Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Duizend jaar bouwen in Nederland (1947-1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Duizend jaar bouwen in Nederland
Afbeelding van Duizend jaar bouwen in NederlandToon afbeelding van titelpagina van Duizend jaar bouwen in Nederland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (38.50 MB)

XML (1.94 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/architectuur


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Duizend jaar bouwen in Nederland

(1947-1948)–S.J. Fockema Andreae, R.C. Hekker, E.H. ter Kuile–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 73]
[p. 73]

Hoofdstuk X Besluit

De formele uitdrukking ener harmonische samenleving laat niemand ongevoelig. Hoe het ordeningsbeginsel ook is, zuiver verstandelijk kan men het erkennen indien een doelmatige en bevredigende vorm eraan is gegeven: het zij een vorstelijk slot met aanhorigheden, een gevangenis of een kazerne; een klooster, de vestiging ener religieuze gemeenschap gelijk die der Herrnhuters te Zeist, een hofje voor oudelieden of een industriële nederzetting van werkplaats met baas-en-gezellen-woningen gelijk men in vergeten hoeken des lands nog vindt; een homogeen dorp of een homogene stadsstraat of stadswijk: men kan van deze alle en van nog zo vele andere verschijnselen ook in ons kleine land goede voorbeelden vinden. Verstandelijke waardering mag vooraf worden gevraagd. De gevoelswaardering zal verschillen naar het uitgangspunt. Het slot, het kasteel kan positieve en negatieve reakties oproepen. Het dorp, de straat, de buurt wekken associaties in verband met de samenlevingen die men daarin kent of vermoedt, of ook in verbinding met de tijdsverschijnselen, de ideologieën die eruit spreken. De hervorming met haar burgerlijke ordeningsdrang; de adel en het regentenpatriciaat; de koopmanswereld, het klein- en vroegindustrialisme; het dorp met zijn min of meer geprononceerde sociale tegenstellingen; de vrije en de geleide kolonisatie; de republikeinse en de monarchale eenheidsstaat; de naar apartheid strevende groepen; de verkeersontplooiing, de groothandel en de grootindustrie; Overheidsleiding en het bewuste ontbreken ervan; alles, alles heeft zijn neerslag in de architektuur van stad en land gevonden; ook ons land is een onverwoestbaar gedenkteken van al onze successen en tekortkomingen.

De dominerende trek van de eeuwen die wij hier vluchtig doorliepen is wel die van de veelzijdigheid der samenleving en van de sterke tegenstellingen daarin. Wie de Amsterdamse grachten beschouwt, beseft alras hierin de krachtigste uiting van de Nederlandse maatschappij der 17e en 18e eeuw gevonden te hebben; zo krachtig, dat de jongste eeuw het beeld ervan nog slechts in beperkte mate heeft kunnen aantasten. Amsterdam is een levend monument en hierdoor niet genoeg bekend als zodanig, heet het in een recente Amerikaanse reisgids; het zijn tot Amsterdams eer gezegd. Maar dit Amsterdam, dat zijn, niet-ontbrekende, inwendige tegenstellingen met zoveel succes in een hogere, gewilde eenheid wist op te lossen, bleef in de relatie met zijn nadere en wijdere omgeving

[pagina 74]
[p. 74]

door een zekere disharmonie gekenmerkt; een gewrongenheid van plaatsing en van aansluitende ontwikkeling, die door al de kunstwerken van de nieuwe tijd niet opgeheven kon worden.

Hoe anders onze voorheen bescheiden bestuurs- en woonstad, Den Haag; hoe klein is haar fraaie, typerende kern (het Binnenhofkwartier), hoezeer steken haar utilitaire buurten daarbij af en hoe weinig is er overgebleven van die krans

illustratie
6. Eindhoven en omgeving, eind 18e eeuw (naar H. van Hees)


van Huizen-te-lande die van het totale beeld van Oud-'s-Gravenhage het noodzakelijke complement vormden.

Effektieve ordening en leiding der opbouwende krachten had gedurende onze gehele Republiek nagenoeg uitsluitend plaats op gemeentelijk niveau, binnen stad en dorp; en hier wàs zij dan ook effektief, getuige haar resultaten. Uiteraard was er veel navolging, veel wedijver ook; natuurlijk was er invloed van vreemde voorbeelden zo goed als uitstraling naar elders; maar dit alles geschiedde in het besef ener vrije keuze. De belangrijker steden hadden, in de vorm van

[pagina 75]
[p. 75]

kanaal- en wegaanleg, van ontginning, droogmaking enz., soms ook negatief door de handhaving van vrije kringen rondom de stad, een grote invloed op de omgeving. In de dorpen zelve werd meer een onbewust gevoel van ‘behoren’ gevolgd, een traditie en stijlgevoel vermengd met nawerking van steedse voorbeelden, dan wel bewuste, bestuurlijke leiding. De provinciale besturen, waarin trouwens de stadsbesturen als statenleden machtig waren, hadden noch de neiging, noch de middelen tot veel eigen bouwonderneming of tot leiding der ondernemingen van anderen; en het Uniebestuur, de Generaliteit, nog minder, ook doordat een groot deel van nationale organisaties zoals marine en koloniebeheer in regionale en stedelijke sektoren verdeeld was.

De Bataafse revolutie schiep een republikeinse eenheidsstaat met sterk centraliserende tendenties, doch vooralsnog geringe mogelijkheden, te gering om bouwaktiviteit op te roepen waar het al zo bezwaarlijk was de afbraak te stuiten. De monarchie van vreemde oorsprong had haar heerlijkheid ook voor het oog willen vereeuwigen, doch de tijd en de middelen ertoe werden haar niet gelaten; het Franse inlijvingsbestuur diende uiteraard utilitair gericht te zijn. Dit laatste geldt nog sterker van het regime Koning Willem I, dat juist in de sektor der werken van openbaar nut zo veel heeft bereikt. Onder Koning Willem II blijkt weer naar buiten, dat de mens van brood alleen niet leven kan; naast het nut krijgt ook het voorkomen meer aandacht. Na het overwinnen van de crisis rond 1848 zoekt ook de onbloedige revolutie van dat jaar haar uitdrukkingsvorm door te streven naar een Paleis der Staten-Generaal, een plan dat al evenzeer blijft steken als het streven naar een waardiger en ruimere Koninklijke residentie. Maar de ontplooiing des lands komt nu in beweging; hier vroeger, daar later gaan stad en dorp de blijken ervan vertonen; enkele steden zelfs ondergaan reeds ingrijpende vernieuwingen, totdat met het jaar 1870 ongeveer de periode aanvangt die men, althans voor ons onderwerp, als het heden kan aanmerken.

Nederland heeft zijn verrassende opbloei van c. 1590-c. 1670 maatschappelijk èn architektonisch bevredigend weten te verwerken. De organisatievormen dier tijden mogen ons onvolkomen lijken, ze werden door ongeschreven behoorlijkheidsnormen èn door de kwaliteit der bestuurders en funktionarissen (die de Engelse ambassadeur William Temple zo zou prijzen) aangevuld en goedgemaakt. Van de latere tijd - als de achteruitgang dringend vernieuwing der outillage op velerlei gebied eist en als daarna een nieuwe ontwikkeling schoksen sprongsgewijze inzet - lijkt het veeleer, dat niet de organisatorische bewerktuiging, maar wèl de bediening van het werktuig soms te wensen heeft overgelaten. Men hoort in deze tijd soms klagen over de gebrekkige onteigeningswet b.v.; voor 1810 echter was er in 't geheel geen onteigeningswet, slechts machtigingen en besluiten-ad-hoc. Zulke beweringen moeten met de nodige reserve worden beschouwd; ze hebben onder tijdgenoten veeleer moeten dienen om te-

[pagina 76]
[p. 76]

kortkomingen van andere aard (traagheid en onzekerheid in het plannen maken; onvoldoende samenwerking tussen besturende en technische instanties) te bemantelen. De onbekwame werkman klaagt over zijn materiaal en zijn werktuigen. Daar waar men wist wat men wilde, kon en moest, waar men de behoeften had gepeild en de mogelijkheden om tot het doel te geraken -, waar men eerst een toren zo goed mogelijk had ontworpen en daarna was geen neerzitten om de kosten en andere uitvoeringsvoorwaarden te berekenen -, daar is het succes niet uitgebleven; daar kon men de vereiste gronden verwerven, de geordende medewerking van particulieren verkrijgen en ook die sankties stellen die de toenmalige maatschappij aanvaardde.

Deze laatste reserve hoort erbij. Want de opvattingen over de theoretisch en praktisch verantwoorde grenzen der Overheidsbemoeiing zijn nu eenmaal niet onveranderlijk, niet voor alle tijdperken uniform gegeven. Aan volstrekt absolute ordeningseisen kan geen staatsman, geen bestuurder ooit voldoen; architekten en kunsthistorici verliezen zich ook bij beschouwingen van het stedebouwkundig verleden hieromtrent licht in abstracties. Hoe wisselend de relatieve eisen waren heeft men overal, ook in ons land kunnen waarnemen; men zou een architektonische bestuurs- en beschavingsgeschiedenis ook van Nederland kunnen samenstellen. Maar misschien is het nog beter, de lezer hiertoe enige aansporing te hebben gegeven. Gustav Wolf heeft eens gezegd, dat men de stedebouwkundige associaties wellicht het best half-onbewust ervaart, zonder ze zo precies onder woorden te willen brengen.

Dit bedenkt u dan wel wat laat, meneer - kan de lezer hier tussenwerpen. De lezer zal steeds het laatste woord hebben.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken