToon afbeelding van titelpagina van De kinderen van de grote fjeld

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.18 MB)

Scans (8.11 MB)

ebook (3.38 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Illustrator

G.D. Hoogendoorn

Vertaler

Nora Basenau-Goemans



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Zweeds / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De kinderen van de grote fjeld

(1948)–Laura Fitinghoff–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 47]
[p. 47]

Alle hens aan dek.

Er heerste onrust en een gedrukte stemming in huis, maar alles verkeerde weer in louter vreugde, toen Ante met Goudsik aan zijn zijde binnentrad Lisa kreeg meer dan een grote kan vol warme, schuimende melk van de geit. Het was voldoende voor de pap en voor de koffie; het was een feestmaaltijd, vond het troepje.

Maar wat zag het er uit in het vertrek! Oude kapotte schoenen, die Pelle nog lappen moest, lagen overal in 't rond. Het hooi lag verspreid over de vloer. Ware het niet, dat het gezegende vuur in de haard brandde en de gehele kamer verlichtte, dan was het er zeker de gehele dag donker geweest, want de binnenkant van het raam was grauwzwart van vet en vuil en van buiten plakte de sneeuwstorm klompjes sneeuw tegen de ruit aan, die vastvroren.

Ante en Lisa begonnen alles op te knappen. Malena zocht de koperen kam op uit hun rugzak en toen zij hem gevonden had. begon zij de kleintjes te kammen, die hun misnoegen hierover te kennen gaven door telkens hard te gillen, want Malena wilde het krulhaar van Greta glad kammen en het gladde haar van Kaisa opkrullen.

[pagina 48]
[p. 48]

Toen dat achter de rug was, moesten de halfbevroren gewonde teentjes en de blaren van de hielen worden schoongemaakt; het berkenbasten doosje, gevuld met zeep, die moeder nog had bereid, werd uit de rugzak te voorschijn gehaald; het was heerlijk om de voetjes in warm water te stoppen en ze schoon te poetsen en daarna streek Malena er varkensvet op, dat in een fles in de rugzak was meegevoerd.

Hoe Lisa ook vroeg om niet zo te knoeien, de kinderen plasten verschrikkelijk, zodat zij het maar het beste vond om heel de vloer nat te maken en te schrobben.

Ante, Malena en Lisa kregen elk een bijeengebonden bos berkentakjes. Zij strooiden zand over de vloer, die met warm water werd afgespoeld, bonden de bossen berkentakjes onder hun voeten vast met een wilgenteen, en schrobden toen de vloer, dat de splinters er af vlogen, want de planken waren half vergaan hier en daar. In geen jaren was de vloer hier geschrobd geworden; zeker niets sinds ‘zij allen’ de hut hadden verlaten en den ouden dronkaard aan zijn lot hadden overgelaten.

De kleintjes zaten naast elkaar in het bed van den brilleman en maakten poppen van stukken hout. De kleine jongens wasten de houten kommen en lepels af en schraapten de pappan schoon onder een oorverdovende herrie.

Pelle schrok toen hij alle kapotte schoenen en laarzen zag die de kinderen om hem heen zetten.

Toch voelde hij zich innig vergenoegd bij de gedachte hoe blij de mensen zouden zijn op de hoeven in de buurt, wanneer hij ze versteld weer terug bracht. Het was algemeen bekend, dat Pelle liever dronk dan werkte.

[pagina 49]
[p. 49]

Zo nu en dan balde hij zijn vuist eens in de richting van de kleine kamer, waar de brandewijn-fles stond in gezelschap van nog veel meer flessen met drank. De laatste borrel moeten jullie zelf maar houden! Ik zou hier anders vandaag als een zwijn hebben gelegen, als ik die ‘laatste borrel’ had gedronken.

Merkwaardig toch, dat die kinderen hier binnen zijn gekomen! Alle bedelaars, die hier gedurende de laatste jaren langs zijn gekomen, hebben best gezien, dat het hier een akelig hol was, dat zij het er niet beter op zouden krijgen door hier binnen te gaan en allen zijn voorbij gegaan. Maar de kinderen...... kluk, kluk, kluk.

De kinderen keken op, de brilleman lachte zeker weer, 't klonk net als geklok van water.

De kinderen - dacht de man verder - die wisten niet beter dan hun intrek te nemen bij zo'n dronken canaille. Had ik nu gisteren maar geen brandewijn gekocht, dan had ik nu geld om koekjes bij den bakker te gaan halen voor al die kleine engeltjes hier.

Moeizaam stond hij op, zette de koffieketel op de driepoot in het vuur en keek genoegelijk glimlachend, met half dichtgeknepen ogen om zich heen.

‘We drinken toch zeker een voormiddag-kopje koffie? Hemelse goedheid, natuurlijkl’ mompelde hij voor zichzelf, ‘dat meisje heeft waarachtig het verstand om uit zichzelf het raam te poetsen.’

De kinderen lachten tegen hem, warm en rood, zo werkten zij. De kleintjes in bed zongen hun poppen in slaap door zachtjes en lieflijk ‘Het paradijslied’ te zingen.

Magnus en Erik sloegen en schraapten met messen om de pappan schoon te krijgen, lachten en zongen het hoogste lied:

De zeenimf speelt op de blauwe golf.
[pagina 50]
[p. 50]

En dat was nog niet alles. Nu hieven zij een lied aan, dat Ante niet wilde horen, want het was alsof dat op hem van toepassing was.

 
Vlug was hij als de vlugste haas,
 
Ante dat was een stevige baas,
 
Vlijtiger dan de mieren,
 
Sterk was hij wel voor vieren.

Het klonk alsof zij hem wilden ophemelen met dat liedje en hij werd boos en vond dat zij wel wat anders konden zingen.

Zij behoefden ook geen gat te schrapen in andermans pan.

‘O die ijzeren pan kan er best tegen,’ verklaarde Pelle. ‘Het klinkt zo mooi om de kinderen te horen zingen; Zij hebben bij mij vroeger nooit gezongen. Zowel de vrouw als de kinderen waren eeuwig aan het kibbelen, voordat zij naar Amerika trokken, waar ik hen niet wilde volgen.’

‘Ja kinderen, nu is het zulk heidens weer vandaag, dat jullie hier moeten blijven, want buiten komen jullie niets eens tot de weg; lang te voren zouden jullie begraven zijn onder de sneeuw! Maar veel goeds heb ik niet om jullie aan te bieden, alleen wat bedorven meel voor pap, zoute spiering en dan koffie natuurlijk.’

Nou, zou dat niet genoeg zijn?’ zei Ante, die zich oprichtte.

Hij had op de knieën gelegen en had de vloer met een handvol berkenbast wit en droog gewreven en geschuurd.

‘Wij vinden het gezellig om hier te mogen blijven,’ vond Malena nu. ‘Als we alles netjes hebben, dan is het als thuis in onze hut, maar thuis hadden wij bloemen voor het raam.’

[pagina 51]
[p. 51]

‘Ja maar, wacht eens,’ bedacht Malena zich. Fluks sprong zij op. ‘Ik heb de kleine cactus meegenomen in onze rugzak.’

Zij ging naar de zak, die aan een haak bij het raam hing, zocht tussen alle rommel en haalde een zakje te voorschijn.

‘Kijk eens, hij leeft nog, die mooie, aardige, kleine cactus; de aarde zit er nog aan vast. Zeg vadertje, geef mij een stukje berkenbast om hem in te poten.

Pelle wees waar zij dat kon vinden.

Toen plantte Malena de gehavende cactus in het stuk berkenbast, waarvan zij in een handomdraaien een potje had gemaakt; maar de cactus kon toch niet bepaald bogen op de woorden mooi en aardig.

Zij fluisterde even met de ouderen. Verlegen, maar met een plechtig gezichtje ging zij toen naar hun gastheer toe.

Met een bevend stemmetje vroeg zij of hij haar kleine mooie cactus ten geschenke wilde hebben. Zij had hem van den onderwijzer op school gekregen en er kwamen later zulke prachtige vuurrode bloemen aan, zo groot als een koffiekop. Maar de cactus moest voor het raam staan, zodat de zon haar beschijnen kon en moest ook elke dag water hebben.

Pelle had niet veel verstand van bloemen. Hij vond, dat deze veel geleek op de staart van een bever, maar een met scherpe, kleine naalden.

Maar wel begreep hij, dat het kleine meisje iets weggaf, waarvan zij heel veel hield, dus maakte hij het militaire saluut, daar hij geen pet op had om af te nemen en gaf haar de hand om te bedanken.

‘Alsjeblieft,’ zei Malena. zo koninklijk minzaam, als had zij een hele bloementuin weggeschonken.

‘Ik weet eigenlijk niet hoe wij zonder brood zullen

[pagina 52]
[p. 52]

doen,’ bedacht Pelle, terwijl hij zijn bril weer in zijn nek schoof. ‘Zie je, ik denk er nooit veel over wat ik zal eten; dat is wel niet goed, maar het is nu eenmaal om en daarom heb ik niets in huis.’

‘Als er meel is, kunnen wij wel bakken,’ zei Lisa een beetje verwaand. ‘Stook dan de bakoven maar op.’

‘Wij hebben het thuis dikwijls erger gehad, bijv. toen wij de vorige winter en deze winter ook, gemalen boomschors en gehakt stro in het meel moesten doen,’ vertelde zij verder.

‘Ante,’ ging zij voort, ‘haal jij hout en maak de oven aan; een broodtrog heb ik in de kleine kamer gezien, die zal ik halen.

Jongens, zet de pan op het vuur en gooi er wat water in voor het deeg. Wij moeten stijf deeg maken, omdat het meel bedorven is.’

‘En mag ik dan die vacht van gisteren over het stro leggen, dan ziet het er gezelliger uit,’ vroeg Lisa.

‘Zodoende, het moet er uitzien als bij welgestelde mensen; ja, haal de vacht maar, dan stoppen wij die om het stro heen. Het lijkt hier waarlijk wel Kerstmis. Van Kerstmis heb ik nooit veel gemerkt, als ik dronken was.’

Weldra vlamde het vuur in de bakoven naast de haard. Lisa en Malena werkten en zwoegden om het deeg te bereiden en er dunne koeken van te rollen op de tafel. Zij hadden keihard deeg gemaakt, opdat het wat zachter zou worden door het bakken. Zo deed moeder ook.

Ante stond voor de oven. Hij nam de uitgerolde platte broodkoeken aan, waarin met een bosje kippen-veren volop kleine gaatjes waren geprikt en bakte de koeken gaar voor het vuur; telkens moest hij ze met de broodspade omkeren, opdat ze niet zouden verbranden.

[pagina 53]
[p. 53]

Het was een leven en een rumoer in de kamer van je welste.

Ook het middageten moest worden gekookt. Pelle stelde voor om pannekoeken te bakken in de warme oven. Spekvet had hij in een kruik en dat kon er later heet over worden gegooid, dus dan werd het een fijn maaltje met het verse brood er bij.

Grauw was het brood wel en taai ook, zó taai, dat je tanden er wel op konden afbreken, maar toch smaakte het onbegrijpelijk lekker en dat is meestal zo, wanneer kinderen zelf iets hebben gebakken.

Goudsik mocht er uit om voedsel te halen, waar zij het 's ochtends ook had gevonden. Later kreeg zij de restjes. Toen gaf zij rijkelijk melk.

Pelle was wel anders gewend geweest: brandewijn had meestal voedsel vervangen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken