Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De kinderen van de grote fjeld (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van De kinderen van de grote fjeld
Afbeelding van De kinderen van de grote fjeldToon afbeelding van titelpagina van De kinderen van de grote fjeld

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.18 MB)

Scans (8.11 MB)

ebook (3.38 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Illustrator

G.D. Hoogendoorn

Vertaler

Nora Basenau-Goemans



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Zweeds / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De kinderen van de grote fjeld

(1948)–Laura Fitinghoff–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 145]
[p. 145]

De Lappenhut

In de verte, waar de weg langs de oever van de overkant steil naar boven ging, zagen de kinderen nu een bos van grauwe, dorre takken, een bos dat zich zachtjes aan voortbewoog.

Lap-Mattes liet een luid weergalmend gejoedel horen; een wonderlijk, fel doordringend geluid, dat als het ware uit de keel en van het gehemelte tegelijk kwam.

De kinderen van de Frostmofjeld kenden echter de zeden en gebruiken van de Lappen zó goed, dat zij begrepen, dat Mattes nu in een lied, voor het ogenblik gedicht, zijn vrouw, zijn kinderen en den rendier-bewaker begroette.

Hij vertelde, ook al joedelend, de ontmoeting met de kinderen, zodat in de Lappenhut hun lotgevallen al bekend waren, lang voordat zij de rendierkudde hadden bereikt.

‘De stier is de hele dag aan de haal geweest,’ joedelde Mattes. ‘Gevonden kleine Zweedse kinderen bij bevroren water, bang voor den Lap, blij dat zij Mattes van de berenfjeld herkenden. Lapvoedsel zullen zij krijgen, slapen in onze hut. Verlaten zijn zij, geen vader, geen moeder.’

Nerlja schoof zijn voeten in de ski's, zodra hij de

[pagina 146]
[p. 146]

rendierkudde in het oog kreeg. Pijlsnel, als een opgejaagde zeevogel, vloog hij voort over het ijs.

De anderen hoorden weldra het geblaf der waakhonken, die om de kudde, die uit meer dan duizend rendieren bestond, heenrenden.

 

De Lappen waren bezig hun tenten op te slaan, niet ver van het grote dorp, dat de kinderen gezien hadden vanaf de rivier. Het was zwaar werk voor de honden en voor de Lappen, om de soms erg weerbarstige dieren door de nieuwe pas bij de rivier in de omheinde ruimte te brengen.

Mattes skide er vandoor om zijn bijstand te verlenen.

Magnus, Malena, ja zelfs Ante liepen als slaapwandelend voort en sleepten zich letterlijk verder.

Zij konden haast niet eens meer lachen, toen de kleine Mattes van één jaar hun tegemoet kwam vlak bij de tent, rondwaggelend in de sneeuwmodder, even naakt als toen hij geboren werd.

Sigri, zijn zusje, had veel moeite hem mee te tronen naar de tent, na hem eerst gevangen te hebben.

De Lappenmoeder, Cecilia, was beslister in haar optreden. Zij nam het spartelende kereltje op, stopte hem in de ‘klubb’, een lange wieg, die van rendierhuiden vervaardigd is met de zachte huid aan de binnenzijde, en bond kleinen Mattes vast, het zachte bontomhulsel rond zijn van leven en ondeugendheid spartelende lichaampje.

De moeder hing de klubb met riemen op aan een smalle boomstam, die vastgesjord was aan het bovenste deel van de tent Sigri wiegde het kind heen en weer en zong het wilde, maar toch sussende wiegelied der

[pagina 147]
[p. 147]

Lappen voor kleinen Mattes, die stil werd, luisterde en weldra insliep.

De arme, vermoeide, kleine wandelaars vielen op de rendierhuiden neer, die als een dik kleed rond het vuur, dat in het midden der tent brandde, gespreid lagen.

Zij werden na ingeslapen te zijn weer wakker gemaakt om wat van de sterke koffie te drinken, die hun door de huismoeder werd aangeboden.

Geen koffie en niets ter wereld was in staat Magnus' ogen open te krijgen. Maar het was merkwaardig hoe die koffie Ante en Malena opknapte. Zij hadden ineens honger en zij proefden hoe onbegrijpelijk lekker rendiervlees smaakte op volkoren-koeken. Zelfs de zwarte, sterke soep van rendierbloed vonden zij smakelijk. Voor de rendiermelk, die hun werd aangeboden in een sierlijk gesneden houten kom, uit één stuk vervaardigd, zoals Ante opmerkte, bedankten zij echter. Bitter smaakte zulke melk, voor wie gewend was aan geitemelk.

Goudsik, wier rijke melkvoorraad het Lappengezin werd aangeboden, stapte netjes over de huiden heen en legde zich behaaglijk ter ruste op de verste tenthuid.

Magnus sliep nog steeds als een blok. Toch heerste er een vreselijk drukte buiten de tent: de Lappen schreeuwden en riepen de rendieren toe, wanneer zij de lasso's over de horens der rendierkoeien wierpen, wier tijd het was om gemolken te worden. De koeien stelden zich te weer met alle vier hoeven in de sneeuwpap, maar tenslotte werden zij toch uit de troep getrokken en werden stil gehouden door Lappen, terwijl de melkmeiden ze molken en de melk opvingen in kleine houten nappen.

Rendierkoeien en kalveren staarden verwonderd naar Ante en Malena, die hand in hand en geleid door Sigri, tussen de geweldige kudde rondliepen.

De Lappen gingen rustig tussen de stieren door, die

[pagina 148]
[p. 148]

samen vochten en tegen elkander optornden met tenslotte in elkaar gestrengelde geweien en tussen de lasso's, die hun om de oren vlogen.

De steeds waakzame Laphonden zagen soms plotseling een rendier, dat er ongemerkt vandoor wilde om een beter graasplekje te gaan zoeken; zij vlogen er dan op af, midden tussen de kudde door en wie hun dan in de weg kwam, moest zorgen stevig op zijn benen te staan.

Overal klonk de wonderlijk zachte en toch wilde taal; de Lappen praatten druk met elkaar, wezen met heftige gebaren naar de kudde, schreeuwden soms om zich bij al dat lawaai verstaanbaar te maken. Zo'n rendierkudde bracht veel werk mee: rendierossen moesten gevangen worden en getemd om de sleeën te trekken. Kleine kalveren op onvaste poten moesten verzorgd worden en weer andere rendieren moesten worden uitgezocht voor de slacht.

De vrouwen praatten liefkozend, op half-zingende toon met de koeien, die gemolken werden. of zij hurkten neer met een jong, zijde-zacht rendierkalfje in hun schoot, terwijl de rendierkoe, de moeder, er naast stond en met tederheid in de vochtig-glanzende ogen toekeek.

Ante en Malena werden duizelig van dat drukke leven, hoewel zij toch dat grappige taaltje en het vrolijke rumoer, dat in het kamp heerste, aardig vonden.

Zwart en vettig steeg de rook uit de opening in het dak van de tent naar boven.

De kleine jongens, die joedelend hadden rondgetold in de sneeuw, hier geduwd door een rendier, daar door een hond of door mensen, trokken nu naar de tent om te eten en dan ter ruste te gaan.

Het bos van geweien werd ijler. Het ene gewei na het andere zakte weg in de staande kudde. Meer en meer

[pagina 149]
[p. 149]

rendieren gingen liggen. Weldra rustte de gehele kudde voor de nacht.

De Laphonden, die hun voedsel hadden gekregen in de tenten, sliepen daar ook in de warmte, zoals zulke waakhonden slapen met gesloten ogen, maar met de oren waaks gespitst, oplettend luisterend of ook het minste of geringste gevaar van wolven dreigde.

Mattes kwam de tent binnen met zijn grote zoons en zijn knecht. Eten en koffie had moeder Cecilia voor hen gereed staan. De vrouwen die tot de familie behoorden en de rendiermeiden kwamen ook binnen, hongerig en moe. Maar niet zo moe, of zij konden nog grapjes verkopen.

De mannen rookten uit korte, witte pijpjes. De oudere vrouwen eveneens. Zij dronken zwarte, sterke koffie met zout en vertelden elkaar allerlei avontuurlijke verhalen: van een ouden wolf, die niet te doden was, die betoverd was en waar kruit noch speer vat op hadden. En zij fluisterden elkaar toe wat Mattes had gezien, toen hij deze laatste Midzomernacht op de offerberg stond. Hij had alles gezien wat er in het land zou gebeuren dit jaar. Hij kon voorspellen, of er vrede zou zijn, oorlog of pestilentiën, of het een goed of een slecht jaar zou zijn. De dood had hij met zijn helderziendheid kunnen volgen.

Al dat gepraat in de Laplandse taal vertaalde Sigri voor Ante en Malena en Sigri dikte het hier en daar misschien wel wat aan en zorgde er voor, dat alles een beetje griezeliger klonk dan het was.

Wonderlijk, dat een mens slaperig kan worden bij zulke verhalen! Maar Ante's en Malena's ogen vielen toe van de slaap. De natte schoenen, sjaals en truien hadden zij uitgetrokken en nu rolden zij zich in een rendierhuid naast Sigri en waren weldra vast in slaap.

[pagina 150]
[p. 150]

Buiten sliep de rendierkudde. Honderden levens en toch doodstil. Boven dat alles flonkerde de zacht-glimlachende sterrenhemel van een Lentenacht en schitterde boven de tent der arme Lappen, zoals die hemel de vorige nacht had geglansd over het groene bos.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken