Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met de helm geboren (1949)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met de helm geboren
Afbeelding van Met de helm geborenToon afbeelding van titelpagina van Met de helm geboren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.86 MB)

Scans (45.41 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Illustrator

H. Perdok



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met de helm geboren

(1949)–Simon Franke–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Joost helpt de kost verdienen

Het was een heel ander leven dan dat bij oom Govert. Nu eens sliep Joost bij de ene boer, dan weer bij een andere.

Soms zei Frederik: ‘Er zit niets anders op, jongen, we moeten deze nacht maar met de blote hemel genoegen nemen. Je moet maar denken: “Als de lucht overdag goed genoeg voor ons is, dan is zij dat 's nachts ook”. Er is één voordeel aan verbonden, het dak kan niet op je neus vallen.’

Ja, Frederik maakte er een grapje van, die zat niet gauw in de put. ‘De ene dag een beetje slechter dan de andere, we zullen er wel komen, wat jij, Gerrit?’

Gerrit antwoordde op alles met zijn eeuwige ‘Ducdalf’. Meestentijds zat hij op Frederiks schouders, ook wel op de omgekeerde muts van Joost.

Soms echter gaf hij de voorkeur aan vliegen. Dan zeilde hij van de ene boomtop naar de andere en wachtte dan telkens, tot zijn baas hem ingehaald had. Dan sloeg hij zijn gerafelde vlerken opnieuw uit, kraste zijn rauwe kreet en vloog verder.

Maar hij kon meer dan dat, Joost stond er stom verbaasd van.

[pagina 39]
[p. 39]

Op een keer haalde Frederik zijn zakken uit om Joost te laten zien, dat er geen rooie duit meer in zat.

‘We moeten wat verdienen, jongen, als we vanmiddag wat te eten willen hebben. Of heb je bij geval nog wat?’

Neen, Joost bezat niets, bekende hij, behalve een knoop van een Spaanse soldatenjas, maar daar kon je geen brood voor kopen.

‘Hindert niet, Joost, ik heb mijn viool nog. Tot nu toe heeft die me altijd nog geholpen, hij zal het wel weer doen. En nou jij er ook bent, zal het nog eens zo makkelijk gaan.’

Joost voelde zich een beetje benauwd worden. Wat zou hij kunnen doen om het verdienen van een paar duiten te vergemakkelijken?’

Frederik scheen aan zijn gezicht te zien, wat hij dacht. ‘Maak je niet bezorgd, jongen’, zei hij, ‘ik zal je het kunstje wel leren. Jij gaat waarzeggen en ik speel er een deuntje bij.’

In het eerste het beste dorp stelde Frederik zich in postuur onder een breedgetakte eik. Joost huiverde even, hij moest denken aan een andere eik, waaraan hij iemand had zien hangen. Onwillekeurig keek hij naar Frederiks hangsnor; hij kreeg er een hartklopping van.

‘Als mijn deuntje uit is, Joost, begint jouw werk.’

‘Maar ik weet niet, wat ik doen moet.’

‘O, je doet maar, of je een visioen hebt en dan vertel je, wat je ziet.’

Meteen begon Frederik te spelen.

Het was Joost, of hij door de grond ging.

De viool onder Frederiks kin begon te zingen, te zingen, het leek schreien en lachen tegelijk. Het was een vrolijk deuntje, waar je op dansen kon, maar tegelijkertijd kwamen de tranen je in de ogen.

[pagina 40]
[p. 40]

Al spoedig gingen deuren en ramen open. Mensen kwamen naar de eik en stelden zich op rondom de speelman, die hen in 't geheel niet scheen te zien, zo was hij in zijn eigen muziek verdiept.

Langzaam aan veranderde de melodie. Het was niet meer muziek om op te dansen, nee, maar terwijl je luisterde, kreeg je lust om dienst te nemen op de geuzenvloot, zo wild stroomde het bloed door de aderen.

Dan, ineens, was het weer een danswijsje.

Reeds draaiden enige paren lustig rond over het marktplein.

En steeds meer mensen dromden om de speelman heen. Wanneer Frederik het refrein speelde, klapte het publiek in de handen, op de maat, één, twee, drie, één, twee, drie.

En na de dans kondigde Frederik een nieuw nummer aan. Hij stelde Joost voor als de jongen, die met de helm geboren was. Ieder, die wilde weten, wat de toekomst hem brengen zou, moest maar naar voren komen, de helderziende zou het hem vertellen.

Joost stond te trillen op zijn benen. Hij kreeg haast berouw, dat hij niet naar oom Gover teruggekeerd was.

Frederik deed net, of hij er niets van merkte en schoof hem naar voren.

‘Komt, boeren, burgers en buitenlui, aarzelt niet langer, maar steekt je hand uit, mijn knechtje zal er je de waarheid uit oplezen.’

Een boer, met de pet scheef op één oor, klep naar achteren, trad naar voren en presenteerde zijn eeltige hand.

Joost werd doodsbleek.

Frederik leidde hem naar de boer met de uitgestoken hand.

Joost keek niet naar de hand, ook niet naar de boer of

[pagina 41]
[p. 41]

naar het publiek, maar zag duidelijk, hoe een aantal Spaanse soldaten het dorp plunderde om daarna de rooie haan op een boerenplaats te zetten.

Het zweet brak hem uit. Hij trilde over zijn ganse lichaam en kon geen woord uitbrengen.

‘Wat zie je?’ vroeg Frederik aanmoedigend. ‘Je moet het geachte publiek niet zo lang laten wachten, kom an, vooruit er mee!’

Joost echter scheen hem niet te verstaan. Met grote ogen staarde hij recht voor zich uit en pas toen een gordijn geschoven werd tussen hem en het gezicht, stotterde hij: ‘Ik zag de soldaten van Ducdalf het dorp plunderen en in brand steken.’

Toen Gerrit het woord Ducdalf hoorde, werd hij uitgelaten van pret. Hij klapte met zijn vlerken en hakte met zijn snavel gaten in de grond en luid krijste hij: ‘Ducdalf, Ducdalf!’

‘Je hebt gehoord, wat in de toekomst geschreven staat’, sprak Frederik plechtig, ‘een gewaarschuwd man geldt voor twee. Mag ik het geachte publiek verzoeken zijn duit te offeren?’

En nu kreeg Gerrit gelegenheid te tonen, dat hij nog meer kon, dan Alva uitschelden. Hij griste een napje, dat Frederik hem aanbood, uit diens hand en hipte statig de kring rond en iedereen hield hij het bakje voor. Hij wachtte net zo lang, tot je er een duit in liet vallen, dan ging hij pas naar een volgend slachtoffer. Bij elke gift boog hij tot de grond en kraste: ‘Leve de geus!’

Hij sprak onduidelijk, maar je kon hem toch wel verstaan, als je goed oplette.

Iedereen lachte zich krom om die malle kraai met zijn ‘leve de geus!’

[pagina 42]
[p. 42]

Die vrolijkheid op het slot van de voorstelling kwam goed te pas, het wiste de indruk van de voorspelling enigszins uit.

Toch bleef er wel iets van hangen, de mensen waren niets gesteld op Alva's soldaten. Ze wisten maar al te goed, wat je aan hen had. Het was maar een jongen, die de profetie uitgesproken had, een jongen met zijn buis verkeerdom aan en een haneveer op zijn muts, maar je kon niet weten, misschien was hij echt met de helm geboren.

Frederik gaf nog een deuntje als toegift, groette het geachte publiek beleefd en droeg Joost op, een groot brood te kopen bij de bakker op de hoek.

Joost hield nog geld over.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken