Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een afgezant uit niemandsland (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een afgezant uit niemandsland
Afbeelding van Een afgezant uit niemandslandToon afbeelding van titelpagina van Een afgezant uit niemandsland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.13 MB)

Scans (11.34 MB)

ebook (3.19 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een afgezant uit niemandsland

(1968)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 196]
[p. 196]

34

Op dit moment moest Henri Asquit uit elkaar barsten.

Maar hij had niemand over zijn dagdroom gesproken. Hij stond op de rots voor Gosseps huis en zag de boot vertrekken, hij zonk langzaam naar de diepte. Vogels stegen op, begaven zich naar een volgend object; de zee, altijd enigszins rumoerig, vertoonde geen kringen; daarin kon je zo verdwijnen en toch verder leven, je voer tussen diepzeevissen en algen en opeens kwam het blauw van de lucht terug, je bevond je in een tropisch vaarwater en als blinde passagier wist je niet in welk land.

- Een onderzeeër! schreeuwde Asquit.

Hij rende van de heuvel naar beneden.

- Eindelijk gek geworden, zei Cromwell berustend.

Het was nu te laat om hem terug te halen en halverwege de heuvel bleef Asquit zelf staan, alsof het hem er uitsluitend om te doen was zijn metgezellen te ontvluchten.

Recht voor hen een baai met een strand. Net buiten de baai lag de onderzeeboot. Bovenop de rotsen, links en rechts, stonden rode vlaggen. Achter de onderzeeër waren andere boten te zien, een mijnenveger, een amfibievoertuig. Op de mijnenveger was, provisorisch, een hijskraan bevestigd, waaraan een platform hing. Op het platform bevonden zich verscheidene kikvorsmannen.

Waarschijnlijk was het toestel hier neergestort.

En nu het strand. Links, onder de rotsen, waren twee tenten opgeslagen. Er brandde een vuurtje, geen kookvuur. Het zand was bezaaid met voorwerpen, brokstukken en ook op zee dreven die, onherkenbare onderdelen, hout of plastic. Een man liep langzaam over het zand heen en weer met gebogen hoofd.

Hij was gekleed in een wit pak, zonder helm. Hij be-

[pagina 197]
[p. 197]

hoofde misschien tot de bemanning van de helikopter, die nergens te zien was. Toen kwam uit een tent een tweede man met een wit pak. Met langzame gebaren seinden zij naar elkaar. Hun handschoenen hingen schommelend in de lucht die meer en meer op staal ging lijken, een metalen uitspansel waarin aluminium zich voortbewoog en onderging, zoals in oude verhalen zeehelden.

De zon kwam opnieuw door en weerkaatste vele malen in de op zee drijvende gevaarten. Op de mijnenveger was een vlag gehesen.

Een vreemd voorwerp kwam plotseling boven de golven. Het was wit en had een soort kegelvorm. Het reed over de bodem naar het strand toe en bleef staan met zijn onderstuk nog in het water. Bovenin klapte een luik open. Een man sprong in zee.

Hij droeg een witte overall en een helm.

Deze wereld van witte mannen die de zeebodem afzochten met vreemdsoortige voertuigen maakte Asquit wild. Hij kwam weer naar boven, bleef hijgend voor hen staan, keek hen stuk voor stuk aan, maar hij keek hen niet aan.

- Jullie laten mij dit regelen, zei Asquit. En ik waarschuw...

Begoresj stompte hem speels in zijn maag.

- Kalm Henri, zei hij. Niemand komt aan je speelgoed.

Asquits opwinding ging over in een niet nader gedefinieerde boosheid. Hij droeg geen wit pak, als enige, hij hoorde vogels fluiten, terwijl die gehelmden elkaar nauwelijks verstonden door knetterende microfoons.

De twee mannen wuifden niet meer maar converseerden met de uit het water herrezenen. Zij stonden met hun rug naar hen toe, een ogenblik was het stil voor de uitbarsting.

- Rustig nou Henri, herhaalde Begoresj, vriendelijk glimlachend.

[pagina 198]
[p. 198]

En Asquit sprong niet op hen af. Hij haalde diep adem, hij moest natuurlijk iets wegslikken, daarna glimlachte hij zuurzoet.

- Luister, zei Asquit. Die onderzeeër wacht op mij. Dat zweer ik.

- Wat heb je toch jongen? vroeg Cromwell angstig.

- Hij is gek geworden, zei Paul. Hij moet de leuke jongen uithangen. Hij zal het nooit afleren. Godallemachtig.

- Het zou een witte dag zijn, zei Henri in zichzelf gekeerd, terwijl zijn ogen wegdwaalden. Zijn hand kwam omhoog en rustte op Pauls schouder.

Om de een of andere reden wilde hij Asquit niet afweren. Zo stonden zij tegenover elkaar, als hij niet oppaste nam Asquit weer de leiding en hij had genoeg van al die onzin!

- Een vredige dag, zei Henri. Alle geluiden zouden vergaan en de emoties, ontstaan tijdens een tocht door de hel, waren eindelijk verdwenen. Op die dag liep ik vol heimwee over een smal pad naar zee en zag een onderzeeboot, precies zoals ik hem had voorgesteld. Is dat niet vreemd?

- Zeer vreemd, zei Cromwell.

- Het is onmogelijk, zei Asquit. Het zal wel toeval zijn. Geloof jij in zulk soort toeval Paul?

- Wat bedoel je? vroeg hij, zijn hoofd schuddend.

- Ze zijn voor míj gekomen denk ik, vervolgde Asquit.

Ik stond er wel eens op te wachten, op de heuvel, en nu ligt hij daar.

- Het woord is vlees geworden! riep Flannagan. Halleluja!

- Kijk naar hem! schreeuwde Cromwell in paniek, op Asquit wijzend. Hij wordt wit, houd hem toch vast!

Maar Asquit stond op zichzelf. Niemand hoefde hem te ondersteunen. Het was duidelijk dat hij de modder op zijn knieën niet voelde.

- Ik zal nu voorgaan, zei hij vastberaden. Hier is op mij gerekend.

[pagina 199]
[p. 199]

- Het ruikt hier naar mest, zei Cromwell peinzend. Ik weet het niet, ik vertrouw het niet.

- Het ruikt naar regen, zei Paul.

- Nat zand liefje, fluisterde Alissa, hem een arm gevend.

Henri begon af te dalen naar het strand. Zijn passen, sprongetjes, waren heel zeker. Hij zeilde als het ware op zijn armen, terwijl zij achter hem aan gingen, struikelend, glijdend, mensen zonder gratie.

Asquit draaide zich om toen hij beneden was. Hij hief zijn armen op.

- Henri, vroeg Paul. Wat is er met die onderzeeboot?

- Dat is mijn onderzeeboot, zei Asquit losjes. Hij komt mij halen. Ik weet alleen niet of ik meega. Zou jij meewillen?

- God nee! riep hij.

- O ik zou graag meegaan, zei Asquit. Het is alleen niet zeker of ik bereid ben. Er wordt op mij gewacht.

Onverbiddelijk ging hij voor. Zij volgden schoorvoetend.

Uit de tent die het dichtstbij zee stond kwam een man.

Hij was kennelijk van plan zich naar het vreemde voertuig te begeven, toen hij zich omdraaide als op een onhoorbaar sein van Asquit en naar hem toe slenterde.

- Mijn naam is Asquit, zei Henri toen hij voor hem stond. Ik kom voor de onderzeeër. Mijn naam is Asquit. Verstaat u mij?

- Ik versta u, kwam de vervormde stem uit de helm.

- Ik kom voor de onderzeeër, legde Asquit geduldig uit. Ik weet niet of ik meega. Dit zijn mijn vrienden. Ik weet niet of ik ze kan verlaten.

- Uw naam is Asquit? kwam de stem.

- Inderdaad, Henri Asquit.

- Wilt u mij volgen, zei de man.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken