Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met de helm geboren (1949)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met de helm geboren
Afbeelding van Met de helm geborenToon afbeelding van titelpagina van Met de helm geboren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.86 MB)

Scans (45.41 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Illustrator

H. Perdok



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met de helm geboren

(1949)–Simon Franke–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Frederik wees met de duim omlaag

Toen Joost de ogen opsloeg, boog iemand zich over hem heen. Hij deed ongelooflijke moeite om er achter te komen, wie het was, maar o, het ging zo moeilijk om goed te zien. Hij verbeeldde zich, dat het zijn vader was, maar hij vond het vreemd, dat het gezicht ook leek op dat van zijn moeder.

Hij probeerde zich te herinneren, wat er met hem gebeurd was. O ja, het mannetje uit de molenkolk had hem naar de diepte gesleurd, heel onder de witte uitlopers van het riet en de dullen. Maar de goede hond had hem gered en nu lag hij in zijn bed, in de molen. Hij hoorde nog het

[pagina 121]
[p. 121]

ruisen van het water in zijn oren en hij had pijn in het hoofd. Hij kon zeker niet goed zien, omdat er nog water in zijn ogen zat. Ook kon hij niet goed verstaan, wat zijn vader, nee, zijn moeder tot hem zei. Dat kwam ook van het water. Het bruiste in zijn hoofd als in een kinkhoren. Dadelijk zou de barbier wel komen met zijn instrumenten en zijn flesjes met bloedzuigers. Die barbier zou hem wel spoedig beter maken en dan zou hij weer alles kunnen zien en horen.

Met een zucht sloot hij opnieuw de ogen.

Iemand schoof iets onder zijn hoofd.

Het was goed, dat zijn moeder het kussen wat opschudde. Hij had hier al zo lang gelegen, het plekje onder zijn pijnlijke hoofd was hard geworden.

Zijn lippen bewogen even, alsof hij iets wilde zeggen, maar er kwam geen geluid.

‘Nu moet ik slapen’, dacht hij, ‘als de barbier komt, moet ik sterk genoeg zijn om hem mijn arm te geven voor de bloedzuigers.’

Maar hij kon niet slapen. Hij moest luisteren naar het gonzen in zijn hoofd.

‘Ik moet de kinkhoren vaster tegen mijn oor aandrukken’, dacht hij, dan kan ik beter horen, wat moeder tot me zegt. De vorige keer zei ze: ‘Ik ga naar de stad, jongen, pas jij zolang op de molen, ik heb wat met oom Govert te bepraten.’

Toen rees oom Govert voor zijn ogen op. Hij had rood belopen ogen en zijn handen had hij tot vuisten gebald. ‘Wat haal jij voor malle fratsen uit?’ snauwde hij. ‘Denk je mij soms voor den gek te houden met dat malle orenwippen? Vort! maakt dat je weg komt!’

‘Nu moet ik vluchten’, dacht Joost, ‘de stadspoort uit,

[pagina 122]
[p. 122]

de dijk op naar de plaats, waar ik met Frederik afgesproken heb.’

In zijn koortsdroom liep hij zo hard, dat hij de hielen van zijn klompen tegen zijn achterste voelde klappen. Hij had het gevoel dat oom Govert achter hem aan zat, maar het was een oom Govert, verschrikkelijker nog, dan hij ooit gezien had. Deze oom Govert zwaaide met zijn armen, en die leken op de wieken van de molen; zijn gezicht was dat van Alva. Hij schreeuwde: ‘Ik ben de bloedraad, je vader heb ik al, nou is het om jou te doen, lelijke schobbert! Jij met je visioenen, je wou je vader zoeken, hè? Ha! Ha! Ha! En je hebt de brief uit de ijzeren pot verdonkeremaand, radbraken zal ik je. Naar de geuzen wou je, wacht maar, ik zal je wel krijgen!’

Op dat ogenblik sloeg Joost opnieuw de ogen op.

Weer boog zich iemand over hem heen.

Joost zag, dat het niet zijn vader was en ook niet zijn moeder, maar iemand anders. Hij kende hem heel goed, maar kon niet vaststellen, wie hij was. Wel was het water niet meer in zijn ogen, maar toch kon hij nog niet goed zien. Er scheen een soort van mist te hangen tussen hem en het hoofd, dat dichter bij hem kwam, zo dicht, dat hij het zou kunnen grijpen, als hij zich maar had kunnen bewegen.

‘De verstekelingen hebben mijn armen gebonden’, flitste het door hem heen, ‘nu zal ik nooit te weten komen, wie het is.’

Maar hij zou het wel weten.

De kinkhoren, waarin het zo ruiste, scheen van zijn oor weg te zakken. Wel hoorde Joost nog gonzen, maar dat was anders.

Het was het lied van de golven, waarop de sloep dobberde.

[pagina 123]
[p. 123]


illustratie

[pagina 124]
[p. 124]

En Joost lag op de dennings, met een kurkenzak onder het hoofd en Frederik naast hem.

‘Gaat het wat beter, jongen?’ vroeg de vioolspeler.

Omdat het niet meer gonsde in zijn hoofd, kon Joost deze keer de woorden verstaan.

Tegelijkertijd konden zijn ogen zien, want de mist, die er voor hing, was opgetrokken.

‘Ja, Frederik’, antwoordde hij, zwakjes.

‘Heb je nog pijn?’

‘In mijn hoofd, ja.’

Frederik bracht hem een kroes drinken naar de mond.

‘Waar is.... ons schip....?’

Frederik wees met de duim omlaag.

‘En de anderen?’

De vioolspeler haalde de wenkbrauwen op.

‘Gerrit ook, Frederik?’

‘Later zal ik je alles vertellen, jongen.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken