Het lieffelyck orgel-pypken

[fol. A2r]

Aende eerweerdighe, Godtvruchtige, ende deughtrijcke Vrouwe, Jouffrouwe Joanna de Smit, Weerde Priorinne van het Klooster van onse lieve Vrouwen Presentatie, genoemt van Westmale, tot Antwerpen.
Ende aan alle de Iouffrouwen haerder Godtvruchtigher ende heyligher Ghemeynten.

Eerweerdighe ende seer discrete Vrouwe Priorinne, ende beminde Jouffrou-

[fol. A2v]

wen uwer heyligher Ghemeynte, alsoo ick my nu eenighen tydt ghetrocken ghevonden hebbe om U-lieden erghens in te konnen dienen, hebbe eyndelijck de penne in de handt ghenomen, ende my de eere ghegheven U-lieden dit mijn kleyn Boecksken geheeten, Het nieuw lieffelijck Orghel-pijpken op te draghen, wenschende alle de ghene die met hun stemmekens op dese Orgheltjens sullen komen te spelen, dat Godt den heylighen Gheest (aan wien ick onweer-

[fol. A3r]

digh mijn eerste Boecksken heb op-ghedragen, geheeten, Het gheestelijck Minne-voncksken der Godt-minnende zielen) dese Orghelpijpkens ghelieve komen te blasen met den soeten windt sijnder Goddelijcker gratien, op dat de vonckskens sijnder Goddelijcker liefde daer door in alle Godt-minnende zielen over-vloedigh moghen ontsteken worden, ende branden tot glorie van Godt den Vader, Godt den Soon, ende Godt den heylighen Gheest. Offerende dit Boecksken

[fol. A3v]

ootmoedelijck onder U-lieden protectie stelle my nochtans vrywilligh onder de correctie vande Oversten daer toe gestelt, ende blyve totter doot, eerweerdighe Priorinne ende heylighe Ghemeynte,

U-lieden ootmoedighe dieners,

J.G.

Die Godt hier dient met blijden gheest,
En tracht met deughden alder-meest,
Die komen tot Godts blyde Feest.