Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Brieven van Nonkel Pastoor (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Brieven van Nonkel Pastoor
Afbeelding van Brieven van Nonkel PastoorToon afbeelding van titelpagina van Brieven van Nonkel Pastoor

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.52 MB)

ebook (2.79 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Brieven van Nonkel Pastoor

(1935)–Emiel Fleerackers–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 53]
[p. 53]

Bertje ligt ziek te bed met influenza.

Nonkel Pastoor antwoordt:

Beste Bertje,

 

Zoodus, 't gaat u niet wel naar den vleeze. U ligt met het ploddeke. Als het u troosten mag, ik zit ook niet in mijn sas. Ik ook zit almaartoe met de koorts. En de thermometer geeft me zoo een 37 en een half. Die 37, dat's niets, maar die halve...

We zitten beiden dus in 't zelfde bootje, - en 't bootje is lek. Maar gij moogt te bed; ik moet te been; uw werk kan wachten; 't mijn niet.

Een vuil ding, dat ploddeke! een vuil ding. 'k Had liever nog, zwak-door, een goeie zware ziekte, cho-

[pagina 54]
[p. 54]

lera b.v., of een gebroken been; dan weet ge persies waar het hem zit en hoe het hem zit; maar met ploddekes weet ge niets. 't Is geen serieus ding genoeg om een ziekte te zijn; en ge weet niet waar het op aanloopt noch van waar het gekomen is. Ik vroeg den dokter van waar influenza zoo al komen kan... ‘Van 't Latijn: in-fluere’ - zeit-ie. Ik was te lam om den kerel om zijn ooren te slaan... En ik zeg: geef me een goeie ziekte, een zware ziekte, maar een klare ziekte, met een hou-vast aan. Ik zit liever op een heuvel dan op een nagel, en 't zijn de kleine ziekten die 'ne mensch omver helpen.

Ik beklaag u, Bertje! en mijn hart is een spons die uw lijden opslorpt en omzet tot medelij. Dat 's misschien wat scheikundig gezegd, maar 't is toch zoo.

En ik zie u daar liggen, op uw lijdensponde, en de fut is eruit, nie'waar? en al wat ge eet, heeft zoo 'ne smaak van lauwe schoteldoek; en iedereen die u bezoekt, krijgt een teere ziel, en vraagt heel zoetjes: Hoe is 't ermee? - en gij kijkt uit twee flauwe oogjes, met een lam glimlachje, en ge probeert een handeken op te heffen, een mager, blauwbleek handeke, en ge murmelt: ‘Sti-il-le-kes...’

En de dokters weten geen raad, en ze geven een aspirinnetje, en: ‘Doe maar stillekes aan’ zeggen ze. Denken die gasten soms, dat 'ne mensch, met het ploddeke op zijn lijf en 39 koorts, goesting heeft om kasseien te gaan leggen?...

En die slapelooze nachten, nie'waar, Bertje!... Zoo maar te liggen, en te liggen, en den ganschen nacht door, te luisteren naar de klok, te luisteren

[pagina 55]
[p. 55]

maar; en heel de schepping slaapt en rust en ronkt, en gij alleen, als een verloren en verlaten ziel, gij ligt wakker!... Verleden nacht was ik eventjes ingedommeld - en plots liep me daar een haan af in de buurt!... Ik dacht: ‘Goed zoo! 't Is dageraad!’ - En 't was juist middernacht! en die haan was er krek vier uren neven!... 't stom kieken!

Maar alweer, Bertje, wij mogen niet overdrijven, en niet te veel kwaad zeggen van ons ploddeke. Ook aan een ploddeke is een goeie kant.

Heilige menschen zouden zeggen: beproeving Gods; wij zeggen: ploddeke. - 't Is eigenlijk hetzelfde ding, met een anderen naam.

En plodje-ziek zijn, is de beste tijd om geestelijk te profiteeren. En toen de Corinthiërs ziek lagen met het ploddeke, schreef hun S. Paulus aldus: Virtus in infirmitate perficitur. Wat bediedt: ‘Ge ligt ziek, o Corinthiërs? - Profiteert er geestelijk van.’ -

Laten we vooreerst zoo weinig mogelijk denken aan ons eigen ploddeke, en zooveel mogelijk aan 't ploddeke van mekander; en geloof me, Bertje, 't is voor mij een zalvende troost, in mijn gloeiende koorts, te mogen peinzen: ‘Nu, op dit oogenblik, lijdt Bertje, en lilt en trilt van de koorts!... Dank u, Bertje, dat ge me de gelegenheid schenkt de schoone deugd te beoefenen, die ze medelijden noemen!’ -

En denk een beetje op de martelaars: S. Laurentius, S. Bartholomeus en op mij en op de zielen in 't vagevuur, en op O.L. Heer aan 't kruis. 't Zal ons helpen om ons petieterig ploddeke gewillig te verdragen, Bertje, en O.L. Heer moet toch zien dat we

[pagina 56]
[p. 56]

niet altijd klets-klets-praten, als we bidden: Uw Wil geschiede.

En ziekzijn ook kan apostelwerk wezen. Wij boeten zoo wat voor onze eigen zonden, en voor de zonden van ander menschen. En nu ondervindt ge, nie'waar, waarin eigenlijk de gemeenschap der heiligen bestaat?

Enfin, Bertje, daar zijn meer menschen heilig geworden op een ziekbed dan op 'ne kermis. En toch gaan de menschen liever naar de kermis!... Aardig.

En welhaast komt verbetering. Bij mij is ze misschien al op komst. Ten minste, de dokter bekeurde me gisteren, en zei - ‘'t Is ne goeie... Wij winnen.’ - En binnen acht dagen ben ik weer frisch en primo-cartello, liet-ie hooren, meen ik... In alle geval: non est ad mortem...

'k Wensch het u ook zoo, Bertje!... En dan, - o dan, o Bertje! komt de aangename, eenige tijd der convalescentia!... Daar is in 't menschelijk leven niets zoo heerlijk als te genezen... stillekes aan weer bijeen te kruipen uit een ziekte... héél stillekes-aan te beteren. Ge zit daar in een zetel, lijk 'ne pacha, op een wit kussen, en aangevuld met witte kussens; - vóór 't venster, in een zonneke, dat ze persies voor u besteld hebben, zoo warm en zóó blij; ge zit daar lijk de zieke jongeling van Jan van Beers, of lijk dat meisje daar uit het Haantje van den Toren; en de Broeder brengt u appelsienen, die ge nog te zwak zijt om zelf te pellen; en ge hebt nog maar juist de kracht om ze te zuigen; en ge spreekt met een fluisterend stemmeke, en ge lacht met een zoet lachje, zoo

[pagina 57]
[p. 57]

zoet en zachtjes als sardienekes in den olie... Nie' waar?

En eens weer gezond, - dan, kloek weer aan den arbeid!... ja! dan gaan we wat zien, zooals Krispientjes zei - en hij maakte een paar schoenen zonder zolen.

Natuurlijk, het kan ook anders uitvallen, Bertje. Maar, si quid acciderit, zooals Cicero dit fijnekes zegt, en, moet er de dood mee gemoeid, gedenk dan het schoone woord van de Wijsheid: Beter een doode leeuw dan een levende hond...

Apropo van honden, de Baron heeft den hond doodgeschoten van Ciske den strooper; ge weet wel dien smerigen vos... En nu zaten ze gisteren in ‘De Zingende Molen’ bezig te wedden hoe lang de hond van den Baron nog leven zou... Ziek is hij niet; maar ik peinze toch dat hij het niet lang meer trekken zal, 't beestje. -

En Sofie stelt het ook niet al te best. Dan is 't weer 't een, zegt ze, en dan is 't weer 't ander; en soms is 't een en 't ander te zaam.

Ik zend u een kruiske, Bertje, en moge O.L. Heer 't kruiske laten gedijen.

 

Nonkel Pastoor


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken