Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een afgezant uit niemandsland (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een afgezant uit niemandsland
Afbeelding van Een afgezant uit niemandslandToon afbeelding van titelpagina van Een afgezant uit niemandsland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.13 MB)

Scans (11.34 MB)

ebook (3.19 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een afgezant uit niemandsland

(1968)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 200]
[p. 200]

35

Een pad omhoog en weer stonden zij op de rotsgrond, uitkijkend over de baai en het strand, de indolente mannen in witte pakken, de schepen op de achtergrond, vooral de roerloze onderzeeër.

Hun begeleider voerde hen van de zee weg tot waar de rotsbodem ophield. Daar waren weer bomen waaronder grote tenten.

De man in het witte pak had een roodopgezwollen hoofd. Zweet droop langs zijn neus. Zijn helm droeg hij nu in zijn rechterhand.

Hij sloeg onhandig de voorhang van een tent voor hen weg en deed een stap opzij.

Een sterke lamp verlichtte de ruimte. Er stond een houten tafel, verschillende apparaten lagen verspreid over het grondzeil. Het rook sterk naar koffie.

Achter de tafel zat Senkar.

- Eindelijk gevangen, zei de kolonel.

Zij bleven vlakbij de voorhang. Senkar ging staan.

- Of waren jullie hier toch wel gekomen? vroeg hij. Wie organiseert een klopjacht op zo'n klein eiland?

- Hier ligt een onderzeeër, zei Asquit zonder omwegen.

- O! riep Senkar. Die onderzeeër. Wou je varen Asquit?

- Ik weet het nog niet.

- Wil je ons verlaten?

- Ja, zei Asquit. Als ik jou zie, ja.

- Mag ik niet met je mee Henri? vroeg Senkar. Oude kameraden, op walvissen jagen, achter de...

- Neemt u mij niet kwalijk! onderbrak Cromwell. Zijn hier geen andere dingen aan de orde?! Is dit niet een hoogernstige...

- Een doodernstige, zei Asquit.

[pagina 201]
[p. 201]

- Semantisch..., begon Cromwell, maar hij wist zich in te houden.

- De heer Asquit is wat van streek, zei hij vormelijk. Hij beeldt zich in dat deze onderzeeboot, voor hem...

- Voor hem is gekomen, vulde Senkar aan. Inderdaad. Dat lijkt mij iets voor Asquit. Dat kan ik onmiddellijk navoelen. Is het geen wapenvergunning dan wel een speciale onderzeeboot.

- Er zijn andere dingen! riep Cromwell. Belangrijker! Wij moeten toch eens weten waar het over gaat! Dit gaat toch om ons leven!

- Denkt u dat de hele dag? vroeg Senkar afgemeten.

- Dat vliegtuig, hakkelde Cromwell. Ik hoorde toch duidelijk...

- U hoorde duidelijk. Ik hoorde duidelijk. Voltooid verleden tijd in dit geval meneer Cromwell, als ik ook eens iets aan de grammatica mag toevoegen.

- U bent net als Asquit, zei Cromwell kwaad. U bent even gek.

- U kunt natuurlijk een duik nemen, zei Senkar. Zo koud is het water nu ook weer niet. Zo'n frisse duik doet wonderen. Doet u het nu meteen!

Hij drukte op een knop, bevestigd aan een plankje dat naast hem op tafel lag. De man met het witte pak verscheen.

- Geleid mijnheer naar zee, zei Senkar. Zie er op toe dat hij zich baadt.

Hij knipte met zijn vingers.

Cromwell bood geen tegenstand.

- Zo Henri, zei Senkar. Wat heb je uitgevoerd?

- Niets, antwoordde Asquit. Kijk eens Senkar, als ik bij het strand...

- Houd dan nu je bek, zei Senkar hard. Ik heb nu godverdomme wat anders te doen. Wij kunnen er later over praten.

- Ik wil niet meer praten! schreeuwde Asquit. Ik heb pijn in mijn kop van het praten!

[pagina 202]
[p. 202]

- Je moet het zelf weten jongen, zei Senkar. Ga jij maar naar je onderzeeër. Hij is van jou Henri. Je mag hem hebben. Als je niet wilt praten dan moet je maar handelen. Hoe noem je hem Henri?

Senkar steunde zijn hoofd met zijn handen.

- Jullie zullen wel moe zijn, zei hij zacht. Dat krankzinnige lopen. Het is jullie eigen schuld.

- Ik laat mij niet wegvoeren, zei Begoresj. Waar heb je die mensen heengestuurd? Er niet omheen draaien!

- Naar huis, antwoordde Senkar.

- En verder? vroeg Begoresj.

- Naar huis en dan eten, zei Senkar.

Terwijl hij sprak keek hij vanuit zijn ooghoeken naar Asquit die voor zich uit staarde.

- Het is vier uur, zei Flannagan. Ik wil hier geen minuut langer blijven.

- De oefening is nog niet afgelopen, zei Senkar, terwijl hij opstond. Noem het voor mijn part een oefening. Ik wist ook niet dat het zo zou lopen. Dacht je dat ik het niet beroerd vind voor die mensen? Weet je wat daar in zee ligt?

- Een vliegtuig, zei Alissa met een bovenaardse slimheid.

Senkar knikte.

- Laten wij het daarop houden, zei hij.

Hij ging hun voor de tent uit.

- Hierachter is een ander strand, zei hij. Gaan jullie daarheen. Mag ik voorstellen dat jullie je onderwerpen aan een kort medisch onderzoek? Mag ik ook voorstellen dat jullie onder een zekere, ja, een soort bescherming blijven? Het duurt niet zo lang meer.

Er liep een pad achter de tent tussen de struiken en onder eucalyptusbomen door, tot aan een volgende inham. Daar was een trap, niet zo steil als bij de Omarstraat. Op het zand beneden stond een grote tent waarbinnen zich een dokter bevond met twee assistenten. Aan weerszijden van de trap zat een soldaat. Zij gingen één voor één de tent

[pagina 203]
[p. 203]

binnen, waar hun bloeddruk werd opgemeten. Het was volslagen onmogelijk uit te maken waarvoor het summiere onderzoek diende en de dokter zei dat het ter controle was en dat zij nu eenmaal binnen het werkterrein van militairen waren verzeild geraakt waar andere wetten heersten.

Het werd later. De zon ging onder. Het werd fris.

Daarna kwam een vrouw het pad af naar beneden.

Dit was Gossep.

- Hallo duifjes, zei ze. Ik ben net aangekomen.

- Hoe is het in Pjilnok? vroeg Cromwell die op hen gewacht had op het strand.

- O god, zei Gossep, dat interesseert je toch niks? Ik zit hier al de hele dag, aan de haven.

- Ik zag je gisteravond, zei Begoresj.

- Ik miste jullie bij de terugtocht, zei Gossep. Ik ben natuurlijk niet teruggegaan. Dacht je soms dat ze de huizen doorzochten? Ik heb Jekyll opgebeld.

- Waarom kwam je hier? vroeg Paul.

- Dag, zei ze. Ken je me dus nog? Ik voelde me nogal mistroostig bij die haven, weet je dat?

De onderzeeër bewoog niet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken