Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De kinderen van de grote fjeld (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van De kinderen van de grote fjeld
Afbeelding van De kinderen van de grote fjeldToon afbeelding van titelpagina van De kinderen van de grote fjeld

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.18 MB)

Scans (8.11 MB)

ebook (3.38 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Illustrator

G.D. Hoogendoorn

Vertaler

Nora Basenau-Goemans



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Zweeds / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De kinderen van de grote fjeld

(1948)–Laura Fitinghoff–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 202]
[p. 202]

Alle zeven van de kleine grijze hut

Malena kreeg nu hetzelfde verhaal te horen, dat Ante reeds eerder gedeeltelijk gehoord had van den proost: de gescheiedenis over hemzelf en zijn broers en zusjes.

Hun tocht van de fjelden naar meer bewoonde streken was bekend geworden, roerend en verwonderlijk, als deze was geweest. De opperhoutvester had het onder andere verteld in de pastorie, toen hij daar te gast was om bomen te merken, die geveld moesten worden.

Hij had gesproken over zijn ‘kleine meisjes’ en lang en breed uitgeweid over de verrukking van zijn vrouw en van hemzelf over het bezit van de kleine kinderen.

‘Dat waren onze kleintjes: Greta en Kaisa, die hun kinderen werden,’ riep Malena uit. ‘Lieve mensen, leven zij nog?’ ging zij vol vuur voort, geheel en al haar verlegenheid vergetend.

‘Of zij nog leven? En óf! Het zijn de gezondste, vrolijkste, snoeperigste kleine meiskes, die jij je maar kunt voorstellen!’

‘En stel je voor, Malena, zij hebben elk een geit gekregen, die samen in een mooie, pasgebouwde geitenstal wonen.’

[pagina 203]
[p. 203]

‘Niet te geloven! Wat enig! En hoe heten die geiten, denkt U, of weet U dat niet?’ vroeg Malena met tintelende ogen.

‘Ja, dat heeft de houtvester ons ook verteld. Eén heet Goud... Goud... hoe was het ook weer?’

‘Natuurlijk Goudsik,’ verklaarde Malena. ‘Ante, de geit heet Goudsik, zoals onze Goudsik.’ Malena kon niet meer blijven staan van opwinding. ‘En de andere, hoe heet die?’

‘Witvlek.’

‘O, dan heeft die geit twee witte vlekken onder haar neus, inplaats van een sik. Dat is een goed soort melkgeit,’ meende Malena, met het gezicht van een ervaren stalmeid.

‘En weet je, die twee kleine meisjes hebben elk een mooie pop, met een mooie porseleinen kop, met dikke porseleinen vlechten, en die heten Lisa en Malena.’

Nu was Malena op het punt om de tranen, die in haar ogen sprongen, te laten rollen.

‘De proost is op zijn terugweg ook bij den houtvester aangeweest en vandaar is hij gegaan naar een grote boerderij.’

‘Misschien is het die boerderij, waar Erik en Lisa zijn gebleven?’ viel Malena haar vol verwachting in de rede.

‘Ja juist; Lisa is daar dochter in huis. Zij heeft leren spinnen en weven en zij bezit nu een eigen groengeschilderde weefstoel en toen de houtvester daar op een avond kwam, zat Lisa bij de haard te spinnen en twee kleine jongens......’

‘O, o, dat weet ik, dat zijn Erik en Kalle,’ kwam Malena weer tussenbeiden met een sprongetje in de lucht van plezier.

‘Ja, zij kwamen binnen met armen vol brandhout en

[pagina 204]
[p. 204]

gooiden dat op het vuur, dat vrolijk hoog opvlamde in de grote haard.

Lisa vertelde van de geiten, die zij verzorgde en waarom de mooiste Goudsik heette. Erik en Kalle hadden elk een veulen en die veulens heetten Ante en Magnus.’

‘Heb je ooit zoiets gehoord. Ante?’ vroeg Malena met een blik achterom naar Ante, die stralend van geluk aan de tafel zat en met zijn hoofd in de handen het verhaal meeleefde.

‘Maar,’ vroeg Malena, met iets van medelijden in haar stem: ‘hij was zeker héél slordig gekamd en gewassen?’

‘Volstrekt niet; de jongens zagen er allebei fris en helder uit.’

‘Gelukkig!’ zuchtte Malena opgelucht.

‘Maar nu komen wij aan een verhaal, wat jij je nauwelijks zult herinneren, omdat je zoveel hebt afgelopen en bij zoveel verschillende mensen bent geweest. Herinner jij je nog iemand, die schoenen en laarzen maakte?’

‘O, Ante! De brilleman!’ riep Malena, schaterend van plezier. ‘In een klein, grijs hutje woont hij. Leeft hij nog?’

‘Lief, warm hartje,’ lachte Sylvia's moeder, terwijl zij de gebaren en gelaatsuitdrukkingen van het kind gadesloeg, wier moeder zij zou worden en in alles wat Malena zei of deed stelde zij belang.

‘Woont hij nog in dat kleine hutje onder aan de berg, de bril... Ante, hoe was ook weer zijn echte naam?’ vroeg Malena.

‘Laars-Pelle, heette hij.’

‘Nou die Laars-Pelle kreeg op een avond bezoek van zeven erg hongerige kinderen.’

‘Vreselijk hongerig,’ zuchtte Malena. ‘Maar wij hadden eten gehad in het begin van de dag, denk daaraan Malena,’ klonk Antes stem.

[pagina 205]
[p. 205]

‘De kinderen waren vreselijk moe, denk ik,’ ging de vrouw van den dominee voort.

‘Niet zo héél erg,’ zei Malena, onder de invloed van Antes woorden. ‘Alleen onze benen en voeten, die open blaren hadden gekregen, waren een beetje moe toen wij binnenkwamen, maar zelf waren wij niet zo erg moe. Néééé... maar we waren bang.’ Malena staarde voor zich uit bij die herinnering. Zij lachte zó, dat zij voor dien man in de kleine hut bang waren geweest. Zo weinig wisten zij nog waarvoor zij wel bang moesten zijn.

‘Zij hadden een geit bij zich,’ ging de vrouw van den proost voort.

‘Goudsik, natuurlijk,’ knikte Malena.

‘Nu, die Laars-Pelle had een cactus in een mooi potje op de vensterbank staan.’

‘O, mijn kleine cactus, waar ik zóveel van hield, dat hij de eerste dag mee mocht op de tocht.’

‘Juist, die cactus natuurlijk. Het raam bij Laars-Pelle was tegenwoordig blank gepoetst, opdat de cactus het goed zou hebben, zie je. Toen het venster goed licht doorliet, bemerkte Pelle hoe vuil en rommelig het binnen was en nu houdt hij ook de hut netjes en heeft een schone vloer en een witgekalkte haard en weet je wat het mooiste van alles is, hij heeft de brandewijnflessen één voor één stuk geslagen. Hij kon ze niet meer zien... en nu heeft hij een geit aangeschaft. Malena, een grote, prachtige melkgeit, die de houtvester voor hem heeft gekocht.’

‘En ze heet natuurlijk Goudsik, zowaar als ik hier sta,’ schreeuwde Malena het haast uit van verrukking. ‘Hij wilde onze Goudsik kopen, want, zei hij, als ik altijd melk had voor mijn pap en voor de koffie, dan behoefde ik geen brandewijn te drinken. Zie je wel Ante, dat het goed was dat je ons allemaal meenam en Goudsik ook?

[pagina 206]
[p. 206]

Soms was het of je er spijt van had, maar zie je het was goed. Geen sprake van, dat Pelle er over gedacht zou hebben zijn hut netjes te houden en niet meer te drinken, als hij onze Goudsik niet had gezien.’

‘Ja,’ lachte de vrouw van den dominee, ‘al heeft Goudsik hem nu niet bepaald geleerd de hut netjes te houden toch heeft zij haar opgave vervuld.’

‘Ja,’ gaf Ante toe, ‘wel was ik dikwijls angstig, maar nu is alles goed en behoef ik ook niet meer bang te zijn voor Malena's lot.’

Malena keek angstig naar Ante bij de gedachte haar steun en troost te moeten missen.

‘'s Zomers komen wij altijd een paar weken hier bijeen, hoor!’ zei Sylvia's moeder, ‘en Ante komt ook eens bij ons in Stockholm.’

Malena boog haar hoofdje.

‘Lief klein kind,’ zei haar toekomstige pleegmoeder, ‘Ante krijgt véél zusjes en Sylvia is zo alleen, zonder zusje.’

‘Misschien heeft moeder mij naar Sylvia gezonden, zoals Goudsik naar Laars-Pelle,’ mompelde Malena zachtjes. Zij keek haar pleegmoeder recht in de ogen en vond haar nu niet alleen mooi en fijn, maar ook lief en goed. Zij spartelde nu ook niet meer tegen, maar legde haar armpjes rond de hals van haar pleegmoeder en begreep, dat zij nu een zusje was van Sylvia.

Vader en moeder, een tehuis en een zuster waren er dus ook voor Malena, de laatste, die alleen over was gebleven van de zeven kinderen, die midden in het noodjaar, alleen, zonder vader of moeder, een klein grauw hutje hadden verlaten op een sombere, koude wintermorgen, toen het vuur daarbinnen in de haard was uitgedoofd.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken