Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lente van het hart. Brieven van Tijl aan Neleke (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lente van het hart. Brieven van Tijl aan Neleke
Afbeelding van Lente van het hart. Brieven van Tijl aan NelekeToon afbeelding van titelpagina van Lente van het hart. Brieven van Tijl aan Neleke

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.92 MB)

Scans (10.91 MB)

ebook (4.32 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Illustrator

Arm.-Modest Van den Haute



Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lente van het hart. Brieven van Tijl aan Neleke

(1946)–Joos Florquin–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 166]
[p. 166]

Op een avond...

Ik heb somtijds den indruk dat O.L. Heer voor mij alleen de wereld heeftgeschapen, zoo schoon zijn de dagen die ik nu mag beleven en zoo gelukkig fiets ik langs de banen. Ik kan je natuurlijk niet alles schrijven wat ons overkomt, want er zijn zoovele groote en kleine dingen die ons vroolijk maken, dat ik een echte bestorming van ideeën moet doorstaan wanneer ik je wil schrijven, en dat ik uiteindelijk werkelijk niet weet wat ik je eerst zou vertellen.

Zoo zou ik kunnen schrijven over de eeuwige stilte der bosschen, die Mercator en mij zwijgzaam maakt, wanneer we 's avonds voor onze kleine tent zitten te droomen als de nacht zich mild laat aanvoelen, of over een providentieele regenbui die ons kwam opfrisschen toen we juist verhit en moe een lange helling moesten bestijgen en bijna moedeloos gingen lijken. Ik zou je de ranke schoonheid willen bezingen van kleine kerkjes die we in de dalen beneden de wegen vonden, of den ontroerenden eenvoud van een Zondagsmis, die Mercator en ik hebben ge-

[pagina 167]
[p. 167]

diend, nadat de braafste aller dorpspastoors ons voor een nacht geherbergd en voor een dag gespijzigd had. Dan zou ik er nog moeten bijvoegen, hoe we dien goeden man hadden leeren kennen en hoe we zijn vriendschap verwierven.

Ik zou je dat gekke toeval kunnen vermelden, dat ons tot driemaal toe - en eens op een afstand van 90 kilometer, - dezelfde vier mooi-Nederlandsch-spiekende meisjes deed ontmoeten, waarvan ik je in een vorigen brief schreef. Wij groeten ze nu als oude bekenden langs de baan en hebben afgesproken, dat we eens vroolijk zullen fuiven als we mekaar nog eens ontmoeten. Ik zou je ook kunnen opvroolijken met het verhaal van een nachtrust in een schuur, waar een homerisch debat plaats greep tusschen ons en de kleine beestjes die, naar ik meen, in Frankrijk tot de vaste bewoners worden gerekend, of de beschrijving wagen van Mercator's rillend verschieten, toen hij meende dat een paar ratten nadere kennis met hem wilden maken.

Ik zou de prettige atmosfeer kunnen oproepen van die mooie jeugdherberg, waar alles zoo modern was ingericht, dat we ons in Amerika waanden, of de gulle hartelijkheid vermelden van die brave boerenvrouw, die gratis eieren voor ons bakte. Of over onze zwempartijtjes vroeg in den morgen zou ik kunnen uitweiden, of over een laat boottochtje op een stemmigen ‘lac’, dat mij gedichten deed opzeggen en Mercator zijn mooie liederen deed zingen. Maar dit alles bewaar ik zorgvuldig in mijn hart om je daarvan te verhalen, als we in den winter samen in het kleine salon bij je thuis zullen zitten en ons koes-

[pagina 168]
[p. 168]

teren zullen aan ons beider bijzijn en aan het vuur.

Vandaag zou ik je den mooisten avond willen vertellen dien wij, of liever ik tot nu toe heb beleefd. Mercator is van een andere meening en daarover twisten wij nu. En toen hij me weer papier en pen zag nemen, heeft hij gedreigd je ook eens op zijn manier te schrijven. Ik heb dat liever niet, omdat je nooit zeker weet wat een verbolgen man allemaal kan neerpennen, dat geen steek houdt. Ik hou me nu maar zoet en geef u mijn objectief verslag.

We fietsten in het begin van den namiddag door een van die mooie dorpjes, waarvan de kerk en het kasteel steeds de mooiste gebouwen zijn. Aan het postkantoor wou ik een brief posten en daar loop ik op een ouden vriend, dien ik van aan de universiteit kende. Het onverwacht weerzien was natuurlijk hartelijk, zooals dat gaat in die omstandigheden. Mijn vriend inviteerde ons dadelijk bij hem aan huis, maar zat een beetje verlegen omdat hij precies naar een bruiloft moest, bij den grootsten pachter van het kasteel. Hij kreeg dan dat lumineus idee om ons mee te nemen. We waren erg in onze nopjes met dit buitenkansje, maar stelden als conditie dat we ons eerst wat presentabel zouden mogen maken en in casu onze korte broekjes mochten wegmoffelen. Hij wou ons juist meenemen, toen een bejaard paar met hun dochter kwam aangewandeld, die mijn vriend als zijn ouders en zuster voorstelde. Ik vergat je nog te zeggen, dat mijn vriend van nobele afkomst is en zijn grafelijke familie imponeerde ons toch een klein beetje, vooral kwestie van die korte broekjes. Maar ze waren gul en vriendelijk

[pagina 169]
[p. 169]

als de rijkste bourgeois het bij ons nooit op een natuurlijke wijze zal leeren worden. Zij ook gingen de bruiloft een paar uurtjes met hun tegenwoordigheid opluisteren, dat wou de traditie als er een dochter trouwde op een der hoeven van hun bezit. Wij zouden nakomen.

Een uurtje later zaten we dan ook gemoedelijk op de bruiloft, die op een mooie binnenplaats aan den gang was. Ik kan je lang niet alles vertellen, Neleke, anders raakt deze brief nooit klaar. Ik vermeld je toch even, dat de bruidegom een frissche jonge boer was en het bruidje mooi, en dat ook wij haar moesten zoenen, omdat het dààr een gewoonte is die geluk bijbrengt, wat Mercator en ik graag gelooven. Achteraf zat ik met mijn vriend wat oude herinneringen op te halen, die bij een goede flesch wijn altijd nog mooier zijn dan ze in werkelijkheid ooit waren. Mercator onderhield zich gewetensvol met den graaf, natuurlijk over actueele toestanden, maar verwaarloosde als perfect gentleman ook de dames niet, wat mij tot mijn schande wel een beetje was ontsnapt.

Wat later op den avond werd een klein danspartijtje ingezet, waarbij Mercator zich ook weer als een volmaakte kavalier liet gelden. Toen viel het me ineens in, dat hij ‘Ja, ik wil’ gelezen had en er, te oordeelen naar de citaten die hij mij had aangehaald, fel mee opliep. Ik anderzijds had pas voor ik op reis ging het nieuwste werk van Arthur Broeckaert ‘Pieter Antoon Paeme’ (zoo heet het, meen ik) gelezen en had me door dit werk laten overtuigen, dat we den adel opnieuw voor ons moeten winnen. Ik bouwde dadelijk mooie plannen, voor Mercator natuurlijk. Ik geraakte daardoor, en misschien ook

[pagina 170]
[p. 170]

wel door den wijn, in een erg vroolijke stemming. Maar al gauw werden mijn koenste veronderstellingen weer ondermijnd. Mercator kwam gauw terug en hernam zijn gesprek met onzen gastheer.

Een soort volksdans trok het heele gezelschap samen. Mijn vriend en ik gingen ook wat nader toekijken, toen

illustratie

zijn zuster me ineens meesnapte in den dans en ik voor het verder verloop van den avond niet meer vrijkwam... en me om Mercator niet meer heb bekommerd.

Toen we thuiskwamen was Mercator niet om aan te spreken. Hij zei dat het schandalig was dat ik hem den heelen avond had laten staan schilderen. Ik zei dat hij met den graaf toch over politiek had kunnen spreken. ‘Dat is me wat,’ zei hij. Aan dat gedurig Fransch praten had hij een broertje dood en trouwens was onze gastheer tamelijk vroeg weggegaan, zoodat Mercator daar een beetje verloren had rondgeloopen.

Ik, Neleke, heb een prachtigen avond beleefd, waarvan ik je later nog meer zal vertellen. Zelfs het gebrom van Mercator, die al te bed ligt, kan me dat plezier niet vergallen, ook al zingt hij sleepend en tergend ‘Plaisir d'amour, ne dure qu'un moment...’ En zeggen dat hij zijn imprimatur aan dezen brief wil hechten. Hoe zal ik...

[pagina 171]
[p. 171]

Een gevecht in regel heeft ondertusschen plaats gehad. Mercator gooide met een kussen. Ik heb me op in der haast gereedgemaakte stellingen teruggetrokken, om dan tot een aanval in regel over te gaan. We hebben flink geoorloogd, tot we van 't lachen het vuur moesten staken. Nu is alles weer op zijn best, ook al hebben we de nachtlamp gebroken. Mercator wil zoowaar nog een extra-passage dicteeren. Maar ik ben zoo moe... God beware je en ook ons.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken