Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Cronyke van Vlaenderen. Deel 4 (1909)

Informatie terzijde

Titelpagina van Cronyke van Vlaenderen. Deel 4
Afbeelding van Cronyke van Vlaenderen. Deel 4Toon afbeelding van titelpagina van Cronyke van Vlaenderen. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

XML (0.74 MB)

tekstbestand






Editeurs

Napoléon de Pauw

Cyriel Van de Putte



Genre

proza
non-fictie

Subgenre

kroniek
vertaling
non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Cronyke van Vlaenderen. Deel 4

(1909)–Jean Froissart–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

I (Y)

(S)iairs, (ts)yars, zie jaer, 114, 363.
Ydel, 1o zonder wapenen, 99; zie ledich; Fr. pas desgarni, X, 61; 2o woest (veld), 218; zie ledich, veld en lant.
Ye, ooit, ter eeniger tijd, 2, 199, 303; ye sijn dage te voiren, ooit in zijn leven voordien, 23; Fr. de sa vie que en avant, IX, 175.
Iemande (yemant, yeman, yemans, ymande), 4, 62, 67, 509, 524.
Yets, 274.
Yewairts (yewairs, yewers), ergens, 189, 217, 264, 487.
Ygelijken: een -, eenieder, iedereen, 182, 315, 380.
Ignoreren, aanzien alsof men het niet weet, onbewust zijn van, 239.
Ic, 12, 67, ick, 25, ict = ik het, 23, ics, icks, icx = ik - des, 45, 80, 142, 521; icken = ik hem, 7, 219; icken = ik niet, 415.
Icken, zie ic.
Ics (icks, icx), zie ic.
Icselve, 184.
Imaginacie (ymaginacie(n)), 1o verbeelding, gedachte, inval, 92, 210, 514; Fr. imaginations, X, 55; ses besongnes, X, 250; - hebben, denkbeelden hebben, denken, 92; 2o inbeelding, visioen, 220, 223; zie fantasie.
Ymaginatijff, vindingrijk, vernuftig, 480; Fr. bien imaginans, XI, 223; zie subtijl. (Folio 4: wert hy (de Graaf Lodewijk van Male) allene te rade also hy zeer ymagennatijff was).
Ymagineren (ymagineeren, ymagineerde, ymaginerende, geymagnineert), 1o overleggen, overwegen, bestudeeren, 2, 4, 23, 124, 178, 200, 270, 309, 407, 453, 499; Fr. sentoit en ses imaginacions, IX, 159; imagina, X, 81; penser et muser, X, 243; ymaginerende worden, nadenken, mijmeren, 466;

[pagina 67]
[p. 67]

Fr. fu tout pensieux, XI, 192; 2o zich voornemen, 46; Fr. entendi, IX, 194.
Ymande, zie yeman, 509.
Imboel, inboedel, 289.
Ymmer, altijd, 62.
Ymmermeer, nooit, 83; Fr. jamais, IX, 230.
Ymmers, 1o voor altijd, 4; 2o ten anderen, 6.
In (indden, indt, int), 126, 281, 500.
(Inblasen), ingeblasen: moet -, aanmoedigen, opbeuren, 339.
Inbreken (ingebroken), 1o ontstaan, 1; 2o schenden (voorrechten, vrede), 16, 72, 542; Fr. se desrompent, IX, 169; enfraint, IX, 221; sans enfraindre, XI, 304; 2o overromoelen, 401.
Inbreker(ren), misdadiger, 543; Fr. tels malfaiteurs, XI, 305.
Inbrekinge, schending (der vrele), 545; Fr. sans enfraindre, XI, 306, Zie zoenebrekinge.
Inbrengen (inbringen, ingebracht), 1o in (de stad) brengen, 25; Fr. avoit amené, IX, 177; 2o bijbrengen, 99.
Indden = in den, 281; zie in.
Indient = indien het, 236, 240.
Indignacie, onwaardigheid, ongunst, 233.
Indt = in het, 281; zie in.
Induceren (geinduceert), inlichten, aanwijzen of onderwijzen, 310, 318, 319, 486; Fr. ammonestés, XI, 40; al enditté, estoit endités, XI, 46; endoctrinoit, XI, 228.
(Ineendriven) ineengedreven staen: zeer dicht opeengepakt staan, 330.
(Ineendrucken), ineendructen, ineengedruct, ineengedrucket: vast aaneensluiten (van strijdrangen in den oorlog), 111, 326 385, 388; Fr. tout serré, XI, 109; bataille serrée, X, 71; ossi joint et ossi serret que nulle cose pooit estre, XI, 52.
Ineengedrongen (gaen), vast aaneengesloten gaan, 323, 329; Fr. furent astraint et enclos, XI, 55.
Ineencrimpen (ineengecrompen),(vast) aaneengesloten (legerbenden), 329; Fr. astraint et enclos, XI, 55.
Ineenstaende (vaste -), dicht tegen elkander staande, 281.
(Ineensteken), ineenstaken; hem vast -, zich dicht bijeen verzamelen, 254; Fr. se missent ensamble, X, 289.
(Ineenvlechten), ineengevloucht, ineenvlecht: hem -, zich met de armen door elkander gevlochten zeer druk vasthouden, 324, 328; Fr. vous entrelachiés de vos bras, X, 50.
Informacie, 1o inlichting, tijding, 15; 2o onderzoek, 507; Fr. infourmacion, XI, 300.
Informeerden = informeerde hem, 396; zie informeren.
Informeren (informeerde(n), geinformeert), 1o inlichten, mededeelen, 7, 9, 49, 79, 153, 173, 190, 213, 226, 396; Fr. enfourmèrent, IX, 197; 2o - tot, aanwakkeren, bewegen tot, 2, 201; Fr. à esmouvoir, IX, 159.
Ingaen (inghinck, in-gingen, inneghinck), 1o binnengaan, 184; 2o beginnen, 452, 471; 3o iets ingaen, aanstaan, 8; 4o enen geen slape -, niet kunnen slapen, 312.
Inganck (inghanc, ingangen, inghanghen), 1o toegang, ingang, intrede, 99, 175, 225, 358, 386; Fr. les entrées, XI, 107; 2o grens (van een land), 251; 3o begin: enen - maken, met iets beginnen, 236; Fr. par aucune voie faut il entrer ens es coses, X, 273.
Ingedruct werden, teruggestoten worden, 134; Fr. rebouté, X, 141.
Ingelijcx, 538; zie insgelijcx.
Ingesetene (ingeseten, ingesetenen), inwoner, 41, 377, 494, 537; Fr. le fuer commun de la ville, IX, 190; les abitans, XI, 299; zie inwonende.
Ingeven (ingaf): 1o moet -, moed inboezemen, 51; 2o infinitief als subst. gebruikt: ingeving, raadgeving, 524; Fr. inspiracion, par quelconque voie, XI, 289.
Inhebben, in zijne macht hebben, 180; Fr. tout signeur du marchié, X, 228.
Inhouden (thinhouden, innehouden, innehout, inhilden, hilden-in, innegehouden), 1o inhouden, 236, 294; Fr. contenoient, X, 274; 2o bezitten, in zijne

[pagina 68]
[p. 68]

macht hebben, 76, 538; Fr. tenoient, IX, 224; tiennent, XI, 300, 301; als subst.: thinhouden, de inhoud, 238.
Injurie(n), verongelijking onrecht: - doen, onbillijkheid, rechtsverkrachting plegen, 543.
Inkeren, gaan langs zekeren kant: wech -, eenen weg inslaan, 91; Fr. tourner che chemin, X, 55; zie innereisen en inlopen.
Incomen (innecomen), binnenkomen, 32, 44, 92; als subst.: inkomst in eene stad; intrede: - ende waelcome, 217; Fr. à bonne estrine, X, 256.
Inclymmen, over de muren in eene stad klimmen, 477.
(Incorporeren) geincorporeert: in het geheugen prenten, 262.
Incrijgen, in zijn bezit krijgen, weer inwinnen, 180, 386; Fr. voloit tout recouvrer, X, 229.
(Incrupen), incroip, ergens binnen kruipen, 191.
Inlaten (liet-in), binnen laten, 43; Fr. laissièrent entrer, IX, 192.
Inlopen (inneliepen, enneloopen), 1o binnenlopen, 184; Fr. entrent en la maison, X, 232; 2o inslaan: dien wech -, dien weg inslaan (al vluchtende), 332; zie inkeren en innereisen; infinitief als subst.: het aanvallen, plotselinge aanval, 170.
(Innehouden) innehout; 294; zie inhouden.
Innegesteken, 109, 503; zie insteken.
Innegevatten, vuurvatten, 48; Fr. li feus ne se peuist prendre, IX, 196.
Innecomen, 44, 92; zie incomen.
(Inneliggen) innelagen, ergens in liggen, 338.
Innemogen, in 't land mogen komen, 229.
Innemen (innenemen, innomen, ingenomen), 1o aannemen, in zijn huis laten logeeren, 188; 2o bezetten, overmeesteren, 189, 264, 374; Fr. pour esrre seigneur de ces villes, X, 236.
(Innereisen) innegereist: dien wech -, dezen weg inslaan, 91; zie inkeren en inlopen.
(Innestaen) innestonden: in iets staen, 219.
(Innewillen) innewilt: in iets willen treden (fig.): nadien ghij desen wech innewilt, indien gij dezen weg wilt inslaan, u besluit dit alzoo te ondernemen, dit te doen, 377.
Innyg(e), vroom, godvruchtig, 517.
Innichede, godvruchtigheid, 321; Fr. en devocion, XI, 48.
Inortinge, aandrijving, opstoking, 479; Fr. le promovement, XI, 223; zie insprekinge.
Inroeren, inbreuk maken op, 169; Fr. enfraindre, IX, 16.
Insettinge(n), besluit, 124; zie opset.
Insgelijcx (ingelijcx), 538, 542; Fr. auxi, XI, 301.
Inspiracie, ingeving: godlijke -, 517; inspiracion divine, XI, 281.
Insprekinge, aansporing, opstoking, 115; Fr. par l'esmouvement, X, 74; zie inortinge.
Insteken (innesteken, innegestoken, innegesteken), 1o tvyer -, in brand steken, 109, Fr. bouta le feu dedens, X, 70; 2o (dijken) een gat steken door, doorbreken, 503; Fr. rompre les digues de la mer, XI, 240; 3o opstoken, 253; Fr. ennort, X, 288.
Instortinge (des heyligen Geestes): goddelijke hulp, genade, 522; Fr. par le grace dou Saint Esprit, XI, 287.
Instructie(n), bevel: - maken, bevelen geven, 21; Fr. ordonné et cargiet, IX, 173.
Instrument(en), 1o oorlogswerktuig, 206, 430; Fr. ung engien, X, 248, XI, 141; 2o wettelijk en openbaar bewijsstuk: openbaere -, 444; Fr. instrument publique, XI, 157; zie autentijke brieven.
Int = in, 126 (tweemaal); zie in.
Intencie, inzicht, bedoeling, 212.
Interpreteren, verklaren, 544.
Intnemen = innemen, 374; z. innemen.
Intreden (intradt), 1o binnentreden, 184, 2o infinitief als subst. gebruikt: een -,

[pagina 69]
[p. 69]

een begin, 225, 394; intreden doen van -, beginnen te -, 432; Fr. avoit entamés, XI, 148.
Intrecken: dair -, in dit besluit volharden, 160.
Inwendelijken, inwendiglijk (met zijne gedachten), 185, 313.
Inwonende, inwoner, 48; z. ingesetene.
Inwoonre(n), inwoner, 222, 244; Fr. manans, X, 281.
IJsen, schrik gevoelen, 179; Fr. estoit grant hideur à voir, X, 227.
Yser (yseren), 1o ijzer (het metaal), 284; Fr. de fier, XI, 20; 2o wapenrusting, harnas, 360: (figuurlijk) in hoyr - doen draven, dat hem die hyelen dairof souden smerten: zoodanig vervolgen en martelen, tot bloedens toe, 360; 3o speer, lans, 328; zie glaye, piek, stock, stave; 4o foltering: in yseren slaen, in ijzeren kooien steken of tusschen ijzeren stangen pramen, 390; Fr. met en fiers, XI, 109; zie stock.
Yseren, adj., overdrachtelijk: hardnekkig, hier in verbinding met varken, wild zwijn, als scheldnaam der Vlamingen, 328; zie varken.
Yserhoed en), ijzeren helm, 315, 330; Fr. capiaux de fier, XI, 44, zie huyfde en huve.
Ysser = is er, zijn er, 415; zie sijn.
Iu, u, 15; Fr. vous, IX, 168; zie u, voornaamwoord.
Yves (Sinte), Sint Ivo, 279; Fr. Saint Ive, XI, 16.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken