Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Riskante gewoonten en zorg voor eigen welzijn (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Riskante gewoonten en zorg voor eigen welzijn
Afbeelding van Riskante gewoonten en zorg voor eigen welzijnToon afbeelding van titelpagina van Riskante gewoonten en zorg voor eigen welzijn

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.97 MB)

XML (1.60 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/sociologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Riskante gewoonten en zorg voor eigen welzijn

(1963)–I. Gadourek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 325]
[p. 325]

2.3 Techniek en verloop der ondervraging

Zoals reeds boven vermeld, hebben we besloten de meeste gegevens voor ons onderzoek te verzamelen door middel van de mondelinge ondervraging bij de mensen thuis, waarbij de enquêteur de antwoorden zou noteren op de vragenlijsten. Hij zou dit doen tijdens het gesprek zelf, door de in de meeste gevallen reeds voorgedrukte antwoordcategorieën te omcirkelen. De vroegere ervaring heeft reeds aangetoond dat het Nederlandse publiek de rol van de sociaal-onderzoeker aanvaardt en dat er tegen het notities-maken tijdens het gesprek zelden bezwaren worden geuit.

Desondanks is alle zorg besteed aan de introductie. Zoals uit Bijlage 2 blijkt, heeft elke ondervraagde een schrijven ontvangen, persoonlijk tot hem gericht en getekend door de projectleider. Hierin werd zijn medewerking gevraagd voor het onderzoek waarvan de strekking in algemene termen is aangeduid. De enquêteur zelf zou immers op de doelstelling van het onderzoek persoonlijk toelichting geven, indien de respondent dit wenselijk achtte. Op deze wijze hoopte men het aantal weigeringen te couperen door de decisie van de respondent uit te stellen; men hoopte dat het de enquêteur zou lukken menig bezwaar tegen bepaalde aspecten van het onderzoek op te vangen. Dit zou gebeuren door middel van andere, bij het taalgebruik van de respondent beter aansluitende uitdrukkingen of door verwijzing naar andere, voor de respondent wellicht belangwekkende, of in ieder geval onschadelijke aspecten van het onderzoek. Op de ondervraagden werd geen pressie uitgeoefend om aan het onderzoek mee te doen. Nadrukkelijk is aan de interviewers gevraagd het uiteindelijke doel van het onderzoek niet door leugens te camoufleren.

Met de introductiebrief ontving elke voor het onderzoek geselecteerde persoon een retourbriefkaart die hij zou invullen in geval van verhindering. Hierop zou hij tevens uur en datum invullen die hem beter uitkwamen dan het door de enquêteur voorgestelde tijdstip. Een deel van deze briefkaarten kwam terug met de mededeling dat de aangeschrevene niet wenste mede te werken. Al deze ‘weigeraars’ zijn door de enquêteurs opgezocht teneinde hetzij nog hun medewerking te verzekeren hetzij tenminste de motieven van hun weigering vast te stellen.

Reeds bij de oefenperiode ontving elke interviewer instructies omtrent de meer frequent voorkomende motieven van weigering: zorgen waarom juist hij of zij voor het onderzoek werd geselecteerd, angst voor onvoldoende anonimiteit of doorgeven van de gegevens (aan de baas, de belastingen, enz.). Uitgerust met de tegenargumenten (o.a. de beschrijving van de wijze waarop de steekproef werd getrokken of althans van de be-

[pagina 326]
[p. 326]

langrijkste principes hiervan) lukte het in menig geval de respondent ‘om te praten’.

De enquêteurs bezaten bij het aanbellen aan de deur van de respondent tweeërlei bescheiden: a. de vragenlijsten en de bijbehorende ‘kaartjes’ waarop de stimuli van de meer complexe vragen (de alternatieve antwoordcategorieën) gedrukt stonden; b. een uittreksel uit het bevolkingsregister omtrent de te interviewen personen en de voorpagina van de vragenlijst. Deze laatste moest pas na afloop van het interview ingevuld worden, buiten de gezichtskring van de geënquêteerde. Op de voorpagina werd het volgnummer van de respondent alsmede zijn woongemeente ingevuld en de tijd van het interview. Hiernaast schreef de interviewer zijn naam op en gaf hij tevens een beschrijving van zijn introductie of, in geval van weigering, van zijn pogingen om de respondent te bereiken. De voorpagina bevatte tevens de meer subjectieve gegevens: een beschrijving van het woonmilieu (of althans van de plaats waar het interview plaatshad), van de respondent zelf zoals de enquêteur hem zag, de typering van de interviewsituatie (aanwezige personen, ruimtelijke verdeling van de personen tijdens het gesprek, enz.), het verloop van het gesprek. Verder werd ruimte opengehouden voor de bijzondere opvattingen van de respondent, voor zover deze niet bij de vragen zelf voldoende waren omschreven en voor alle andere opmerkingen die voor het onderzoek van belang konden zijn.

Het uittreksel uit het bevolkingsregister bevatte de gangbare personalia. (geslacht, burgerlijke staat, leeftijd, adres, godsdienst en het eenmaal opgegeven beroep) en diende vooral tot oriëntatie van de enquêteur. Met behulp hiervan kon hij zich wat voorbereiden op de ontmoeting die hem te wachten stond. Hij zou echter tijdens het gesprek niet te kennen geven dat hij reeds enige voorkennis had van de respondent en zou trachten de spontane aard van de ontmoeting te handhaven.

Een andere functie van de van tevoren verzamelde gegevens was de respondent te plaatsen: andere leden van het huishouden die de enquêteur ev. te woord stonden, moesten op tijd worden herkend, de vader niet met de zoon verwisseld en andersom. Het streven om slechts die persoon te spreken te krijgen die van tevoren voor het gesprek was geselecteerd stuitte, zoals verwacht, op moeilijkheden. De enquêteurs kregen instructies om voor zover mogelijk de aanwezigheid van de tot het huishouden van de respondent niet behorende personen te weren. Men zou dit op een tactvolle wijze doen met de verwijzing naar het feit dat men nogal persoonlijke vragen te stellen had. De aanwezigheid van de familie- en gezinsleden werd in uiterste gevallen getolereerd. Indien zij echter begonnen antwoorden te geven op de gestelde vragen werd hun kenbaar gemaakt dat, hoewel men hun opinie op prijs stelde, men slechts de opvattingen en

[pagina 327]
[p. 327]

antwoorden van de geselecteerde persoon moest hebben. De verwijzing naar het ‘uitloten’ van een bepaald aantal mensen, teneinde, in het klein, de weerspiegeling van de gehele bevolking te verkrijgen, bleek in de meeste gevallen een afdoend argument.

Zowel bij het begin van het gesprek als bij de afsluiting zou de enquêteur zijn gastheer of gastvrouw de gelegenheid geven zelf vragen over het onderzoek te stellen. Om een dergelijke ‘rollenverwisseling’ te stimuleren zou hij eventueel iets vertellen over zijn eigen persoon; dit echter slechts in die gevallen waar men dacht dat een persoonlijke mededeling op prijs zou worden gesteld en ertoe zou bijdragen om het interview tot een werkelijk gesprek te maken.

De enquêteurs zouden zich daarentegen onthouden van de uitspraken, die de ondervraagde persoon zouden kunnen beïnvloeden bij het beantwoorden van de belangrijkste vragen van het onderzoek. Indien ‘in het nauw gedreven’, d.w.z. indien de respondent niet zou volstaan met een ontwijkend antwoord of met zwijgen, zouden zij om uitstel vragen. De persoonlijke mening van de enquêteur werd dan na afloop van het gesprek kenbaar gemaakt.

Indien een sigaret aangeboden werd, zouden de mannelijke enquêteurs voor zover mogelijk het aanbod aanvaarden; daar het roken onder de mannelijke bevolking in Nederland vrijwel algemeen is, zou een principiële afwijzing van het roken de respondent kunnen beïnvloeden om een verontschuldigende (of juist een overdreven uitdagende) houding aan te nemen.

 

Al deze eisen, alsmede lengte en aard van de vragenlijst, maakten het wenselijk om aan de selectie van de enquêteurs de nodige aandacht te besteden. Twee criteria drongen zich op: 1. bekwaamheid om het rollenspel van de interviewsituatie te hanteren; 2. kennis van de streektaal van het gebied waar men wenste te opereren.

Wat het eerste criterium betreft, meenden we door het inschakelen van studenten in de sociale wetenschappen en de psychologie aan de belangrijkste eisen te hebben voldaan. Hiermee kon tevens een voldoende dislocatie van de enquêteurs worden nagestreefd door verschillende universiteiten op te nemen in onze wervingscampagne. Een schriftelijk verzoek is gericht tot de sociologische instituten van de Rijksuniversiteit te Leiden, van de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam en van de Rooms-Katholieke Universiteit te Nijmegen, een oproep te willen plaatsen dat er een mogelijkheid bestond voor betaald enquêteurswerk. Door plaatselijke omstandigheden is aan deze omroep door Nijmeegse studenten veel meer gehoor gegeven dan door de studenten aan de andere twee universiteiten, hetgeen zich duidelijk in de samenstelling van de groep enquêteurs weerspiegelt.

[pagina 328]
[p. 328]

Door een vroegtijdig persbericht omtrent het onderzoek hebben zich hiernaast ook twee beroepsenquêteurs aangemeld, een uit Amsterdam, de ander uit Enschede, die beiden reeds lange ervaringen met de ondervraging voor het Nederlands Instituut voor de Publieke Opinie (N.I.P.O.) en de Nederlandse Stichting voor de Statistiek hadden opgedaan. Vanwege hun gunstig gelegen operatiegebied werden ze opgenomen in ons enquêteursteam.

Daar onder de in Leiden en in Nijmegen aanwezige studenten zich Groningers en Friezen van geboorte bevonden, achtte men de inschakeling van een vierde universiteit (hetgeen extra kosten zou betekenen) niet noodzakelijk.

Elke in aanmerking komende enquêteur heeft een korte vragenlijst ingevuld, hetgeen het ons mogelijk maakte om de samenstelling van de gehele groep interviewers te evalueren.

Tabel 2.3.1 Samenstelling van de 25 bij het onderzoek betrokken enquêteurs naar geslacht, leeftijd en enkele andere opzichten
Table 2.3.1 Social characteristics of the group of 25 interviewers

Specificatie
Specification
Subcategorie
Sub-category
Aantal
Number
Percent
Per cent
Geslacht:
Sex:
Mannen
Men
19 76
  Vrouwen
Women
6 24
Leeftijd:
Age:
- 23 jaar (years) 13 52
  - 25 jaar (years) 8 32
  - 27 jaar (years) 2 8
  28 jaar (years) - 2 8
Godsdienst:
Religions:
Rooms-Katholiek
Roman Catholic
17 68
  Nederlands Hervormd
Dutch Reformed
3 12
  Zonder kerkgenootschap
Without Denomination
3 12
  Een streep gezet
Not filled in
2 8
Studierichting, beroep:
Subject of study, occupation:
sociale wetenschappen
social sciences
14 64
  psychologie
psychology
6 24
  rechten
law
2 8
  andere richting
other subject
1 4
  beroep
already on job
2 8
Universiteit, woonplaats:
University, place of living
Nijmegen 12 48
  Leiden 9 36
  Amsterdam 3 12
  Elders
Elsewhere
1 4

[pagina 329]
[p. 329]

Uit nevenstaande tabel 2.3.1 blijkt dat onze enquêteurs als groepering in belangrijke opzichten afweken van de bevolkingsgroep die moest worden bestudeerd. Bij een latere evaluering van de mogelijk onbewuste vertekening die optreedt bij een massa-enquête als gevolg van het feit dat de interviewers meer, en meer betrouwbare, responsies van hun gelijken verkrijgen, dienen we te beseffen dat er opvallend meer mannen waren, opvallend meer jeugdige personen, meer Rooms-Katholieken en meer mensen uit hogere welstandsgroeperingen onder onze enquêteurs dan in de normale Nederlandse bevolking. Zeeland en de noordelijke provinciën waren slechter vertegenwoordigd dan het zuiden en het westen des lands, ofschoon men dient te beseffen dat de universiteitsplaats in onze tabel vermeld niet met de plaats van herkomst overeenkomt; de eigenlijke woonplaats werd slechts in twee gevallen (van de twee beroepsenquêteurs genoteerd.

Uit de vragenlijsten bleek dat de interview-ervaringen van de enquêteurs nogal uiteenliepen. Meer dan een derde gaf toe eigenlijk zonder praktische interview-ervaring te zijn. Teneinde een minimum aan instructie aan de interviewers te geven werden aan elke enquêteur per post de vragenlijst en de schriftelijke aanwijzing toegezonden betreffende de wijze waarop de vragen gesteld dienden te worden.

Hierna is gedurende vier dagen de vragenlijst met de enquêteurs besproken, de belangrijkste spelregels van het interviewen zijn theoretisch en in de praktijk toegelicht: de enquêteurs gingen elkaar interviewen, stelden aan de projectleider vragen over de juiste interpretatie van vragen en over de introductie van het gesprek.

Na afloop van deze bijeenkomsten zijn de 85 te interviewen gemeenten onder de enquêteurs verdeeld. Met uitzondering van de grote steden viel meestal een gehele gemeente onder het operatiebereik van één enquêteur. Teneinde de reiskosten zoveel mogelijk te drukken, is bij de verdeling der plaatsen met de woonplaats of verblijfsmogelijkheid van de enquêteur rekening gehouden. Indien echter bleek dat door de bekendheid van de interviewer in een al te kleine plaats de anonimiteit van de onderzoeker en van de onderzochte bedreigd zou worden, is voor vervanging gezorgd.

Elke enquêteur werd uitgerust met een voldoende aantal vragenlijsten en door de projectleider getekende introductiebrieven, reeds geadresseerd, die hij aan de respondenten geleidelijk verzond, omstreeks vijf dagen voorafgaande aan zijn bezoek. Dit om de respondent tijd te gunnen om ev. de verhinderingskaart in te vullen en naar de centrale coördinatieplaats te Leiden te zenden. Een medewerker aan het onderzoek zorgde uit Leiden voor de coördinatie van het gehele onderzoek en voor het tijdig doorzenden van de verhinderingsberichten. De enquêteurs werden zodoende verplicht regelmatig met de onderzoeksleiding contact te onder-

[pagina 330]
[p. 330]

houden, het aantal weigeringen te melden, hun moeilijkheden te rapporteren. De eerste twee ingevulde vragenlijsten werden rechtstreeks ter beoordeling aan de projectleider toegezonden, de andere in groepen van 10 à 20. Na afloop van de enquête is er een bijeenkomst met de enquêteurs belegd teneinde de eerste resultaten van het onderzoek te bespreken en elkaars ervaringen uit te wisselen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken