Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een afgezant uit niemandsland (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een afgezant uit niemandsland
Afbeelding van Een afgezant uit niemandslandToon afbeelding van titelpagina van Een afgezant uit niemandsland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.13 MB)

Scans (11.34 MB)

ebook (3.19 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een afgezant uit niemandsland

(1968)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 56]
[p. 56]

10

De muziek kwam terug. Je kon er bij zingen.

Hij bleef voor een raam staan: buiten was de Pjilnokse avond waarin hij zich direct zou begeven.

Hij keerde zich af van het raam. (In zijn herinnering stond hij voor een ander raam, een ruige nacht, lampen schommelden in de gangen, buiten stormde het, kippen doken uit het donker en renden angstig tegen de muur op, waaiden spookachtig voorbij.)

Daarna werd de muziek sterker en stopte plotseling.

Hij probeerde een deur.

Op hetzelfde moment stak het geluid opnieuw op.

Binnen zag hij drie musicerende soldaten zitten, met hun petten voor hun ogen.

Het stonk naar drank.

De vioolspelende krijgsman kwam zwaaiend op zijn benen naar hem toe, terwijl hij met zijn strijkstok een valse kras veroorzaakte.

Het stonk naar knoflook toen hij voor Paul stond.

- Roodkapje, zei de soldaat tegen hem. Appelbloesempje, perestronkje met je drankneus.

 
O wat een geluk
 
Ik maakte het in één!
 
Ruk!

Deze laatste tekst zongen de drie soldaten, terwijl de drummer zachtjes de maat sloeg en de violist zijn strijkstok hief en daarna een toon voortbracht vol van een zuiverheid die onder andere dan aardse categorieën viel; zelfs van de harmonikavirtuoos viel de mond open.

Paul bracht zijn handen naar zijn oren.

[pagina 57]
[p. 57]

De violist boog zich naar voren.

- Salve, zei hij. Oh buen Jesús.

 
O buen Jesús
 
Jou roep ik in de
 
Drankneusdruppels van mijn roes!

- Arbeit macht drei! riep de drummer.

Gedurende enkele ogenblikken speelde ieder op zijn eigen instrument, maar geen van drieën speelde hetzelfde.

Daarna ging de accordeonist staan en schreeuwde:

- De rekruut met het hoefijzer! Hoepla!

Paul lachte. Daarna lachten ook de soldaten.

- U heeft er dus echt van genoten?

De harmonikaspeler kwam naar hem toe en stak zijn hand uit.

- U lacht, zei hij. Dat doet mij genoegen. Denkt u zich eens in, al die arme mensen die dit moeten aanhoren en het niet leuk vinden.

- De tekst is van de kolonel, zei de violist. En het is de bedoeling dat wij dit brengen op het eiland, tijdens het feest.

- Wat voor een feest op een eiland? vroeg Paul.

De violist haalde zijn schouders op.

- U vindt het niet werkelijk leuk. We dachten al dat u niet helemaal gezond was. Drink een biertje met ons. Tenslotte heeft u een keer gelachen.

- Voor een glimlach van een heer maken wij het nog een keer! riep de drummer.

Achter het drumstel stond een krat bier. Zij gingen zitten op krukken die tegen de wand stonden. Het eiland, zei de violist. Maar kent u dat werkelijk niet? Bent u een student en pas aangekomen? Dan moet u meegaan naar het feest ter gelegenheid van de naamdag van onze beschermheilige. Heeft u het niet zien liggen vanaf de boot?

[pagina 58]
[p. 58]

Want het eiland zag je als je aankwam. Het lag een tiental kilometers uit de kust. Degenen die het zagen zouden zweren dat het groen was, maar na twee dagen varen zag alles groen.

Op dit eiland had de dichter Begoresj zich voortgeplant in een lam. Dit vertelde de violist. De glazenierster Gossep was bij hem en lag op haar rug in het gras op een strootje te kauwen. Met één hand deed ze daarnaast iets dat evenmin bijzonder was. Er groeiden berkeboompjes vlakbij hen en de zee was nogal stil, de ouden van dagen uit het rusthuis lagen heimelijk te slapen, van de ene roes (die van de jeugd, naar men zegt) in de andere, de drankzuchtige. Begoresj en Gossep waren zo één geworden met dier en jonge tak, dat zij misschien het gerucht niet hoorden van een verdwaalde zeeman en misschien was deze zeeman nooit verdwaald om de eenvoudige reden dat hij nooit op het eiland was geweest.

- Het lijkt me leuk, feestvieren op dat eiland, zei Paul.

- Daar kunnen ze hun gang gaan, de honden, zei de pianist. Maar de dag zal komen dat de lucht verduisterd wordt en zwermen vogels neerdalen...

- Je hebt zeker voor dominee gestudeerd? zei Paul.

- Nee, zei de pianist eenvoudig. Mijn vader heeft een café waarin ik help. Zodoende blijft er voor mij veel tijd over om te trainen. Ik ben namelijk amateurwielrenner. Maar ik schrijf ook gedichten.

- Vanzelfsprekend, zei de drummer.

Op dat moment ging de deur open en er kwam een magere man binnen, verkleed als legerautoriteit. De soldaten gingen staan en de drummer salueerde met enige moeite.

De officier wuifde achteloos zijn ondergeschikten terug op hun stoelen.

- We gaan de boel opbreken jongens, zei hij.

Daarna wendde hij zich tot Paul.

- Uw vriend Asquit wacht op u, zei hij vriendelijk. Mijn

[pagina 59]
[p. 59]

naam is Senkar. Ik kwam hem zojuist tegen, hij zoekt u. Hoe vindt u mijn cabaret? Soms denk ik dat het te moeilijk is. Wat vindt u daarvan?

- Voor zover ik kan beoordelen is het begrijpelijk, zei Paul.

- En heeft u gelachen?

Paul knikte.

- Vrienden van Asquit, zei Senkar. Allemaal datzelfde gevoel voor humor. Mag ik u op iets trakteren?

- Ik ben al getrakteerd, zei Paul.

- Dat is goed, zei Senkar knikkend. Gastvrijheid stel ik op prijs. Hoe heet u?

- Paul, zei hij.

- Paul, herhaalde Senkar bedachtzaam. Paul, Paulus. Om hem te bekeren was een engel nodig. En voor jou, Paul?

Hij stak zijn hand uit.

- Je geeft een slap handje, zei hij. Dat is niet erg mannelijk. Het kan mij niet zoveel schelen. Ik word omgeven door mannelijkheid, maar je meisje...

- Ik heb geen meisje, zei hij.

- Ik zou me toch maar eens oefenen in het geven van betere handen, zei Senkar glimlachend. Wie weet is het nog in je voordeel.

Paul haalde zijn schouders op.

- Wij hebben met uw vriend Henri al heel wat meegemaakt, zei Senkar.

- Bent u de aanvoerder? vroeg Paul.

- Ach, zei Senkar. Ik heb het aanvoerderschap nooit zo geambieerd. Ik zou mij liever onttrekken aan elke strijd. Wij hebben hier op wacht gestaan tijdens de oorlog. Geen vijand gezien en toch vroegen wij ons af hoelang het sprookje van ons leven zou voortduren. Voor ons was zelfs de dood een fantasie.

- Misschien is dat nog erger, zei Paul.

- Dat is onzin, zei Senkar hard. Weet je zelfs bij benade-

[pagina 60]
[p. 60]

ring wat ik bedoel? Je kunt beter teveel zijn. Een overbodige soldaat is een vredesduif.

Senkar legde zijn hand op Pauls schouder en duwde hem naar de deur.

- Ik zal toch maar even met je meegaan, zei Senkar.

Asquit stond aan het einde van de gang.

- Lang wezen pissen, zei hij.

- En hier is Asquit! riep de kolonel.

- Ik heb je gemist, zei Asquit achteloos. Wat heb ik jou gemist!

- Asquit! riep Senkar. Ook wij spreken elkaar nog. Hasta la vista!

- Het spijt me, ik versta je niet, zei Asquit.

- Arme Asquit, zei Senkar. Nog steeds die purist en dat terwijl je een Engelsman in het buitenland bent. England rules the waves. But it is a pity waves are not longer what they used to be. Er bestaat een cartoon Asquit. Er staat een bulldog op die een uitgemergelde koningin in haar afschuwelijke kuiten bijt. Even verderop staat de prinsgemaal die zijn pik laat zien. Maar de omstanders hebben slechts aandacht voor een perverse gentleman met bolhoed en parapluie die gezeten op een renpaard uitroept dat de monarchie onkwetsbaar is. Ach Asquit, wat is er over van jullie grootheid?

- Senkar, zei Asquit lijzig, terwijl hij een stap naar voren deed. Senkar, ik vermoed dat jij bij het tekenen van voornoemde karikatuur bijzonder je best hebt gedaan op de pik van de prinsgemaal. Goedenavond.

En Asquit schreed weg, terwijl Paul hem grinnikend volgde tot hij buiten was, waar hij in een schaterlach uitbarstte waaraan Asquit verder niet meedeed.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken