Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lente van het hart. Brieven van Tijl aan Neleke (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lente van het hart. Brieven van Tijl aan Neleke
Afbeelding van Lente van het hart. Brieven van Tijl aan NelekeToon afbeelding van titelpagina van Lente van het hart. Brieven van Tijl aan Neleke

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.92 MB)

Scans (10.91 MB)

ebook (4.32 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Illustrator

Arm.-Modest Van den Haute



Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lente van het hart. Brieven van Tijl aan Neleke

(1946)–Joos Florquin–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 160]
[p. 160]

Villegiatuur

Het is natuurlijk een aangeboren kunst zich op een aristokratische manier te vervelen en dan nog den indruk te verwekken, dat men op deze voorname wijze van het lieve leven geniet. Mijn vriend en ik zijn tot die vaststelling gekomen, wanneer we zoo enkele maaltijden in het hotel, te midden der andere gasten hadden gebruikt. Je moet weten, Neleke, dat er nog enkele hotels zijn die, om hun goeden naam in eere te houden, systematisch o-weeërs en andere uit dezen oorlog geboren rijken de deur weigeren en alleen hun gasten van vroeger jaren willen herbergen. Natuurlijk verandert dit niet veel aan het prijzensysteem, maar de lucht wordt er mee zuiver gehouden en die selectie schenkt een zeker cachet aan de inrichting, waaraan een discreet, vriendelijk en gestyleerd personeel zich heeft aangepast.

Ik heb altijd veel gehouden van ontbijten bij open vensters in een heldere zaal, aan een klein tafeltje met bloemen, uitzicht op de rivier en zon die dit alles nog mooier maakt en, wijl je van deze dingen geniet, je

[pagina 161]
[p. 161]


illustratie

bezig te houden met het klein geheim, wie al de gasten rondom je zijn. Toen Mercator en ik den eersten morgen aan het ontbijt verschenen, neigden en bogen wij naar alle tafeltjes, zooals dit past aan jongelui van goeden huize en het gebruik in zoo een gasthof het wil, en van overal werd er met een even hoofschen groet geantwoord. Wij, die nog even daarvoor op onze kamer een modernen veldslag hadden geënsceneerd, waren nu even net en kalm en stil en bezadigd als onze tijdgenooten in het hotel. Dan begon de kleine strijd: zonder den schijn er van te hebben, - ik zei je reeds, Neleke, dat we in een deftig milieu verkeerden, - probeerden de gasten ons op te nemen en thuis te wijzen en wij probeerden even taktvol hetzelfde met hen.

In den hoek zat een paartje dat klaarblijkelijk op huwelijksreis was: zoo iets zie je toch dadelijk aan het sympathiek, idioot en charmant gedoe van zulke gelukkige schepselen. (Je zweert bij zoo een gelegenheid heilig, je nooit te zullen aanstellen als je eens zoover bent, maar komt eens de dag... hoe zullen wij het doen, Neleke?) Aan het tafeltje naast ons zat een gracieuze jonge vrouw, die bleek een mevrouwtje te zijn, en ijverig bezig was haar snoezig dochtertje te helpen bij het ontbijt. Onze vaderlijke sympathie ontwaakte dadelijk voor deze kleine nimf, - Neleke, zoo een dochtertje mocht ik ook eens

[pagina 162]
[p. 162]

hebben, - die Gue heette, wat een afkorting van Marguerite heette te zijn en waarvan soms Gueke werd gemaakt, en het heeft niet lang geduurd of we waren met dat schattig stukje mensch beste maatjes. Er waren daar ook een paar plechtig uitziende heeren, waarvan ik meende dat het wel diplomaten op rust konden zijn, maar Mercator beweerde dat ze er eerder als professoren met verlof uitzagen. In een anderen hoek bezette een ouderpaar met een drietal bleeke kinderen, en nog een paar groote menschen, een tafel en daarnaast een bejaarde dame en heer, waarvan ik me afvroeg of de man baron of conservator van een museum was. Verder waren er nog enkele tafeltjes bezet met een paar oude juffrouwen, een gebruind man alleen, die er erg sportief en sympathiek uitzag, en nog een stuk of wat andere menschen. Juist toen we met ons ontbijt en ons discreet onderzoek klaar waren, kwamen er een paar jonge dames de zaal binnen en namen plaats aan het andere leege tafeltje naast ons. Van aesthetisch standpunt uit, moest ik dadelijk toegeven dat ze mooi waren, zoowaar zeer mooi, al konden ze natuurlijk jouw bevallige schoonheid niet in de schaduw stellen, Neleke. Ik moest mijn vriend zelfs even met den voet aanstooten, omdat hij zijn bewondering niet onder stoelen of banken stak en deze verschijningen met een glimlach aankeek. Maar ook deze twee frissche jonge menschen werden geruischloos in de stilte opgenomen, een stilte die hier vaste regel was en die we na elke excursie aan de maaltijden gingen weervinden.

Tot de avond kwam dat... Ja, zie je, Neleke, wij zijn

[pagina 163]
[p. 163]

toch een paar levende menschen, met jong en vloeiend bloed en een levensvroolijkheid die zich maar niet zonder meer laat beknellen. We waren na het souper even een sigaret gaan rooken langs den waterkant en vonden onze medehotelgasten als gewoonlijk terug in hun gewone houding, allemaal samen en toch zoo ver van elkaar. Dat is wat ik noemde zich voornaam vervelen. Een van de oudere juffrouwen had-nochtans een poging gedaan om het gezelschap wat op te vroolijken en op de piano ‘Prière d'une Vierge’ en ‘Souvenir du Camp’ gespeeld, een paar stukken die bij mijn weten door al de zusters van mijn vrienden, die ooit met piano bezig waren, onder handen werden genomen. Toen viel de stilte weer in, met stukken fluistergesprekken en nieuwe stilte. Toen rees Mercator in het halfdonker recht, wees met zijn hoofd naar de piano en zei ‘O sole mio’. Ik wist wat ik te doen had en sloeg de eerste akkoorden aan. Toen zong mijn vriend... en alles veranderde. Ik kan me nu niet precies herinneren hoe het er toeging, maar er was meteen contact. Er werd nader bij de piano gerukt, mijn vriend moest ieders lievelingslied zingen, er werd gelachen en gesproken en zelfs geschertst en allen leefden op dat het een plezier was om te zien. Toen het zoover was, haalde de blij-verraste hoteleigenaar een gramofoon voor den dag, waarvan we ons cito meester maakten en toen begon pas de pret voorgoed. Met onze tafelgebuurmeisjes gingen we aan 't walsen, - mijn partner danste bijna zoo lenig en licht en zwierig als jij, Neleke, - en heel het gezelschap ging ons na. Toen werden de ouderen pas actief en eischten een quadrille en een polka en leerden

[pagina 164]
[p. 164]

ons die met onvermoeide levendigheid aan. Ik wou eens dat je gezien had, hoe elegant deze vermeende diplomaten, professoren, conservators en andere gedaagde lui zich konden bewegen en hoe ze hun best deden om ook een tango naar behooren te dansen. Een van hen klopte uit puur plezier Mercator maar steeds opnieuw gemoedelijk op den schouder, noemde ons flinke jongens en tracteerde ons op benedictine, zooals ik er in mijn leven nog geen gedronken had. En het was zeer laat toen er iemand sprak van slapen gaan.

Nu is het leven hier dan ook veel levendiger geworden. Er wordt 's morgens voor het ontbijt niet meer zoo stijf geneigd, al gaat er alles steeds even hoffelijk toe; maar nu kennen we mekaar allemaal en we groeten met montere gezichten en wisselen krachtige shake-hands. De tafeltjes worden dichter bij mekaar gezet en wij zitten zelfs aan hetzelfde met de twee vriendelijke meisjes, die in Mercator's oogen maar één gebrek hebben en dit is: dat ze Fransch spreken. Met deze twee sportieve partners gaan we nu ook elken dag naar de fijn onderhouden tenniscourt, die vlak bij het water ligt. En wat zijn de uitstapjes nu vreugdige tochten! Al wat jong is, doet mee. Gisteren nog hebben we een langen boottocht op de rivier gemaakt, langs bosschen en weiden en hellingen, een droom om daar zoo voorbij te glijden en te zwijgen en te genieten. En de dagen zijn niet tegen te houden...

Zoo is het nu altijd. Telkens zien we er tegen op te scheiden. Iedereen mocht graag dat we nog wat bleven en we hebben reeds drie dagen toegegeven. Maar een einde moet er toch aan komen, ook al is het hier zoo goed te

[pagina 165]
[p. 165]

leven. En al begin ik te vreezen dat Mercator's hart zich aan de plaats is gaan hechten en misschien ook nog aan wat anders... toch is het parool voor morgen: verder zuidwaarts.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken