Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met de helm geboren (1949)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met de helm geboren
Afbeelding van Met de helm geborenToon afbeelding van titelpagina van Met de helm geboren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.86 MB)

Scans (45.41 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Illustrator

H. Perdok



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met de helm geboren

(1949)–Simon Franke–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Plannen... plannen...

Nu begon een nieuw leven voor Joost.

Oom Govert liet hem meestentijds alleen. Het gebeurde dikwijls, dat er geen ontbijt voor hem was of geen middageten. Dan moest hij zich zelf maar zien te redden. Hij zwierf door het stadje, op zoek naar goede mensen, die hem een brok toe wilden werpen.

Dat gebeurde ook wel.

Hij hoefde niet van gebrek om te komen, maar erge trek had hij dikwijls.

In die tijd dacht hij er veel over om weg te lopen.

Zijn vader had hem dikwijls van Uilenspiegel verteld.

Hij bewonderde Tijl zeer.

Dat was nog eens een jongen. Die zat nergens mee verlegen. Hij hield de mensen voor het lapje. Die lachten om zijn streken en gaven hem wat hij nodig had.

Als hij, Joost, wegliep, zou hij doen zoals Tijl. Hij zou malle grappen verkopen en zodoende makkelijk aan de kost komen.

In zijn eentje vermaakte hij zich om zijn plannen. Eens zou hij de poorten van het stadje uittrekken om zijn geluk te beproeven.

Maar het kwam er niet van. Hij merkte, dat het makkelijker was plannen uit te denken, dan ze uit te voeren.

[pagina 24]
[p. 24]

Telkens als hij het zou doen, bedacht hij zich weer. Nee, hij zou deze keer nog niet gaan, maar later, als hij groter was.

Intussen werd het leven bij oom Govert steeds slechter. Het spaarpotje, dat Govert van zijn zuster gekregen had om Joost te verzorgen, raakte leeg. Ja, want Govert verdiende niet veel met zijn omroepersbaantje en wat hij nog ontving, bracht hij naar Kale Naatje.

Zijn humeur werd bij de dag slechter.

Soms dreigde hij Joost de deur uit te zullen gooien, hij had genoeg van zo'n opeter, die niets inbracht.

Dan kroop Joost stil in een hoekje of hij slenterde langs de haven, waar het wemelde van schippers, die met hun schepen in de haven lagen.

Ook was hij graag in de buurt van de scheepstimmerwerven.

Er waren veel werven in het stadje waar dag aan dag de hamer lustig ging.

Op een dag nam oom Govert hem mee naar de touwbaan, dicht bij de zeedijk, onder de wallen.

Joost was erg benieuwd, wat oom met hem voor had en een beetje angstig ook. Telkens stond hij op het punt het te vragen, maar hij kwam er niet toe, want Govert was in 't geheel niet in de stemming tot een praatje met zijn neef. Hij liep met grote stappen, een beetje onvast, want hij had lang in de herberg gezeten. Hij trok Joost met zich mee door de nauwe straatjes en over de kleine pleintjes.

De mensen, die hem zagen passeren, zeiden: ‘Daar heb je de jongen, die met de helm geboren is. Hij heeft het niet al te best bij de omroeper.’

‘Hoe komt hij bij die dronkaard verzeild?’

‘Hij is een wees, buur, of een wees.... zijn vader is

[pagina 25]
[p. 25]


illustratie

[pagina 26]
[p. 26]

voor de bloedraad gedaagd en zijn moeder is van verdriet gestorven. Ze woonden in de molen, je weet wel.’

Ach ja, men wist het wel. Maar het was niet geraden, al te luid over zulke dingen te spreken, je kon nooit weten, wie je hoorde. De zevenstuiversmannen slopen overal rond, gereed om je te verraden. Harmen van de molen had het ondervonden.

Op de touwbaan zei Govert tegen de baas: ‘Hier is de jongen.’

De baas deed, of hij iets zocht en vroeg, zo bij zijn neus langs: ‘Waarzo, Govert?’

Joost dacht, dat hij door de grond ging. Was hij dan zo klein, dat de touwbaas hem niet eens kon zien? Daarom zei hij, zo dapper als hij kon: ‘Hier baas’.

Er kwam een soort van lachje op het gezicht van de baas, hij leek wel met de jongen ingenomen. Hij praatte even met Govert en zei toen: ‘Ik zal het met je proberen, Joost, ga maar mee, dan zal ik je wijzen, wat je te doen hebt’.

En van die dag af aan stond Joost aan het grote wiel te draaien. Elke Zaterdag bracht hij een paar stuivers thuis, maar Govert werd er niet vriendelijker door. Die zat meer dan ooit in de herberg en bekommerde zich niet om het kind van zijn zuster.

En de lange dagen, dat Joost het wiel draaide, dacht hij aan zijn oude plan om te vluchten. Hij stelde zich voor, dat hij op een middag, na schafttijd, in plaats van naar de touwbaan te gaan, de poort uit zou lopen, de dijk op. Hij zou zijn jas verkeerdom aantrekken en een haneveer op zijn muts steken. Dan leek hij misschien een beetje op Uilenspiegel, dacht hij. De mensen zouden om hem lachen en hem brood met spek geven en een slaapplaats in het hooi.

[pagina 27]
[p. 27]

De volgende dag zou hij verder trekken, de wijde wereld in. Hij zou veel zien en ondervinden en een avontuurlijk, vrij leven leiden. Misschien zou hij de bloedraad vinden, waarheen men zijn vader gevoerd had. Hij wist wel niet, waar de bloedraad was, maar als hij ijverig zocht, zou hij hem vinden, dacht hij.

En hij zou zijn vader verlossen.

Hij zou aankloppen en als de portier vroeg, wat hij moest, zou hij gezichten gaan trekken om hem aan 't lachen te maken.

Dagelijks, achter het wiel, oefende hij zich ijverig in het gezichten trekken, hij had het er al ver in gebracht. Zelfs slaagde hij er in zijn oren te bewegen.

De baas gaf hem, als hij een goede bui had, wel eens een duit, maar dan moest hij zijn oren behoorlijk laten wippen.

Dat zou hij ook doen voor de portier van de bloedraad.

Die zou denken: ‘Nou, maar dat is een tweede Tijl Uilenspiegel, die jongen kan ik zo maar niet wegjagen. Eens even horen wat hij wil, misschien, dat ik hem helpen kan.’

Zo zou het misschien gaan, als hij eenmaal bij oom Govert vandaan was en de wijde wereld in trok.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken