Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met de helm geboren (1949)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met de helm geboren
Afbeelding van Met de helm geborenToon afbeelding van titelpagina van Met de helm geboren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.86 MB)

Scans (45.41 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Illustrator

H. Perdok



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met de helm geboren

(1949)–Simon Franke–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

De jutter

De strandjutter beschutte zijn ogen met de hand om beter te kunnen zien. Hij had de hele dag gelopen en nog niets anders gevonden dan een paar duigen. Die had hij bij elkaar gebonden en over de schouder geslagen.

Wat was dat toch, daar in de branding, dat donkere ding? Het werd heen en weer gesmeten, vooruit, achteruit, nu eens de kop op de golven, dan weer dwarszees.

De jutter was nog te ver af om te kunnen onderscheiden, wat het was. Hij zou zijn ogen nog bederven met dat

[pagina 142]
[p. 142]


illustratie

[pagina 143]
[p. 143]

getuur. Hij moest wachten, tot hij wat dichterbij zou zijn.

Met grote, gelijkmatige passen stapte hij over het strand, langs de lijn, die het verdeelde in een droge, witte en een gele, natte helft. Daar, waar hij liep, was het strand makkelijker te begaan dan hogerop, waar je door het droge, mulle zand moest waden.

Weer hield hij de hand boven de ogen en nu wist hij, dat het ding een sloep was. Zij hart sprong op. Zijn dag zou dus niet verloren zijn, hij zou toch nog wat vinden.

Maar hij voelde ook een lichte vrees. Wat was er in de sloep? Misschien dingen van waarde, maar het kon ook iets anders zijn. Hij was niet zo licht aangedaan, maar hij moest denken aan de mannen, die wellicht getracht hadden, met die sloep hun leven te redden. Een lege boot, die door de branding heen en weer geslingerd wordt, heeft altijd een geschiedenis. Reeds zoveel jaren was hij jutter, hij had veel ondervinding opgedaan.

Reeds was hij zo dicht genaderd, dat hij duidelijk kon zien, met een lege boot te maken te hebben. Er zat niemand aan de riemen en ook de doft bij het roer was onbezet. Soms kantelde de boot zo ver over, naar hem toe, dat hij er in kon kijken. Dan meende hij op de dennings iets te zien liggen. Waren het opgerolde zeilen, pakken balen...?

Op dat ogenblik speelde de branding bijzonder hoog spel met de sloep. Tot nu toe had zij net gedaan als een kat, die een muis gevangen heeft. Zij liet hem af en toe los, maar greep hem weer, voor hij buiten bereik was.

Deze keer liep het anders. Twee golven, die tegen elkaar opliepen, de een vanuit zee en de ander, teruggesmeten van de kust, namen de boot op hun gezamenlijke kop en smeten haar met kracht van zich af.

Pijlsnel schoot de sloep door het opbruisende water. En

[pagina 144]
[p. 144]

zo groot was haar vaart, dat zij buiten de lange golvenarmen van de branding kwam.

Daar lag zij nu zachtjes te wiegelen, tussen het strand, waar de jutter stond en de woedende branding, die te vergeefs naar haar greep. De wind, die uit zee woei, hielp een beetje. Straks zou de boot over het strand schuren en de jutter zou zien, wat er in was.

Hij vond Frederik, die van zijn doft gegleden was en Joost, beiden uitgestrekt op de dennings.

Hij haalde de sloep op het strand zover als hem mogelijk was.

‘Precies, wat ik vreesde’, mompelde hij.

Met grote moeite wist hij de twee schipbreukelingen uit de sloep te krijgen. Hij droeg hen het strand over naar het duin en legde ze daar neer, in de helm.

En toen ze daar lagen, naast elkaar, opende Frederik de ogen. Verward keek hij in het ruige gezicht van de jutter, zonder te begrijpen, wat er gebeurd was en waar hij zich bevond. Hij bewoog zijn lippen.

‘Dorst’, begreep de jutter. Hij bracht Frederik een kruik aan de mond en gaf hem water.

Dat gaf nieuwe krachten. Frederik richtte zich op, op de ellebogen en wees naar Joost, naast hem.

De jutter bracht de kruik ook aan Joosts lippen.

Het water wekte ook Joost tot leven.

De jutter haalde een korst brood uit zijn zak en de schipbreukelingen aten. O, een heel klein stukje maar, de jutter had niet meer, maar het was voor het ogenblik voldoende.

Joost kreeg kracht om te gaan zitten.

Hij keek om zich heen en zag de heuvels van het duin, begroeid met helm en jeneverbessen. Nu pas drong het tot hem door, dat hij gered was. Hij kon het haast niet geloven.

[pagina 145]
[p. 145]

Hij lag niet meer in de sloep, heen en weer geslingerd door de golven en met niets dan de dood voor ogen. En Frederik was bij hem. Die zat niet op zijn doft, maar in het warme zand, net als hij, en de jutter stond voor hen. Een groot gevoel van dankbaarheid kwam in hem op. Hij hoorde hoe Frederik de jutter bedankte en hoe die zei: ‘Nou, nou, het was niks hoor.’

Maar het was wel wat, voelde Joost, het was de redding van een wisse dood, die de klauwen reeds naar hem uitgestoken had. Dat, waaraan hij gewanhoopt had, was werkelijkheid geworden, hij mocht verder leven. In de verte hoorde hij een klokje klepelen. Daar kreeg hij de tranen van in de ogen. Zeker kwam het geklep van een dorpje, hier niet zo ver vandaan. Hij zou weer huizen zien en mensen en misschien zou hij wel ergens mee aanzitten. Het was meer, dan hij had durven hopen. Hij stond op en greep de hand van de jutter. Hij stotterde iets, dat betekenen moest: ‘dank, dank!’

De jutter was er mee verlegen.

Toen het tweetal wat bijgekomen was, nam de jutter ze mee naar zijn hut, die niet ver af was. Even buiten het dorpje, waar het klokje klepelde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken