Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een afgezant uit niemandsland (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een afgezant uit niemandsland
Afbeelding van Een afgezant uit niemandslandToon afbeelding van titelpagina van Een afgezant uit niemandsland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.13 MB)

Scans (11.34 MB)

ebook (3.19 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een afgezant uit niemandsland

(1968)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige

36

Aan de hemel, waarin verspreide, banaanvormige wolken, stond de maan in zijn laatste kwartier. De zee was glad, er dobberde een schip, een onderzeeër; vuren brandden op de rotsen aan weerszijden van de baai.

Soms kwam de helikopter over om alles te overzien. Een soldaat zat fluitend vlakbij hen, zijn geweer losjes over zijn opgetrokken knieën.

[pagina 204]
[p. 204]

Opeens schoot een vuurpijl de lucht in. Hoog boven hen spatte hij uiteen en viel in vele sterren terug naar de aarde.

- Het is gebeurd! riep de soldaat.

Hij sprong op en rende weg.

Paul keek om. Er verscheen een jeep bij de trap. Ook vanaf zee kwamen signalen.

- Het is voorbij, zei Cromwell somber.

- Dit is om de pijn te verzachten, antwoordde Gossep. Verbeeld je niets op dit uur.

Zij keek hulpeloos beurtelings naar Paul en Asquit.

De nacht werd warm.

Achter hen dook Senkar op met een fles in zijn hand.

- De kust is veilig! riep hij hun tegemoet.

Asquit pakte Senkars fles aan. Hun eigen flessen waren leeg. Niet eens in zee gegooid met een boodschap. Ze lagen half begraven in het zand.

- Drink maar eens Henri! riep Senkar.

Alissa was naast Gossep gaan zitten. Haar hand rustte losjes op Helena's knie. Zij praatten zacht, daarna vroeg Alissa:

- Dat vliegtuig is toch per ongeluk neergestort?

- Dat is het! riep Senkar. Hoe realistisch zou de nabootsing anders geweest zijn!

- Het leven zelf is een realistische nabootsing, zei Cromwell.

Alleen Asquit verroerde zich niet. Hij had de fles die nog niemand had opgevraagd aan de mond en dronk.

- Wat ben je stil Henri, zei Begoresj. Had je de wereld willen zien vergaan?

- Hou je bek, antwoordde Asquit.

- Natuurlijk vergaat de wereld niet op zo'n stupide manier, zei Cromwell kwaad. Terwijl ik door de bosjes kruip op een eilandje.

- De wereld zal vergaan als jij college geeft, zei Begoresj. En moge god bewerkstelligen dat het in het begin van het uur is.

[pagina 205]
[p. 205]

Senkar tikte de dichter op zijn schouder.

- Ik heb jullie een onvergetelijke dag moeten bezorgen, zei hij. Het spijt mij. Ik ben niet als jullie. Ik kan niet doen waarin ik zin heb.

- Het was heel unheimisch, kraaide Alissa.

- Jullie liepen in een cirkel, zei Senkar. Waarom moesten jullie moeilijkheden maken? Ik heb het geriskeerd jullie te laten lopen. Mijn carrière! Aan de strontpaal met die carrière, zei hij kwaad.

Hij beet op zijn onderlip. Hij leek plotseling heel anders dan hij zich eerder had voorgedaan. Hij was een dodelijk vermoeide man; het leek wel of hij Asquit en Begoresj partij gaf, maar dat deed hij niet. Hij moest op ze letten. Ze maakten hem tot idioot, maar hij was niet een grotere idioot dan de anderen. En op de een of andere manier was hij hun vriend.

Asquit was opgestaan. Hij staarde naar zee waar twee motorvletten naast elkaar op het strand afstoven. Even later schoven ze op het zand; uit ieder van de vletten kwamen twee witte mannen zonder helm.

- Henri! riep Gossep. Kom erbij zitten.

Weer bekroop Paul woede bij het zien van Asquit, die met zijn hoofd tussen zijn schouders en zijn handen in zijn broekzakken naar de zee toeliep.

- Asquit gaat zijn onderzeeboot bekijken, zei Cromwell. Hij zit vol avontuur.

- Mijn god, zei Gossep zacht. De onderzeeër.

Zij stond op en liep achter Asquit aan en ook Paul wachtte niet langer. Asquit begon plotseling te rennen.

 

Asquit zou zichzelf niet geweest zijn - maar toevallig was hij het wel.

Wanneer was hij ooit duidelijker? Zoals een waaghals op straat. Elk gebaar luidde een nieuwe doelgerichte beweging in. Hier ging hij pas van start, als een schaatsfenomeen.

[pagina 206]
[p. 206]

Asquit rende naar de motorvlets en reeds klonk op de achtergrond het gegil van Alissa, het geaffecteerde geloei van Flannagan, de lach van Begoresj. Henri sprong in een van de geparkeerde vlets en bekeek een ogenblik de buitenboordmotor. Binnen dit ogenblik arriveerden Paul en Gossep. Asquit sprong de boot uit en begon te duwen. Gossep wipte lenig naar binnen.

Een ogenblik probeerde Paul rustig na te denken. Toen hielp hij Asquit, zodat het bootje bijna letterlijk de golven insprong. Zij waren allebei kletsnat. Asquit duwde de motor in de juiste stand en trok met zo'n kracht aan het touw dat het apparaat onmiddellijk aansprong.

Op het ogenblik dat Asquit wegvoer kon Paul zich juist aan boord hijsen. Asquit leek thuis in het water, hij leefde alleen voortdurend in het verkeerde aquarium.

Achter hen de achterblijvers. Hier zoefde de zeewind om hun hoofden en maakte op z'n minst Asquit dol. Gossep klemde zich aan beide zijden van het bootje vast. Paul zat naast Asquit, voor de motor.

De onderzeeër was zich nog van niets bewust. Kalm en sierlijk lag hij in het water onder het laatste stukje maan. Vogels omzwermden hem niet en nog minder die leuke prauwen met inlandse meisjes, voorboden van gelukzaligheid en syfilis. Het land dat zij hadden achtergelaten was een oerwoud en op het strand stonden ze nog, de pygmeeën, hun kookketels borrelden over, wilde krijgszangen stegen op en vertederden de bosgoden.

 
Alle koloniën alle
 
Zwarte zielen in een loonzak

schreeuwde Asquit, en schreeuwen kon hij nog eventjes beter dan die achter hen.

Asquit maakte grote bochten. De boot kapseisde bijna. Hij volvoerde een reuzenslalom.

[pagina 207]
[p. 207]

- Laat dat Henri! schreeuwde Gossep.

Asquit boog zich naar voren en grijnsde.

Even later kwamen zij vanuit zee op het gevaarte afgesneld. Er was geen beweging waar te nemen aan dek. De koepel stak zwart af tegen de lichtere lucht. Vaag was op de achtergrond de heuvelrug zichtbaar. Op het eiland werd een vuurpijl afgestoken. De vallende groene, rode sterren doofden toen Asquit zijn motor afzette. De boot dreef uit.

Het laatste vijftigtal meters naar de onderzeeër gebruikte Asquit de peddel die op de bodem had gelegen. Het was verrukkelijk stil op het water en helemaal niet koud. Vaak was het kouder onder volle maan, wanneer heksen en vampiers op pad gaan.

De vlet stootte zacht tegen de romp van de onderzeeër. Zij peddelden verder tot zij bij een ijzeren, in het water neergelaten trap kwamen die zich niet aan de kant bevond die naar het strand was toegekeerd.

Zij klommen aan dek en Asquit rekte zich uit. Nu hij op de onderzeeër stond en zijn doel bereikt had - ja, wat nu?

- Wat wil je doen? fluisterde Gossep.

- Hij vaart weg, zei Asquit op normale toon, niet speciaal gedempt pratend. Het luik gaat open, ik ga naar binnen en dan vaart hij weg.

- En ik dan? vroeg Gossep.

- Verzuip voor mijn part.

- We hebben de vlet Asquit, zei Paul.

- Waarom smeer je 'm dan niet? vroeg Asquit.

- Je bent gek, antwoordde Paul.

- Zeker, zei Asquit. Direct gaat het luik open.

- Kom Henri lieveling, zei Gossep. Laat mij je kussen. Nu ik je hier zie, weet je nog Henri?

- Ze hebben op mij gewacht, zei Asquit ernstig. Ze hebben lang op mij gewacht. Op een gegeven ogenblik in ons leven gebeurt er iets dat speciaal voor óns gebeurt. Wij hebben allemaal een mens of ding dat op ons wacht, dat ons

[pagina 208]
[p. 208]

zal geruststellen, dat helemaal van ons is, in al zijn zekerheid.

- Ik wacht op je, zei Gossep. Dat weet je toch Henri? Dat is ook zeker.

- Ik bedoel materiële zekerheid, zei Asquit op scherpe toon. Ik bedoel de materie.

Op de koepel stond duidelijk aangegeven dat dit schip aan de marine toebehoorde.

- Dit is Asquits reddingsboot, zei Paul tegen Gossep. Redder van Asquit. Vind je dat niet leuk?

- Voorzichtig, fluisterde Gossep, terwijl Asquit met grote, bonkende stappen naar voren liep. Hij is ziek.

- Hij is niet ziek, zei Paul beslist. Hij wil opvallen.

Gossep schudde haar hoofd.

- Jullie laten hem in de steek, zei ze. Allemaal Paul.

Zij liepen langzaam naar Asquit toe, die op het dek was gaan zitten.

- Doe of je thuis bent, zei Henri joviaal. Ik kan jullie helaas niets aanbieden.

- Je hebt zeker niets in huis? vroeg Paul.

- Een leuk grapje, zei Asquit.

- Ik ga met je mee Henri, zei Gossep. Je zult me niet weigeren mee te gaan.

- Wij varen onder water, zei Asquit. Besef je dat Helena?

- Waarom lieve Henri? vroeg Gossep. Waarom onder water?

- Anders zien ze je! riep Asquit. Moet ik godverdomme alles uitleggen!

- Laten we hier blijven Henri, zei Gossep vlug. Kom weer bij mij wonen. Het wordt nu winter. Weet je hoe je van de winter hield.

Asquit knikte.

- Je stond uren op de rots te kijken. Weet je nog hoe je bijna naar beneden waaide?

Op Asquits gezicht verscheen een glimlach.

[pagina 209]
[p. 209]

- We kunnen zoveel drank in huis halen als je nodig hebt, zei Gossep. En we nodigen iedereen uit. Weet je wel. Dit wordt een geweldige winter. Iedereen komt logeren, met kerstmis...

Asquit begon op het dek te kloppen. Signalen van buitenaf. Alsof hij zich oefende voor als hij op de zeebodem lag. Niemand antwoordde. Misschien was het schip verlaten. Of had Senkar gewaarschuwd.

- Ik heb dorst, zei Asquit. Godverdomme doe open!

Gossep legde een hand tegen Asquits wang. Hij liet haar begaan.

- Mijn eigen boot, zei Asquit. En dan vergeet je de sleutels!

Hij begon te lachen.

Toen lachte Gossep ook.

- Dit is toch al te gek Henri! riep ze. Kom mee naar huis dan gaan we ze halen!

- Niks halen, zei Henri. Ik weet dat ze hierbinnen zijn.

Hij schopte uit volle macht tegen de koepel. Staal.

Daarna sprong hij enige tijd rond op het dek, met zijn linkervoet in zijn handen. Paul stond bij de reling en plaste in het water.

Vanuit de verte klonk het zachte geluid van een motor. Het water klotste in kalme deining tegen de wand van het schip.

- Stil is het hier, zei Gossep toen Asquit niet meer schreeuwde. Een verademing om hier te zitten Henri.

Asquit grinnikte.

- Hoe kom je aan je onderzeeër? vroeg Gossep.

- Trut, zei Asquit. Doe normaal wil je.

- Jij doet niet helemaal normaal lieve Henri, zei Gossep.

- Heb je zin om te naaien? vroeg Asquit.

- O ja, zei Gossep zacht. Als je het nodig vindt Henri.

- Paul! schreeuwde Asquit. Kom hier!

Gossep trok hem aan zijn haar, maar voor Asquit leek

[pagina 210]
[p. 210]

de tijd van spelen voorbij, ondanks de tocht naar zijn verstoffelijkte fata morgana.

- Jij blijft altijd dezelfde Henri, zei Gossep. Je bent nooit veranderd.

- De geheime dienst van Atlantis, zei Asquit.

Paul kwam naar hen toegeslenterd.

- Hou haar bezig, beval Asquit. En aangenaam!

Hij begon over het dek te lopen, overal zoekend naar geheime luiken of verloren sleutels.

De onderzeeër, dit stuk speelgoed waarop Henri Asquit zijn zinnen had gezet, leek massief. Geen geluiden kwamen uit zijn binnenste. Jonas hield zich schuil. Zou Asquit zelf die eerste duikbootkapitein willen zijn, in het heden, om Gods oordeel een eindje tegemoet te komen en zichzelf te redden van de ondergang in het alledaagse? Wilde hij zelf nieuwe normen stellen? Hij was toch geen kunstwerk.

Hij wrikte aan de reling. Geen beweging.

- Asquit, zei Paul. Dit is rijksgeld.

- Ha, zei Asquit. Stel je voor, de arme lui, belasting voor zo'n kreng. Allejezus. Eén dieptebom, weg!

- Ik zou zo'n ding niet willen hebben Henri, zei Gossep.

- Maar ik, zei Asquit met een verbeten trek op zijn gezicht. Ik wilde hem hebben.

- Ga mee naar de heuvel! riep Gossep.

- Verrek met je heuvel! schreeuwde Asquit. Hoer!

Hij draaide zich om en kwam voor Paul staan.

- Gedrocht, zei Asquit. Leeghoofd, tuinkabouter.

Hij stampte op de grond. Daarna begon hij te schreeuwen. Het schuim stond zo ongeveer op zijn lippen, zijn ogen waren wild, het zweet droop langs zijn wangen. Maar hij was niet angstaanjagend.

- Ik wist dat hij zou komen! schreeuwde Asquit. En hij kwam. Zo krijgen je gedachten macht! Hij zinkt! En jullie verzuipen!

[pagina 211]
[p. 211]

Er was geen beweging; de vlet stootte tegen de romp van het schip.

- Aan boord! schreeuwde Asquit.

Toen stapte hij in het water.

Zij sprongen naar de reling. Hij kwam niet meer boven. Eindelijk een luchtbel; Asquits hoofd verscheen boven de golven. Hij kon razendsnel zwemmen. Hij kwam op hen af, klampte zich vast aan de vlet, hees zich naar binnen, startte de motor.

- Vlug! zei Paul.

Hij sprong op het touw af. Asquit kon nooit wegvaren. Gossep liet zich over de reling in de vlet zakken. Daarna kwam hij zelf.

Tegelijk begon de motor te loeien. Het touw schoot los.

Asquit begaf zich op weg naar de kust.

De boot sprong over de golven. Steeds kwam de boeg omhoog en ketste terug op het water. Asquit stuurde het wankele vletje evenwijdig langs de kust.

Zij raasden voort. Nu waren zij de baai voorbij. Asquit maakte een flauwe bocht en toen Paul omkeek was de onderzeeër door de rotsen aan het gezicht onttrokken.

Een kilometer van de baai maakte Asquit plotseling een scherpe zwaai.

Nu stoof het scheepje recht op de rotsen af.

- Pas op! schreeuwde Gossep.

Asquit hield de stuurstang onwrikbaar omklemd. Zijn gezicht stond gespannen. Hij reageerde niet. De kust naderde nu snel, de rotsen werden groter en donkerder en de vlet zou met hen te pletter varen en in brand vliegen. Zij zouden ontploffen.

Verder was de zee stil, het was behoorlijk donker. De rotsen waren dan ook zwart en misschien voeren zij nu al op een raadselachtige wijze gevrijwaard van aanvaringen tussen de klippen door.

Hij wist niet of hij ooit eerder zo bang was geweest.

[pagina 212]
[p. 212]

Doodsangst, ook die moest hij van Asquit leren.

Misschien was Asquit zelf zo bang voor de dood dat hij er gebiologeerd op af koerste.

Gossep schreeuwde hem toe de boot te laten keren.

Toen sprong Paul op Asquit toe en gaf hem een vuistslag in zijn gezicht. De boot kantelde bijna. Hij kreeg de stang te pakken en duwde ertegen. Hij wist niet hoe hij de motor moest afzetten. Zij dansten op de golven, maar de boot sloeg niet om. Hij voelde hoe Asquit hem raakte, zijn rechteroog kwam dicht. Hij was sterker dan hij ooit geweest was, nu had hij de stang vast.

Asquit rukte eraan, spuwde hem in zijn gezicht; zijn nagels schramden over zijn wangen.

Maar hij had het stuur vast.

Daarna waren Asquits aanvallen plotseling voorbij. Gossep kroop naar achteren en liet de motor langzamer lopen.

Zij nam Asquits hoofd in haar schoot en streelde het. Zij moest veel van Henri houden. De wind en het geluid van de zee maakten het onhoorbaar dat hij huilde. Paul stuurde de boot met een boog zee in en Gossep zei hem door te varen tot zij een inham in zicht kregen.

Ten slotte liepen zij uit op een strand.

Zijn benen trilden afschuwelijk toen hij op het zand stond. Zij liepen twintig meter en lieten zich neervallen onder bomen die aan de rand van het strandje stonden. Zout prikte in hun ogen.

Op zee bewoog een schim, maar zijn ogen waren nu zo moe dat hij niet wist of dit werkelijkheid was. Misschien was het Asquits onderzeeër die voorbijgleed nu hij zijn kapitein Nemo had verloren.

- Dagen als deze, zei Gossep moeizaam, terwijl ze Henri streelde. Die komen niet om.

Er was geen wind. De nacht werd toch nog liefelijk, zoals dit hele eiland, nu zij er als het ware alleen waren, liefelijk was, zonder valkuilen.

[pagina 213]
[p. 213]

Zij zaten op het zand en keken naar de zee die zo stil was alsof de eeuwigheid er reeds bezit van had genomen.

Niemand zou hen hier zoeken.

Maar daarna leek het of de geluiden terugkwamen. Dit maakte de stilte onheilspellend.

 

23 januari 1968


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken