Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Riskante gewoonten en zorg voor eigen welzijn (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Riskante gewoonten en zorg voor eigen welzijn
Afbeelding van Riskante gewoonten en zorg voor eigen welzijnToon afbeelding van titelpagina van Riskante gewoonten en zorg voor eigen welzijn

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.97 MB)

XML (1.60 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/sociologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Riskante gewoonten en zorg voor eigen welzijn

(1963)–I. Gadourek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 321]
[p. 321]

2.2 Vragenlijst

Vroegere ervaringen (zie voetnoot 2 op blz. 20) hebben de overtuiging bij ons gevestigd dat een betrekkelijk groot aantal gestandaardiseerde stimuli aan een steekproef uit de normale bevolking kan worden voorgelegd in een kort mondeling gesprek. Teneinde de standaardisatie der stimuli te waarborgen, bedient de ondervrager zich van een uniforme vragenlijst en tracht de vragen voor zover mogelijk in dezelfde volgorde en in dezelfde vorm te stellen. Het gehele gesprek wordt op deze wijze van te voren gepland en voorbereid. Dit brengt uiteraard bij een ondervraging van de steekproeven uit de gehele bevolking de niet te onderschatten moeilijkheden met zich om de vragenlijsten zelfs voor de afwijkende groeperingen beantwoordbaar te maken; met alle alternatieve antwoordcategorieën moest rekening worden gehouden. Eén vragenlijst moest immers dienen voor rokers en niet-rokers, voor drinkers en geheelonthouders.

Naast de moeilijkheden voortspruitend uit de heterogeniteit van de steekproef kwamen andere, veroorzaakt door de heterogene doelstelling van het onderzoek. Daar de ondervraging geheel vrijwillig werd, moesten de respondenten voldoende motieven krijgen om aan het onderzoek hun medewerking te verlenen. De interne dynamiek van het gesprek vereiste dat slechts die vragen werden gesteld, die men met het centrale introductiethema in verband kon brengen. Aan de andere kant bleek het psychologisch bezwaarlijk het grote aantal stimuli zonder een bepaalde structuur aan de respondent toe te dienen. Vandaar dat we besloten het gehele gesprek in een aantal onderwerpen op te splitsen, die weliswaar met de centrale introductie (‘het onderzoek van het Nederlands Instituut voor Praeventieve Geneeskunde naar de gewoonten en de levensomstandigheden der mensen’) nog verenigbaar waren, maar die tevens betrekkelijk zelfstanding waren en afzonderlijk met een paar zinsneden werden geïntroduceerd. Zoals uit Bijlage 1 blijkt, heeft men het eerst enkele personalia verzameld (geboorteplaats, leeftijd, opleiding, burgerlijke staat, enz.) om hierna tot het algemene satisfactiethema over te gaan; hierna werden vragen gesteld over de gezondheid, enkele houdingen t.o.v. de ziekte en de hygiëne, woonomstandigheden en voeding. Pas nadat op deze wijze een vijftigtal stimuli aan de ondervraagde was toegediend, begon men vragen over de rookgewoonten te stellen, over de houding t.o.v. roken en rokers, naar de reacties op de berichten omtrent het roken en de longkanker en normen t.o.v. het roken; te zamen omstreeks 30-40 stimuli.

Een korte introductie luidde hierna het tweede hoofdthema van het gesprek in: de drinkgewoonten. Hieraan zijn 23 vragen besteed, waarvan

[pagina 322]
[p. 322]

sommige echter meerdere stimuli bevatten. Hierop volgde een korte reeks vragen omtrent zorgen en psychische toestanden; angsten, bezorgdheid, eenzaamheid, verveling, doelloosheid. Teneinde de indruk weg te nemen dat men tot de diepere persoonlijkheidsproblemen wilde doordringen, werd de reeks vragen onderbroken door een rij stimuli die de mate van de identificatie met een der culturele subsystemen zouden meten en door vragen die de houding van de respondent jegens de medemensen zouden verkennen. Hierna werd de reeks hervat met de vragen over ev. traumatische ervaringen. Een serie vragen omtrent de sociale participatie, contacten met de massacommunicatiemedia, en personalia besloot de vragenlijst. Met opzet zijn dus de meer intieme onderwerpen, die nogal emotionele spanning konden veroorzaken, tegen het einde van de vragenlijst geplaatst, echter met voldoende speling om via de meer neutrale onderwerpen tot een wat kalmere afsluiting te komen. Door de gehele groepen vragen af te wisselen hoopte men voldoende belangstelling van de respondent in de enquête te wekken en gespreksmoeheid te voorkomen.

De zorg voor de dynamiek van het gesprek en voor de algemene aard van de vragen die aan de gehele bevolking moesten kunnen worden voorgelegd was niet de enige overweging bij het opstellen van de vragenlijst. Aan de selectie van vragen met het oog op hun validiteit en betrouwbaarheid is eveneens aandacht besteed. Met opzet hebben we de ‘feitelijke vragen’ met de opinievragen afgewisseld, zodat een deel der verstrekte inlichtingen ook met de informatie uit andere bron (b.v. het bevolkingsregister) kon worden vergeleken. Voor vele variabelen werd meer dan één vraag gebruikt, vaak op verschillende tijdstippen van het gesprek gesteld. Dit maakte de controle op de interne consistentie mogelijk (zie b.v. Vraag 51: ‘Hoeveel rookt U ongeveer per dag?’ en Vraag 57: ‘Hoeveel heeft U gisteren gerookt?’). Dit argument geldt ook voor de constructie van de meetschalen, waarbij vaak meer dan tien stimuli werden verwerkt in één uiteindelijke variabele.

Daar het gesproken woord uiterst ongeschikt is om mensen uit een groter aantal alternatieven te doen kiezen (de alternatieven worden immers achter elkaar voorgelezen, hetgeen de positie van de eerst- en de laatstgenoemde antwoordmogelijkheden versterkt en het geheugen van de respondent te zwaar belast), hebben we nu en dan de techniek van de mondelinge ondervraging aangevuld met visuele hulpmiddelen: de uitspraken of antwoordcategorieën waartussen de ondervraagde moest kiezen zijn op kaartjes gezet, de kaartjes aan de desbetreffende persoon voorgelegd met het verzoek om een of twee hiervan te selecteren of te rangschikken naar gelang zijn instemming of afkeuring.

Al naar gelang de aard van het onderwerp zijn echter ook stimuli in andere vorm aan de ondervraagde personen toegediend. Het moderne

[pagina 323]
[p. 323]

streven naar unidimensionele schalen (van Guttman-type) maakt het gewenst om de respondenten niet uit een reeks alternatieven te doen kiezen, maar hen op elk van de stimuli hun responsie kenbaar te laten maken. Beseffend dat een dergelijke batterij van vragen slechts de schijn van betrouwbaarheid wekt indien de respondent de vragen hetzij niet begreep, hetzij volstrekt indifferent stond tegenover het object, hetzij een scherp geformuleerde mening bezat omtrent het onderwerp, trachtten we voor zover mogelijk aan de respondent voldoende vrijheid te laten. Dit geschiedde gedeeltelijk door meer algemene vragen die de aanwezigheid van een opinie, houding of waardeoordeel zouden peilen (voorbeeld: vraag 102, vraag 115, vraag 119, alle gevolgd door de meer specifieke vragen die de houding helpen preciseren). Daar waar de antwoordcategorieën niet adequaat de responsie van de ondervraagde uitdrukten, zou de enquêteur letterlijk het antwoord van de respondent noteren (met opzet is hiervoor ruimte in de vragenlijsten gelaten).

Om nog wat meer inzicht te verkrijgen in de betrouwbaarheid van onze vraagstimuli, in hetgeen onze vragenlijst eigenlijk vaststelt en meet, is er een proefenquête gehouden voordat het instrument op de eigenlijke steekproef uit de bevolking is toegepast. Nadat de vragenlijst binnen de wetenschappelijke staf zelf enige keren was gebruikt, werd er een aselecte steekproef uit het Bevolkingsregister van Leiden getrokken bevattende 10 vrouwen en 12 mannen. Zij werden aangeschreven op dezelfde wijze zoals ook onze uiteindelijke steekproef later schriftelijk over het onderzoek zou worden ingelicht. Hoewel bij sommige personen de onderzoekers meer dan drie keer langs zijn geweest voordat zij werden binnengelaten, werden geen weigeringen genoteerd en de introductie werd goedgekeurd. De vragenlijsten ondergingen intussen grotere wijzigingen, vooral wat de volgorde en de formulering van de gestelde vragen betreft.

Het is door dit proces van navraging over de gestelde vragen dat de meer ‘traumatische’ vragen verhuisd zijn naar het einde van de vragenlijst en dat tal van vragen omtrent de hygiëne geschrapt zijn uit de vragenlijst. Eveneens verdwenen zijn: de vragen omtrent de contacten met de medische diensten (ziekenhuis), de houding tegenover de arts, de ziekte, de magnetiseur, geesteszieken, enz. Ondanks hun praktisch belang konden deze vragen niet met de centrale probleemstelling in verband worden gebracht en verloren hun verantwoording. Om psychologische redenen bleek het wenselijk om de (nog thans waarschijnlijk te uitgebreide) vragenlijst te beperken; ook zijn de vragen verwijderd die te veel aan een testsituatie deden denken, daar tijdens de proefenquête de eerste symptomen van een ‘guinea pig complex’ gesignaleerd werden: de vragen over de elementaire kennis der hygiëne ging men als strikvragen beschouwen, waardoor de emotionele binding met de enquêteur, noodzakelijk voor het

[pagina 324]
[p. 324]

beantwoorden der meer intieme houdingsvragen, verloren dreigde te gaan.

Een niet te verwaarlozen controle-element vormde tenslotte de kritiek geleverd door de groep van omstreeks twintig enquêteurs gedurende de periode van ‘in-training’, van het bespreken en het leren begrijpen van de vragenlijst. De enquêteurs hadden de opdracht elkaar en hun naaste kennissen, vrienden of familieleden te gaan interviewen alvorens ‘het veld’ in te gaan. Bovendien hebben zij bij het begin van de enquête de eerste twee ingevulde lijsten aan de projectleiders ter controle ingezonden.

Tijdens dit proces van wederzijds geven en nemen zijn ook nog aanvullingen en wijzigingen aangebracht. Niet slechts zijn vragen weggevallen; de belangrijke vraag naar het inhaleren is b.v. pas gedurende deze laatste fase aan het vraaggesprek toegevoegd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken