Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
T bouck van wondre, 1513 (1934)

Informatie terzijde

Titelpagina van T bouck van wondre, 1513
Afbeelding van T bouck van wondre, 1513Toon afbeelding van titelpagina van T bouck van wondre, 1513

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.72 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift
artesliteratuur


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

T bouck van wondre, 1513

(1934)–H.G.Th. Frencken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 150]
[p. 150]

2. Meekrap.

De plànt, die deze verfstof levert, is de Rubia tinctorum. L. Ze behoort tot de RubiaceaeGa naar voetnoot73). Ze wordt reeds in den Papyrus Holmiensis genoemd. In Middeleeuwsche oorkonden vindt men de benamingen: varantia, meeden, meden, rode of röte. De plant groeit het best in matig vette kleiGa naar voetnoot74). Het eerst komt deze plant voor in het Capitulare de villis van Karel den GrooteGa naar voetnoot75). In de 13e eeuw moest in Duitschland een tiende van de productie als belasting ingeleverd wordenGa naar voetnoot76). Als cultuurcentra kunnen wij noemen: Smyrna, Cyprus; de streek van Avignon, de Elzas in Frankrijk; de provincie Zeeland en de streek van Maastricht in de Nederlanden; de streek van Breslau en Neu-Eberswalde in Pruisen; de Beiersche Rijnprovincie en Brunswijk in het overige DuitschlandGa naar voetnoot77). In het Oosten heet de krap lizari of alizari, vandaar den naam alizarine.

Een douanetarief van gravin Margaretha van Vlaanderen uit het jaar 1252Ga naar voetnoot78) vermeldt de krap: ‘Scuta de varancia 2 Pfennig, astum navis varancia 2 Pfenn.’ Dit tarief was van toepassing op de goederen van Duitsche kooplieden.

In 1352Ga naar voetnoot79) gaf de stad Brunswijk een verordening op krap uit. De cultuur werd ingeperkt; iedere landbouwer mocht slechts 1/3 van zijn akker met krap bebouwen op boete van 4 Mark geldstraf per morgen en verbeurdverklaring van het gewas. Verder moesten de verbouwers zweren den oogst ‘vor dem Stad gherichte’ te wasschen alvorens tot het drogen over te gaan.

Het drogen en malen der wortels moest geschieden door betrouwbare personen. De krap uit het district Brunswijk schijnt van zeer goede kwaliteit te zijn geweest. Dit blijkt uit een correspondentie uit het jaar 1385 tusschen Brunswijk en LublinGa naar voetnoot80) in Polen. Silezië schijnt zeer vroegtijdig overpro-

[pagina 151]
[p. 151]

ductie gehad te hebben. Een verordening van Schweidnitz uit het jaar 1335Ga naar voetnoot81) verbiedt den invoer. Men mag, zoo heet het daar, geen krap koopen ‘dy is herbrengen us vremdin landen’. Ook het Rijngebied had last van overproductie. In 1356 verordende de raad van SpiersGa naar voetnoot82): ‘dasz ein jar ir keinre hie zu Spire keine darre noch keine mule zu roten haben soll.’

In Vlaanderen werd in de 14e eeuw ook krap verbouwd maar de ververij had zoo'n groote behoefte, dat men moest invoeren. Zoo vinden wij in 1363Ga naar voetnoot83) in het tarief van Albrecht von Bayern, Regent van Holland: ‘Item van elker bale meeden vir pen. holl.’

In 1389Ga naar voetnoot84) komt krap voor in het tarief van Floris van Utrecht. In het Geldersche tarief van 1399Ga naar voetnoot85) staat: ‘Item van alker balen meeden eenen halven grooten’, en in het tarief van Antwerpen van het jaar 1400Ga naar voetnoot86): ‘eenen balen meeden anderthalb nuven grooten.’ In 1468 betrok Antwerpen van een hanseatisch koopman: ‘37 balen meden’Ga naar voetnoot87). In een hollandsch tarief uit het jaar 1607 blijkt dat de krap hoofdzakelijk uit Breslau werd aangevoerdGa naar voetnoot88). De Hansa voerde krap naar Engeland uit. De hanseatische koopman Joris Tak vordert voor een baal krap in 1469Ga naar voetnoot89) die in Colchester weggeraakt was, 5 pond sterling vergoeding. Ten tijde van Queen Elizabeth werd in Engeland krap geteeld. Toch bestond er destijds invoer vanuit HamburgGa naar voetnoot90). Tegen het einde der 16e eeuw bedroeg de uitvoer over Stade:

1597/8 1598/9 1600 1601 1602 1603
96 vaten 23 vt. 26½ vt. 96½ vt. 87½ vt. 118½ vt.
13 balen 8 bln. 2 bln.   2 bln.  

In de buurt van Zierikzee op Schouwen werden de krapwortels vermalen. In den herfst werden de 3-jarige wortels uit den grond gehaald en op stellingen gedroogd. Daarna

[pagina 152]
[p. 152]

werd door zeven en schudden de aanhangende aarde verwijderd. Door een geschikt maalproces werd nu eerst de schil gekneusd en afgezeefd. Dit leverde de mul of ‘korte’. Deze mindere soort diende voor bruinverven en minder zuivere kleurtinten. Een tweede kneuzing al of niet voorafgegaan door een droging leverde de betere soort of de ‘beroofde’ krap. Werd dadelijk alles in een bewerking fijngemalen, dan sprak men van ‘onberoofde’ krap. In den Elzas met de centra Colmar Straatsburg, Bischweiler en Hagenau paste men een methode toe die in principe hiermede overeenstemt. Men produceerde: garance non robée, garance robée, garance grappée. De garance robée was de beste soort. De eerste was afkomstig van de schillen en de laatste werd bereid uit de wortelresten die bij de bereiding der garance robée op de zeef belevenGa naar voetnoot91). De Teinturier parfait geeft een voor dien tijd volledig overzicht van de cultuur en verwerking der wortelsGa naar voetnoot92).

De eerste poging om het glucoside uit de krap te isoleeren is gedaan door SchunckGa naar voetnoot93). Het gelukte echter pas volledig aan RouhlederGa naar voetnoot94) in 1851. Liebermann en BergamiGa naar voetnoot95) bevestigden dit en kregen een stof met een smp. 258o-260o. Het ‘rubiaan’ van Schunck en het ‘ruberythrinezuur’ van Rochleder bleken identiek te zijn.

Graebe en LiebermannGa naar voetnoot96) stelden vast dat het glucoside als volgt splitst:

C26H28O14+2H2O→C14H8O4+2C6H12O6

Er bestaat een octacetylderivaat van ruberythrinezuur. Men zou dus de volgende structuur kunnen aannemen:

illustratie

Het glucoside reageert echter zuur in waterige oplossing. Vandaar zijn naam. Daarom hebben Liebermann en Bergami

[pagina 153]
[p. 153]

de formule



illustratie

voorgesteld. De suiker is dan een biose.

Schunck en MarchlewskiGa naar voetnoot97) kwamen tot een heptabenzoylderivaat. Ze vonden nog een tweede glucoside dat ze ‘rubiadine glucoside noemdenGa naar voetnoot98). Het splitst door zwavelzuur en zoutzuur als volgt:

C21H20O9+H2O→C15H10O4+C6H12O6

Ze slaagden erin een pentacetylderivaat met smp. 237o te isoleeren. Ze stelden de volgende structuurformule voor:

illustratie

Er kan dus met zekerheid beweerd worden dat de krapwortel minstens twee glucosiden bevat, n.m.: het ruberythinezuur en het rubiadineglucoside.

Alizarine 1-2-Dioxy anthrachinon.

De structuurformule dezer stof is derhalve:

illustratie

De stof werd door Robiquet en ColinGa naar voetnoot99) in 1826 in de krapwortel uit den Levant ontdekt. Graebe en Liebermann hebben de stof in 1869Ga naar voetnoot100) synthetisch gemaakt. De hedendaagsche techniek oxydeert anthraceen met natriumchromaat en zwavelzuur tot anthrachinon. Het chroomzwavelzuur mengsel wordt electrolytisch geregenereerd. Door oplossen in sterk zwavelzuur s.g. 1.84 met 96% H2SO4 bij

[pagina 154]
[p. 154]

105-110o en verder kristallisatie door afkoelen en uitgieten in water wordt het ruwe product gezuiverd. Sulfoneeren met rookend zwavelzuur - 15% SO3 - bij 150o C levert anthrachinon - β - sulfonzuur smelten met kali levert alizarine.



illustratie

Anthrachinon - β - Sulfonzuur


Uit de krapwortel kan men de stof het beste met aluinoplossing extraheeren - RungeGa naar voetnoot102).

Purpurine 1-2-4-trioxyanthrachinon. Deze stof werd door Robiquet en ColinGa naar voetnoot101) in de krapwortel aangetoond in 1828. RungeGa naar voetnoot102) en DebusGa naar voetnoot103) isoleerden de stof in zuiveren toestand. StreckerGa naar voetnoot104) stelde de structuurformule vast. De LalandeGa naar voetnoot105) bereidde het synthetisch. De techniek oxydeert droog alizarine met bruinsteen en zwavelzuur. De structuurformule is als volgt:

illustratie

1-2-4-trioxy Anthrachinon


Onder de benamingen: purpuroxanthine, xanthopurpurine vindt men het isomeer van alizarine het 1-3-dioxy-anthrachinon in de litteratuur. Schützenberger en SchiffertGa naar voetnoot106) isoleerden het uit de krapwortel. De stof heeft een smeltpunt van 263o; lost gemakkelijk op in benzol en alcohol en is zooals de naam aangeeft geel. Het Grieksche Xanthos = geel. Alizarine is rood en purpurine is purperkleurig. Wordt purpurine met

[pagina 155]
[p. 155]

joodfosfer en water of met alkalische tinchloruur oplossing gereduceerd, dan ontstaat onder reductie van een OH groep op de peri plaats het xantho-purpurine. - LiebermannGa naar voetnoot107) heeft deze methode uitgewerkt. RosenstiehlGa naar voetnoot108) heeft door koken met kalioplossing aan de lucht het xanthopurpurine in purpurine omgezet, NoahGa naar voetnoot109) heeft de stof synthetisch gemaakt door condensatie van benzoëzuur met 3-5-dioxybenzoëzuur met behulp van zwavelzuur als wateronttrekkend middel.



illustratie

StenhouseGa naar voetnoot110) vond in de wortels der Rubia munjista het glucoside ‘munjistine’. Hieruit werd het purpur-oxanthine-carbonzuur geïsoleerd. RosenstiehlGa naar voetnoot111) zette deze stof door koken met alkali aan de lucht om in purpuroxanthine of xanthopurpurine. De plaats der COOH-groep is tot dusver nog niet bepaald. De radicaalformule van munjistine is:

C14H5(OH)2O2COOH.

Perkin en HummelGa naar voetnoot112) hebben deze stof ook gevonden in de Rubia sikkimensis benevens purpuroxanthine.

 

Wanneer het rubiadineglucoside in geconcentreerd zwavelzuur wordt opgelost na drie uur staan met water verdund en daarna twee uur op 100oC verhit wordt, kristalliseert het rubiadine uitGa naar voetnoot113). Het zijn gele naalden die bij 290oC smelten. Door oxydatie met chroomzuur-zwavelzuurmengsel ontstaat phtaalzuur. Dus staat de methylgroep in de kern waarin ook de beide hydroxylgroepen staan. Door condensatie van benzoëzuur met dioxyparatoluylzuur ontstaat een product dat niet identiek met het natuurproduct is. Wij krijgen derhalve de

[pagina 156]
[p. 156]

volgende structuurformules:

illustratie

munjistine natuurproduct
iso-munjistine kunstproduct


Na 1870 is, toen men de constitutie dezer verfstoffen kende, de technische bereiding steeds verder gegaan. Het natuurproduct is geheel verdrongen. Men bereidt tegenwoordig ook anthrachinonderivaten die nog niet in de natuur gevonden werden. Voorbeelden zijn: 1-2-6-trioxyanthrachinon-flavopurpurine-roodgeel; 1-2-7-trioxyanthrachinon-anthrapurpurine-roodblauw. Van de tot nu toe gevormde verfstoffen, zijn de lakken - dit zijn de onoplosbare metaalverbindingen - als volgt gekleurd: tinlak-oranje; aluminiumlak-rood-oranje; chroomlak-bordeauxrood; ijzerlak-violet.

Verder zijn nog in den handel:

1-2-dioxy -3-nitro anthrachinon-alizarine oranje,
1-2-3 trioxy-anthrachinon-alizarinebruin,
amido-alizarine-alizarinegranaat,
anthrachinoline-alizarineblauw.

Wanneer men met alizarine-oranje een synthese van Skraup uitvoert krijgt men het alizarine blauw. Van deze laatste verfstoffen past men uitsluitend de chroomlakken toeGa naar voetnoot114).

voetnoot73)
Wehmer - Die Pflanzenstoffe - II deel - p. 1179 (1931).
voetnoot74)
Berthollet, Handbuch der Färbekunst vertaald door I.F.A. Göttling - II Teil - pag. 111 - Jena 1792.
voetnoot75)
Capitulare de Villis C 43.
voetnoot76)
Karl von Scherzer - Das Wirtschaftliche Leben der Völker - Leipzig (1885) - pag. 256.
voetnoot77)
Technologisch Woordenboek K. Karmarsch en F. Heeren - pag. 1154.
voetnoot78)
Hanseatisches Urkunden Buch I - p. 432.
voetnoot79)
Braunschweigisches Urkunden Buch §§ 103-104-105-106.
voetnoot80)
Hanseatisches Urkundenbuch IV - p. 845.
voetnoot81)
Codex Diplomaticus Silesiae VIII - pag. 18 - § 21.
voetnoot82)
Mone: Zeitschrift f.d. Geschichte des Oberrheins - IX - pag. 186.
voetnoot83)
Hans. Urkundenbuch IV - p. 82 - Hanseatische Geschichteblätter 1877-1879 II pag. 49 & 51.
voetnoot84)
Item pag. 980 - II.
voetnoot85)
Item V pag. 388.
voetnoot86)
Item V pag. 445.
voetnoot87)
Hans. Urkundenbuch IX - pag. 426, 453.
voetnoot88)
Der Reichtum von Holland II - pag. 54 e.v.
voetnoot89)
Hans. Urkunden Buch VII - pag. 9, 541.
voetnoot90)
Ehrenberg, Hamburg und Engeland im Zeitalter der Königin Elisabeth - Jena (1896) pag. 3-9-267-297-347.
voetnoot91)
Techn. Woordenboek - K. Karmarsch en F. Heeren - pag. 1155.
voetnoot92)
Teinturier parfait CCLXXXIX-CCXCVIII - (1708).
voetnoot93)
Schunck - Ann. Chem. Pharm. - 66-176.
voetnoot94)
Rochleder - ibid. - 80-124.
voetnoot95)
Liebermann & Bergami - Ber. d. deutsch. Chem. Ges. - 20-2241 (1887).
voetnoot96)
Graebe & Liebermann - Ann. Chem. Pharm. Suppl. - 7-296.
voetnoot97)
Schunck & Marchlewski - Journ. Chem. Soc. - 63-1180.
voetnoot98)
Schunck & Marchlewski - 63-969-1137.
voetnoot99)
Robiquet & Colin - Ann. chim. phys. - 34-225.
voetnoot100)
Graebe & Liebermann - Ann. Chem. Pharm. Suppl. 7-300; Ber. d. deutsch. chem. Ges. - 2-14-332-505 (1869) 3-359 (1870).
voetnoot102)
Runge - Journ. f. prakt. Chemie - 5-363. Verhandlungen des Vereins zur Beförderung des Gewerbefleiszes in Preuszen 1835.
voetnoot101)
H. Rupe - Die Chemie der natürlichen Farbstoffe - 213.
voetnoot102)
Runge - Journ. f. prakt. Chemie - 5-363. Verhandlungen des Vereins zur Beförderung des Gewerbefleiszes in Preuszen 1835.
voetnoot103)
Debus - Ann. Chem. Pharm. - 56-351.
voetnoot104)
Strecker - Ann. Chem. Pharm. - 75-20.
voetnoot105)
De Lalande - Jahresber. - 1874-486.
voetnoot106)
Schützenberger en Schiffert - Bull. Soc. chim. - 4-12.
voetnoot107)
Liebermann - Ann. Chem. Pharm. - 183-214.
voetnoot108)
Rosenstiehl - Ann. Chim. Phys. [5] - 18-224.
voetnoot109)
Noah - Ann. chem. Pharm. 241-266.
voetnoot110)
Stenhouse - Ann. chem. Pharm. - 130-325.
voetnoot111)
Rosenstiehl - Compt. rend. - 84-559.
voetnoot112)
Perkin & Hummel - Journ. chem. Soc. - 63-1157.
voetnoot113)
Schunck & Marchlewski - Journ. chem. soc. - 63-1137-969-65-182.
voetnoot114)
Eijdmann - Chem. Technologie - p. 384 e.v. (1906).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken