Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Cronyke van Vlaenderen. Deel 4 (1909)

Informatie terzijde

Titelpagina van Cronyke van Vlaenderen. Deel 4
Afbeelding van Cronyke van Vlaenderen. Deel 4Toon afbeelding van titelpagina van Cronyke van Vlaenderen. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

XML (0.74 MB)

tekstbestand






Editeurs

Napoléon de Pauw

Cyriel Van de Putte



Genre

proza
non-fictie

Subgenre

kroniek
vertaling
non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Cronyke van Vlaenderen. Deel 4

(1909)–Jean Froissart–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Q

Quaemdy, imperf. van comen, z.a., 525.
Quaet (quade, quate, quader, alrequaetste), 1o slecht, kwaad, misdadig: tquaetste doen, het grootste kwaad aandoen, 452; Fr. lui porteroit contraire et damage tousjours, XI, 179; quaet weder, slecht weder, 410; quade wercken of daden, euveldaden, 67; Fr. malefixes fais, IX, 217; vervloekt; quade oirloge, 1; Fr. maleoites guerres, IX, 158; dat quader is, wat slechter is, 270; te beter of te quader, beter of slechter, 270; alrequaetste, het ergste, 443; als subst gebruikt, 1o kwaadheid: in groten quade, in gramschap, X, 247; 2o (personen) dese quade, quaet volk, gespuis, personen met slechte inzichten, 60, 68; Fr. male gent, IX, 217; slechte, gemeene, misdadige en oproerige kerels, 60, 68, 87, 141, 515; Fr. male gens, IX, 217; les rebelles, X, 52; des mauvais, X, 147; zie die besten.
Quaet, bijw., moeilijk, 149.
Quaetdader(s), booswicht, 518.
Quaetdoen, eenige slechte daad verrichten, misdoen, 351; Fr. pour mal faire, XI. 71.
Quaetheyt (quaetheide, quaethede, slechtheid, kwaadwilligheid, boosheid, 26, 68, 515; Fr. leur outrage, IX, 178; sa mauvaisté, XI, 283; zie verherd.
Quaetcoop, nadeelig: enen - wesen, er slecht van afkomen, 344; Fr. seroit trop chier vendu, XI, 66.
Qualic (qualicken, qualijken), adj. of bijw., slecht, 45, 51, 71, 112, 257; Fr. trop follement, IX, 198; op eene slechte, onvriendelijke wijze, 22; Fr. laidement, IX, 174; qualijken - tevreden sijn, kwaad, grammoedig zijn, 45, 54, 71, 80, 84; Fr. fu durement courouchiés, IX, 220; zie quiten; - enen qualiken maken bij enen, iem. doen slecht gezien worden, hatelijk maken bij iem., 7; Fr. le metteral si mal du conte, IX, 162.
Qualickvaren (qualicvairen), subst., ongeluk, tegenspoed, 8, 112; Fr. grans maulx, IX, 163; li grans maus, X, 72.
Quartier, 1o een vierde gedeelte, 271; 2o legerafdeeling) 174; 3o een der vier hoofdstukken van een wapenrok in verschillende kleuren, 316; zie rock, kele, gevaest gehact.
Quartiermeyster (quartiermeysteren, quartiermeysters), hoofdman of deken van een gedeelte of wijk der stad Gent, hoofdman, aanvoerder van eene legerafdeeling van vijftig man of meer, 89, 169, 174, 316; Fr. chiequantenier, X, 53; connestables des paroces, X, 218; connestablier, X, 223; zie hoifthere en connestabel.
Quellen (quelden, gequelt, gequellet), 1o lastig vallen, tergen, molesteeren, 19, 81, 83, 281, 344, 365, 387; Fr. guerrier, XI, 65; heriier, XI, 108; 2o bedwingen, 495; Fr. pour mestriier Bruges, XI, 235.
Quellinge(n), last en verdriet, - aendoen, kwaad doen, lastig vallen, 134; Fr. heriier, X, 141.
Querele, twist, betwisting, eisch, en bepaaldelijk ook rechtelijke eisch, voor erfrecht, tevens ook oorlog, 75; Fr. li aucun donnent le droit de la guerre, qui fu en che tamps si grande et si cruelle en Flandres à chiaux de Gaind; et dient que il eurent juste cause de guerriïer,

[pagina 120]
[p. 120]

IX, 223; vgl.: 3de Boek, fol. 200, dairbij te bet te verclaren die wairhede van den querele ende saken; Fr. Kerv. XIII, pour éclarchir toute la vérité de la querelle, ne pourquoy le roy de France, Charles, fut mené à puissances de gens d'armes en Allemaigne; - id. fol. 142 vo tot wat eynde erde bij wat gerechte redene hout gij sine pertye ende querele; Fr. et à quelle fin et juste cause soustenés-vous dont (sic) sa faulse querelle [Var. cause]? Kerv. XII, 123, 124; - id. int tlaetste int aftervolligen sine querele ende rechte, geviel noch eenen strijt in Bertangen; Fr. en poursieuvant sa querelle et deffendant son droit et son heritayge, le très vaillant et saint homme morut en une bataille en Bretaigne, Kerv. XII, 55; - id. 74 vo 2e kol. ende om te sluyten hoe sij hem voirt ter eren ende profijte des rijcx hebben ende procideren souden ende hoere opynie ende querele in eren ende in wairden vaste houden; Fr. comment en leur honneur ils se pourroient chevir et perséverer et tenir leur opinion ferme et estable et en honneur, Kerv. XI, 265.
Questie, zaak: - sijn omme, spraak zijn iets te doen, 326.
Quetsen (quetsten, gequetst, gequest), 1o kwetsen, 70, 216, 256; 2o schenden, 16, 17; Fr. afoiblissent, IX, 169; blecïer, IX, 170; 3o krenken, 19; Fr. nous afoiblissons liretage, IX, 171, 172.
Quetsinge, 74; Fr. bleceure, IX, 222.
Quijt, ontlast en vrij, 303; in vrijheid: vry ende - uutlaten, bevrijden, loslaten uit het gevang, 211.
Quijten (gequijt, gequeten), 1o volbrengen, getrouw blijven aan, 310; hem niets wael -, hem qualicken -, slecht handelen, zich slecht van zijne plichten kwijten, 112, 342; Fr. mal s'en estoit acquités, X, 72; 3o hem -, zich kwijten van eene schuld of zijnen plicht, 240, 341; Fr. de nous i aquiter, X, 277; 3o ontstaan van alle kosten, kwijtschelden, 451; zie vryen.
Quijtgaen, zich kwijt spelen, ongedeerd vertrekken, 143; Fr. en vient quite, X, 148.
(Quitlaten) quijtgelaten, loslaten (uit het gevang), 538.
Quijtscelden (quijtgesconden, quijtgeschonden), kwijtschelden, vergiffenis schenken en terzelver tijd loslaten, in vrijheid stellen, 242, 303, 526, 538.
Quijtsceldinge, kwijtschelding en loslating uit het gevang, 527.
Quijtwerden (quijtgeworden), verliezen, 286, 331, 345, 355, 537.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken