Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Brieven van Nonkel Pastoor (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Brieven van Nonkel Pastoor
Afbeelding van Brieven van Nonkel PastoorToon afbeelding van titelpagina van Brieven van Nonkel Pastoor

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.52 MB)

ebook (2.79 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Brieven van Nonkel Pastoor

(1935)–Emiel Fleerackers–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 48]
[p. 48]

Bertje heeft een slechte kaart verdiend; maar 't was de schuld van zijn gebuur!... En nu heeft hij in de studiezaal een ander plaats gevraagd.

Nonkel antwoordt:

Beste Bertje,

 

't Eerste puntje van uw brief is een eerloosheid. Ge moogt niet zeggen dat het de schuld is van uw gebuur. En het tweede puntje is een lafheid. Ge móógt geen ander plaats vragen.

't Is sapperdeboere toch altijd de gebuur, die 't gedaan heeft. 't Was zoo reeds in den beginne van de wereld; en Adam op den dageraad van de schepping schoof het reeds in de schoenen van Eva... ‘De vrouw, die ge me gegeven hebt’... Nog een beetje, - O.L. Heer had het zelf gedaan!

[pagina 49]
[p. 49]

Zoo was 't met Adam, - en zoo is 't met de kinderen van Adam. 't Is altijd 't ander kind, dat misdeed - en begon.

En zoo is 't hem ook met de groote kinderen, als daar zijn diplomaten en generalen... En als 't oorlog is, - 't is altijd de schuld van den gebuur. Hij begon!

Misschien zit het hem zoo: al 't kwaad, dat we doen, is van een ander; 't goeie is van ons... Simpel genoeg; maar Bertje, daar zijn dingen in de wereld, die zoo simpel niet zijn. Goddank!

Hemeltjes-Heere toch! Wat zullen de pastors nog veel te preeken hebben en de parochianen nog fel te beteren, vooraleer alle schepselen iet-of-wat fatsoenlijk zullen wezen! Dat's nu 1900 jaren geleden, toen O.L. Heer zijn parabel preekte over dien Farizeër en dien Tollenaar;

- ‘Twee menschen gingen den Tempel binnen om te bidden; de één was een Farizeër en de andere een tollenaar. De Farizeër staande, bad dit bij zichzelf: O God! ik dank U dat ik niet ben gelijk de andere menschen, roovers, onrechtvaardigen, overspelers, of ook gelijk deze tollenaar.

Ik vast tweemaal per week, ik geef tienden van alles wat ik bezit.

En de tollenaar van verre staande wilde zelfs de oogen niet opheffen naar den hemel, maar sloeg op zijn borst, zeggende: ‘O God, wees mij zondaar genadig!’ -

We mogen natuurlijk van die hoogheilige woorden geen parodie maken; - sancta sancte!... toch, Bertje,

[pagina 50]
[p. 50]

parafraseer die parabel eens op uw eigen eentje, modern-weg, met toepassing op uwen eigen - ik!... In dezen aard zoo:

- ‘Twee jongens gingen de studiezaal binnen om te zwijgen... De één was Bertje en de ander X’...

En vooruit nu maar!... En eerlijk, zulle!...

Want, zie-je, Bertje! als ge zegt 't is mijn gebuur zijn schuld, dan zegt ge zooveel als: ik ben almachtig beter dan mijn gebuur! - en dat's verkeerd, jong!... Niemand weet wie goed is, wie slecht; en al wist ge permantelijk dàt ge beter zijt dan uw gebuur, dan moet ge dat nog niet zeggen. Laat O.L. Heer alleen daarover oordeelen. 't Is zijn vak.

'ne Mensch zou ook de biecht moeten uitoefenen in 't dagelijksche, natuurlijke leven; en op tijd en stond, durven zeggen en bekennen: Ik heb het gedaan; ik heb dat potje gebroken; ik heb de eerste gesproken in de studie.’ - In de biecht, - het H. Sacrament van de vlakke-blakke waarheid, - daar gaat het vromekes: ‘Ik... ik... ik. Eerwaardige vader... en geef mij nu maar een goeie penitentie... en een heilige absolutie.’ Maar buiten de biecht hoort ge niet anders dan: - ‘Mijn gebuur heeft het gedaan... en hij heeft begonnen... en hij verdient de straf...’

En 't schoonste van 't geval is dit nog; nl. dat uw gebuur thuis gaat vertellen dat het ùwe schuld is. Wat ik best-braaf geloof; want u ken ik, en uw gebuur ken ik niet. En wat er ook van weze: laat uw gebuur dit maar zeggen; dat staat op zijn rekening en op zijn kerfstok...

[pagina 51]
[p. 51]

En nu vlei ik mezelf met de zoete hoop, dat ge begrepen hebt, hoe eerloos het was te zeggen, dat het uw gebuur zijn schuld was.

En op voorhand hoop ik nu ook, dat ge beseffen gaat, hoe laf het is geweest, een ander plaats te vragen in de studiezaal.

En nu moet ge 'ns heel aandachtig lezen wat ik schrijven ga. 't Is de moeite waard, geloof ik.

Ecce dus:

'ne Mensch, Bertje, moet zijn plicht doen, en heilig worden, dààr, Bertje, waar de Voorzienigheid hem stelt... De Voorzienigheid, dat is, in mijn geval, zijn Eminentie; in uw geval, Pater surveillant. Zoo begreep het Job, en hij bewerkte zijn heiligheid op 'ne mesthoop. Maar 'ne mensch denkt altijd dat het hem beter, en schooner, en heiliger zou vergaan, als hij elders zat dan waar hij zit. Ik ben zelf ook zoo, Bertje; en dan kan ik soms een uur lang, zitten te mijmeren en te prakkezeeren, wat voor een ideaal Trappist ik wezen zou, als ik maar 'ns in een Trappistenklooster woonde... En intusschen verlies ik uit oog en hoofd, dat ik op mijn pastorij evengoed als te Westmalle, boeten en vasten kan.

En soms zou ik een star willen zijn, een star daarboven tegen den hemel of een genie onder de menschen - en wat zou ik een star zijn van eerste klas... en wat zou ik met verbazing slaan de starrekijkers, die me door hun zienbuizen zitten te bekijken!... intusschen vergeet ik dat 'ne pastor veel beter doet, met simpelweg een stille, gemoedelijke olielamp te zijn, en met simpelweg het werk te doen van een

[pagina 52]
[p. 52]

olielamp; dat is: wat klaarte te spreiden op het hoofd en op de handen en op het hart van zijn parochianen...

Beter een os dan een arend, Bertje!... met een os kun-je ploegen.

Daar bestaat zoo een fabeltje: de Japansche steenhouwer van een zekeren Douwes. Lees dat eens.

En vraag geen ander plaats. Uw plicht te doen, en heilig te worden, is geen kwestie van topografie ofte plaatskunde; maar van psychologie ofte: willen!

Denk er nog 'ns op na, Bertje, - en schrijf me uw besluit.

Op de parochie weinig nieuws. Geertje; van Susjes, met een auto te mijden, is onder zijn eigen kruiwagen geraakt en heeft zijn knoezel gebroken. Natuurlijk steekt hij de schuld op den autorijder. De veldwachter moet de zaak klaar spinnen.

En ook Sophie is in de week door een veloman overhoop gereden geweest. Gelukkig geen stukken! Alleen 't stuur wat scheef. Van den velo.

Ik zend u een Kruisje, Bertje, en moge O.L. Heer het kruisje laten gedijen.

 

Nonkel Pastoor


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken