Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een afgezant uit niemandsland (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een afgezant uit niemandsland
Afbeelding van Een afgezant uit niemandslandToon afbeelding van titelpagina van Een afgezant uit niemandsland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.13 MB)

Scans (11.34 MB)

ebook (3.19 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een afgezant uit niemandsland

(1968)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

33

Het begon te hagelen. Kleine brokken ijs spetterden op hun hoofden. Het kwam loodrecht uit de hemel. Er stond geen wind. Zij zaten als het ware opgesloten tussen heuvelrug en rotsen die de kust vormden. Er was geen pad. De grond lag vol stenen. Ook waren er plekken gras die soppig waren en donkergroen van kleur. Het werd iets lichter.

Net als de vrouw van Lot keek Asquit achter zich. De stokerij stond niet in brand en Henri ging verder.

- Ik kan niet meer! riep Alissa, terwijl de hagel onverminderd op haar neersloeg.

- Schiet op! schreeuwde Cromwell. Schiet op! Ze zitten achter ons!

Er was niemand achter hen, maar Cromwell keek steeds vaker om.

De hagel hield even plotseling op.

De struiken in dit landschap namen allerlei gedaanten aan. Steeds was het of een man gehurkt op je weg zat of een reusachtige kat.

Zij zeulden zich voort tot zij in het oosten de bocht hadden bereikt waar de heuvelrug zich naar de rotsen aan zee

[pagina 192]
[p. 192]

toeboog. Het leek of alle wolken zich in deze kring hadden verzameld. De heuvel rees voor hen op en het leek of er een man bovenop stond met een geweer in aanslag.

Er waren in de heuvels ondiepe holen. Zij zochten er een uit om de fles nog eens te laten rondgaan en te schuilen.

Zij kropen dicht tegen elkaar aan. Paul duwde met zijn elleboog in de borsten van Alissa. Hij probeerde zijn arm te verplaatsen. Aan de andere kant zat hij klem tegen Cromwell.

- Jongeman, fluisterde de hoogleraar. Als het nog eens zover komt, vertel het nooit aan je medestudenten.

- Ik publiceer het, zei Asquit over Flannagans hoofd heen.

- Nooit was je zo op dreef als nu, zei de hoogleraar. Publiceer je dat ook Asquit?

Henri hield zijn mond.

- Hij heeft nooit iets gepubliceerd, zei Paul tegen Cromwell. (Hij wist niet precies waarom hij dit zei).

- Het is net een film, zei Alissa. Vind je dat niet verrassend?

- Alles wat jij zegt is zeer verrassend liefje, zei Begoresj.

- Mensen in het gezicht van de dood moeten het recht hebben als hondjes te paren, zei Flannagan. Ook dat heb ik gezien op de film. Het was hun laatste wens. Maar Alissa vond het niet goed!

- Het is smerig! riep Alissa. Het is dégoûtant. Stil!

Zij luisterden.

Achter hen klonk motorgeronk. Een helikopter kwam over met knipperende boordlichten. Hij vloog laag over de heuvelrug en bleef niet ver van hen af stilstaan in de lucht.

- In dekking! schreeuwde Flannagan, Alissa vastgrijpend.

Haar borst ging snel op en neer. Flannagan had zijn hand achter in Alissa's broek gestoken en probeerde zich naar haar billen te wriemelen.

Alissa schudde hem van zich af.

[pagina 193]
[p. 193]

- O jij bent verknipt, zei Flannagan. Je bent zo afschuwelijk verknipt.

Alissa antwoordde niet. Zij leunde zo ver mogelijk naar voren om de helikopter te zien.

- Je weet niet eens wat je doet! riep Flannagan. En wat je gedaan wordt!

Hij begon opnieuw met zijn vingers. Omdat Alissa niet meegaf kwam hij niet verder. Cromwell had zijn ogen gesloten en bewoog af en toe zijn mond zonder geluid voort te brengen. Begoresj vroeg Asquit om een sigaret die Henri niet bezat. De helikopter kwam langzaam in hun richting.

- Blijf van me af, zei Alissa tegen Flannagan.

- Het is die jongen, zei Flannagan. Stiekeme atavist.

- Heb je niets beters te brengen? vroeg Asquit aan Flannagan.

- Jij wou zeker vechten, zei de Ier.

- Ik sla je in elkaar! riep Asquit woedend.

- Pas op, zei Alissa zacht zodat ieder het hoorde. De helikopter daalt.

- Oplichtster! riep Flannagan. Malloot!

Hij stond op en rende van de grot weg. Hij haalde een witte zakdoek uit zijn zak waarmee hij begon te zwaaien. De boordlichten van de helikopter waren zichtbaar. Het toestel schommelde vlak boven hem.

- Steriel! Steriel! Naar de verdommenis! schreeuwde de Ier.

- Vuile schoft! riep Cromwell plotseling, zijn vuisten ballend.

- Kom terug! Kom hier zeg ik! schreeuwde Flannagan naar het toestel.

Asquit wilde opstaan, maar Paul hield hem vast. Dat had geen zin, maar misschien dachten ze dat Flannagan alleen was, alleen gelaten en krankzinnig geworden. Henri probeerde zich los te rukken en tegelijk kwam het toestel met gierende motoren over. Asquit haalde uit toen Paul

[pagina 194]
[p. 194]

hem losliet en gaf hem een vuistslag op zijn kin. Daarna stond hij op en rende naar Flannagan. Maar zo snel was hij niet of Paul haalde hem gemakkelijk in en sprong hem op zijn rug. Zijn dociele houding, zijn antivechtprincipe, zijn angst voor kleine verwondingen: verdwenen. Hij sprong op Asquits rug en begon hem op zijn achterhoofd te timmeren, maar bijna op hetzelfde ogenblik lag hijzelf met zijn benen in de lucht te spartelen terwijl Asquit hem op zijn wangen en rechteroog raakte. Hij gaf Asquit een knietje, hij probeerde onder hem weg te komen, maar zijn tegenstander was veel sterker dan hij dacht, zodat hij zijn oor moest omdraaien en hard aan zijn haar trekken. Hierna zette Asquit zijn hak op Pauls hand; hij schreeuwde. Asquit liet los en ging staan. Toen Paul blindelings op hem afsprong werd hij opgevangen door Flannagan die nu weer volkomen rustig was geworden.

- Good fight boys, zei Flannagan. Real sports.

- We zijn allemaal een beetje zenuwachtig, zei Asquit zuurzoet glimlachend.

Paul keerde zich om. Nu stond Alissa naast hem om zijn gezicht te betten met een niet heel schoon zakdoekje.

- Het is net een vrouw, zei Alissa. Hij slaat je, hij krabt, hij is liederlijk gemeen. Heb je veel pijn?

Asquit gaf haar een klap in haar gezicht.

- Herhaal dat eens, zei Asquit.

Alissa kuste Paul in zijn hals. Zij legde haar arm om zijn middel.

- Ik kan hem vermoorden, zei Alissa.

Dat kon hij niet. Zijn oog stak, alsof een wesp hem continu prikte.

- Als het er op aan komt kunnen we hem allemaal vermoorden, zei Alissa op fluistertoon.

De algemene haat leek Henri niet te raken. De lucht klaarde steeds meer op.

Maar zijn gedachten vertroebelden. De aarde had even

[pagina 195]
[p. 195]

zoveel verwarrende kleuren aangenomen. Blauwachtig was de heuvel. De lucht geel, in het tussenstadium van bewolkt en helder. En daarbij was het niet eenvoudig een weg te vinden om de heuveltop te bereiken. Steen verbrokkelde, struikjes gaven geen steun aan de voet. Fel rode stekelbloemen groeiden tussen het gesteente. Niemand van hen sprak. Woorden werden misschien duizendmaal weerkaatst - maar hoe? Er waren zoveel mogelijkheden - wachtposten, verklikkers. Uren waren voorbijgegaan sinds het vliegtuig met jankende motoren overvloog. Inmiddels konden verdedigingsgordels zijn aangelegd - deze wereld verbonden met die van het alarm. Vliegen waren er in overvloed, alsof de verandering van weer ze toestond terug te komen als pestdragende kwelling.

Alissa sloeg wild met haar armen. Het hielp niet.

Wat was er gebeurd? Wie zou hun opheldering geven over de gebeurtenissen? Was er werkelijk iets gebeurd Iets zo afschuwelijks dat de adem in hun keel - reeds bij voorbaat - bleef steken?

De adem ging voort.

Bovenop de heuvel stond je vlakbij zee.

Toen zij strompelend aankwamen en hun ogen beschermend een ogenblik dichtknepen - de zon spoot door een wolk, de lucht scheurde definitief, slaakte Henri Asquit als eerste, als enige, een schreeuw.

Zijn wereld van voorstellingen had eindelijk een kind gebaard.

In de deels blauwe, deels zwarte zee lag, vlakbij het strand, groot en gevaarlijk, een onderzeeër.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken