Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De ambitie (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van De ambitie
Afbeelding van De ambitieToon afbeelding van titelpagina van De ambitie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

Scans (16.19 MB)

ebook (3.15 MB)

XML (0.67 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De ambitie

(1980)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 24]
[p. 24]

[III]

Toen Frank, haar tienjarige zoon, 's morgens op haar bed sprong, werd Nila wakker. Een ogenblik kon zij haar droom vasthouden, maar toen zij haar ogen opnieuw sloot om zich te herinneren wat zij gedroomd had, hield haar geheugen niet meer dan een flard vast.

Haar grootmoeder keek vanuit een uitgestrekte tuin door het venster van haar kamer. Verder was er niets.

‘Goedemorgen mam.’

‘Wat ben jij keurig,’ zei ze met een slaperige stem.

‘Het is al half tien.’

Zij ging langzaam rechtop zitten en keek om zich heen. Frank schoof de gordijnen open. In de verte, achter het balkon, zag zij de blauwe lucht.

‘Het is snoeiwarm.’

‘Als jij eens water op ging zetten.’

‘Ik weet niet hoe het gas hier werkt mam.’

Nila schoof haar benen buiten het bed. Met het wennen aan de dag kwam haar vermoeidheid terug. Een normaal verschijnsel na een paar dagen vakantie. Alleen hoorde er een vrolijke gelatenheid bij die nu ontbrak.

‘Je kan de gaskraan toch wel opendraaien Frankje!’

‘Sta nou eens op,’ zei haar zoon.

Ellen, haar dochter, sliep nog. Ze lag vredig met haar duim in de mond, een beertje half boven het laken.

‘Moet je die trut zien,’ zei Frank. Zij vroeg zich af waarom. Soms leek het alsof hij haar bestreed, zo klein als hij was. Even vaak nog kwam hij bij haar zitten en vroeg om een verhaaltje. Zij kon niet aan hem denken zonder de angst dat hij plotseling uit haar leven zou verdwijnen en haar tot een overblijfsel van hem reduceren.

‘Laat je zusje maar slapen.’

‘Ik wil naar het strand.’

Hij begon aan Ellen te sjorren. Ze konden nu het beste naar het strand gaan. Binnen enkele seconden zou zij beginnen te krijsen.

 

Toen ze de ruzie tussen broer en zuster hoorde oplaaien, bedacht Nila dat Ellen nog geen vijf jaar was en dat het toch leek alsof zij er langer was dan Frank. Aan Ellen was zij gewend. Zij aanvaardde haar kleine grillen. Als de tijd daar was stuurde zij haar met een pedagogisch verantwoord pak slaag naar bed. Een enkele keer schoot haar hand uit en moest zij het later goedmaken. Maar tussen haar

[pagina 25]
[p. 25]

en haar dochtertje bestond een onbekommerde relatie. Als het sneeuwde trok Ellen een zomerjurk aan. Verder paste zij in het verloop van de seizoenen.

Frank werd iedere dag opnieuw geboren. Zij voelde de angst dat hij het niet zou halen, dat zijn hart plotseling ophield. Als hij naar voetballen ging, hield zij zich voor dat hij groot en sterk was geworden. Maar in haar geheugen bleef hij breekbaar. Zij bracht hem naar het ziekenhuis toen hij zes maanden was en dacht dat hij de ochtend niet zou halen. Maar hij herstelde van de oorontsteking die op de rand van meningitis lag. Hij had een zachtaardig karakter. Misschien dat zij dat toch te veel voor lijdzaamheid versleten had.

Boven begon Ellen te huilen.

 

Ellens verdriet bracht een klein deel van haar droom terug. Haar grootmoeder stak haar hand op en huilde. Daarna keerde zij zich om en liep de tuin in, naar het hek. ‘Pas op!’ schreeuwde Nila. Haar grootmoeder keerde zich naar haar om voor zij de straat op ging en glimlachte.

 

Waarom glimlachte zij, dacht Nila. Ik beeld mij dingen in die ik niet gezien heb. Ik herinner mij haar bijna uitsluitend van foto's. En waarom droom ik van haar, op vakantie, waarom denk ik over mijn droom na? Het kan me niet schelen dat ze dood is. Zij betekent niets voor mij. Ik heb geen verdriet om het feit dat ze gek werd. Het is hoogstens iets dat ik nooit helemaal heb begrepen.

Ik ben geen kind meer, dacht ze. Waarom zeg ik dat tegen mijzelf? Ik ben vierendertig. Mijn man werkt aan de zaak van zijn leven. Hij stuurt mij op vakantie en ik laat het toe omdat ik heimelijk een tijdje van hem weg wil. Waarom wil ik niet bij hem zijn om hem nu te verzorgen? Omdat ik mijn verzorgende status heb afgelegd. Maar dat heb ik helemaal niet. Ik sta hier thee te zetten en direct ren ik naar boven en breng de kinderen tot rust. Daarna gaan wij naar het strand en begin ik op hen te letten. Ik kijk over het water en stel mij voor hoe ik de kust kleiner zou zien worden als ik een vijfjarig meisje op een waterfiets kon zijn. Maar nu zal ik zelf moeten trappen en niemand die zijn arm om mij heen legt en mij op een romantische manier troost.

Waarom, dacht ze, leggen mensen zichzelf op vakantie een nieuw soort dwang op.

‘Laten we nou eens een keer opschieten!’ riep Frank van boven.

[pagina 26]
[p. 26]

Wanneer Nila over de baai keek, verloor zij zich in de dromen van vroeger, toen zij hier met Frits gekomen was. Hij hield haar hand vast en zegde de gedichten op die hij schreef Hij was een soort sneldichter, maar steeds bevlogen. Zij voelde zich verdrietig wanneer zij naar die huisvlijt van vroeger keek. Hij had het hartstochtelijk gemeend. De dichterlijke beelden hadden haar beïnvloed. Zij keek naar de zee zoals Frits het haar geleerd had. Zij koos uit het landschap die dingen als dierbaar, welke hij in zijn regels had aangegeven. En nu lag er een laag stof over. Haar verhouding met Frits was anders geworden. Hoewel zijn beslommeringen van de laatste maanden haar in stilte woedend op hem hadden gemaakt, hoopte zij toch dat hij, gelijk een Noorman, over de baai zou komen aanvaren. Misschien was dat zo'n beeld dat ze van hem had. Een aanslibsel van vroeger. Maar als hij landde zou ze zeggen: ben je aan het trimmen, in plaats van het gebaar te onderkennen dat school in het levensgevaarlijke karakter van zijn tocht.

Zij voelde haar humeur verslechteren.

‘Mogen we laat opblijven mam?’ vroeg haar dochter.

Alsof ze niet iedere avond na tienen naar bed gingen.

‘Ik wou dat pappa maar eens kwam,’ ging Ellen verder. ‘Lekker vissen.’

‘Je vader weet niet eens hoe hij een hengel moet vasthouden,’ zei Nila glimlachend.

‘Dat weet hij best!’ riep Ellen kwaad.

Zij streelde haar over het hoofd. Zou Frits zijn kinderen evenzeer missen als zij hem? Zij was er niet zeker van. Het irriteerde haar dat zij geen antwoord wist. Als zij een goed contact hadden, lag het antwoord voor de hand. Of was dat te veel gevraagd?

Langs de baaien van vroeger stonden flatgebouwen. Ze haatte de symboliek van die voorstelling. Het maakte haar treurig. Als zij zich van de architectonische ondingen afkeerde herkende zij de geuren van toen. De zee was niet veranderd, alleen onder de blauwe oppervlakte vuiler geworden. De droomwereld die bij de warme kleuren van de kust hoorde was allang gematerialiseerd. Het was bijna vanzelf gegaan. Ze bezat alles en tegelijk niets. Tussen haar en de overige voor een paar weken naar dit eiland gevoerde bevolking stond een scherm van herinneringen.

 

Het was nog volop licht toen Nila met haar kinderen vanuit het

[pagina 27]
[p. 27]

restaurant over de weg langs de kust naar het vakantiecomplex terugliep. Het eten had haar niet gesmaakt, de wijn was schraal. Nog even en de dancings gingen open. Ze hield niet meer van dansen, zoals vroeger. Maar nu leek het alsof het lawaai haar naar zich toetrok. Zij verlangde nog heviger dan de avond daarvoor naar gezelschap.

‘Als je je nu verveelt, wat ga je dan doen?’ had Frits gevraagd.

‘Je denkt toch niet dat ik mij daar ga zitten vervelen?’

‘O.K. Je gaat in de zon liggen. En 's avonds drink je je zo vol dat je om tien uur in slaap tolt.’

‘Wat bedoel je?’

‘Als je je verveelt natuurlijk.’

Zij had hem aangekeken.

‘En als ik nou eens naar een man verlang.’

‘Zo lang ga je ook weer niet weg.’

‘Denk maar niet dat ik drie weken zonder man blijf Nog geen drie uur.’

Frits toonde zich beledigd.

‘Goed dan,’ gaf Nila toe. ‘Maar na twee weken wordt het probleem wel nijpend.’

‘Je kunt me toch opbellen.’

‘Bevredig je me dan door de telefoon?’

Frits had een hekel aan deze gesprekken. Als hij eenmaal aan het werk was hield hij niet meer op. Afleiding was uit den boze. Als hij zich daarna ontspande kon hij twee nachten lang doorhalen. Hollen of stilstaan. Ze wou dat hij er nu desnoods maar even was voor het eerste.

Toen ze een half uur later voor haar huis zat hoorde ze in de verte Spaanse rockmuziek. Ze sloot haar ogen. Op een afstand van vijftienhonderd kilometer leek haar eigen man haar het meest begeerlijke wat er bestond. De gewaarwording maakte haar vrolijk en tegelijk woest. Waarom was hij er dan niet?! Hij had haar als een hond naar een dierenpension gestuurd. Hij vond het wel best zo. Een en al redelijkheid. Maar wel van het dodelijke soort. Zij had ook geen zin om hem met gelijke munt terug te betalen. Ze voelde de behoefte tegen hem te schreeuwen, hem iedere mislukking die zij kon bedenken voor de voeten te gooien. Daarna zou hij haar in zijn armen nemen en met haar naar bed gaan. Als haar opwinding bekoeld was, zou zij hem het verwijt maken dat hij niet op

[pagina 28]
[p. 28]

een romantische fluistertoon haar spanning naar een ondraaglijk hoogtepunt had weten te voeren voordat hij bij haar binnendrong.

De herinnering aan wat hij deed was bijna sterker dan zijn lijfelijke aanwezigheid. Zijn schim de suggestie van liefde.

Zij maakte haar dagelijkse wandeling door het parkje. Bij de ingang daarvan was de muziek uit de dancing nog luider. Zij klemde haar lippen op elkaar en drong de tranen weg. Zij voelde een grote behoefte te huilen, maar oudergewoonte ging zij de neiging tegen. De pijn die dit terugdringen haar verschafte wond haar op.

Gezeten op de hoge kruk achter de met formica bedekte huisbar woelde zij met haar vingers tussen haar benen. Maar zij vond masturberen uitsluitend prettig wanneer er een man in de buurt was om haar met zijn pik te bevredigen. Meestal speelde zij na een door Frits veroorzaakt orgasme nog een tijdje met zichzelf Tot zij tevreden in slaap viel. De wereld loste langzaam op in deze warme, niet aflatende stroom. Toen zij op de barkruk klaarkwam vormde het besef van haar geïsoleerde aanwezigheid in deze ruimte een bedreiging. Maar zij kon nergens heen.

Nila sloot haar ogen en schaamde zich voor de gemakzuchtige toegevendheid aan haar emoties.

 

Op donderdag wisselde een deel van de bevolking van het parkje. Koffers werden langs de weg gezet. In de namiddag weerklonk steeds frequenter het gegrom van bussen over de weg.

‘Wat heerlijk dat wij kunnen blijven, hè mamma,’ zei Frank.

Nila trok hem tegen zich aan en knuffelde hem. Ze bedacht dat op sommige momenten haar onlustgevoelens gemakkelijk wegvielen tegen het plezier van de kinderen. Toch wist ze niet of Frank het hier echt leuk vond. Het vorige jaar hadden ze kastelen bezocht en rondgekropen door ruïnes. Zij had zich verwonderd over het inlevingsvermogen van haar jonge zoon, tot zij zich ervan bewust werd dat zijn wereld bestond uit kastelen en ridders en dat hun behuizingen hem vertrouwder waren dan de woning waarin zijn moeder was opgegroeid.

‘Zou je niet naar pappie willen?’ vroeg Nila.

‘Pappa is een lui,’ merkte Ellen op.

‘Als ik dat nog een keer hoor kun je een klap krijgen,’ riep Nila plichtmatig.

[pagina 29]
[p. 29]

‘Wat is er toch met pappa?’ vroeg ze vermoeid. ‘Dacht je dat hij niet liever hier zat?’

‘Pappa is de baas van de boeven,’ zei Frank. ‘En die is hij nu aan het vangen.’

‘Ik wil naar pappa toe,’ zei Ellen.

Ze begon dreinerig te huilen. Mijn god, dacht Nila, en ze riep: ‘Als je gaat huilen kun je vanmorgen thuis blijven.’

Ellen liep weg en riep van verre tegen haar broertje dat hij haar schep had kapot gemaakt.

‘Blijf jij maar bij mij,’ zei Nila tegen Frank. ‘Je zusje is nog maar vier moet je bedenken.’

Ze vroeg zich af wat voor indruk zij op hem maakte. Ridders, politie en boeven. En een moeder die te lamlendig was voor actie.

‘Frank,’ zei Nila vriendelijk. ‘Moet je eens luisteren. Je pappa die vangt echt geen boeven. Dat doet de politie.’

‘Welles!’

Zij glimlachte naar hem. Ze kon het later vertellen. De kinderen wilden naar het strand.

‘Pappa heeft het zelf gezegd hoor mamma,’ zei Frank. Uit zijn stem klonk een onuitputtelijk geduld.

‘De politie vangt boeven,’ zei ze, haar voornemen te zwijgen uitstellend. ‘En dan zetten ze die boeven gevangen.’

‘Net goed.’

‘Maar hoelang?’ vroeg Nila.

Frank dacht na.

‘Hun hele leven?’

‘Dat bepaalt de rechter. Alle boeven komen voor de rechter. Dat is een hele knappe en wijze man. Maar dat vinden die boeven, die vaak veel minder wijs zijn, helemaal niet leuk.’

‘Gooit de rechter ze in de kerker mamma?’

‘Die rechter zegt hoelang ze in de cel moeten Frank. Maar ze moeten eerst aan de boeven vragen waarom ze het gedaan hebben.’

‘Komen er ratten aan hun been knagen in die kerker?’

‘Nee hoor. Tegenwoordig zijn de cellen heel gezellig.’

‘Daar is ook niks aan.’ Hij wachtte even. ‘En als ze nou iemand hebben doodgemaakt?’

‘Dat is natuurlijk heel erg.’

‘Jij sloeg vanmorgen een mug dood.’

‘Maar dat kwam omdat hij zich helemaal had volgezogen met

[pagina 30]
[p. 30]

mamma's bloed’

‘Vindt ie dat lekker?’

‘Dat vinden ze heel lekker,’ antwoordde Nila.

‘Waarom mag het dan niet?’ informeerde Frank.

Nila begon haar geduld te verliezen.

‘Omdat ik jeuk krijg!’ riep ze, ‘Daarom moeten ze dood, snap je dat? Het zijn muggen!’

‘Maar als een mens nou iets heel gemeens heeft gedaan,’ vroeg Frank. ‘Mag ie dan niet dood?’

‘In Nederland niet. Omdat hij een mens is. Een mens is belangrijker dan een mug. Snap je dat?’

Haar zoon knikte.

‘Pappa kan goed muggen doodslaan,’ zei hij met bewondering in zijn stem.

Pappa kon alles goed.

Je had hem vroeger moeten kennen, dacht ze. Toen jij nog niet geboren was bracht hij ieder gezelschap tot leven.

Frank stond op het punt zich bij zijn zusje te voegen.

‘Ik zal het je vanavond allemaal uitleggen,’ zei ze.

‘Mijn pappa is een advocaat,’ zei Frank. ‘En als ie wil slaat hij ze allemaal dood.’

 

Zij was benieuwd of de wisseling van vakantiegangers mensen zou opleveren met wie zij een praatje kon maken. Het feit dat zij bijna hongerig uitkeek naar de nieuwe gasten, aanvaardde zij bij gebrek aan beter. Dan desnoods maar een beetje minder dan zij gewend was. Maar hoe goed was zij eigenlijk gewend? De net niet goede vrienden die haar huis aandeden vervulden haar steeds meer met weerzin.

Zij vroeg zich af hoelang zij het nu nog zou uithouden zonder mensen om zich heen. Nu zij zich iedere dag inprentte dat deze zonnige stranden zo goed waren voor de kinderen, voelde zij zich veranderen in een moederdier. Op het strand keek zij om zich heen. Het ontging haar niet dat langslopende heren een blik op haar wierpen en soms nog een keer terugkwamen. Zij moest er niet aan denken dat een zwartharige schoonheid zich aan haar voeten vlijde en in plat Amsterdams een wervend gesprek begon over de noden van zijn pik. Het schoot haar te binnen dat zij een niet lang geleden gescheiden vriendin had gevraagd hoe het was in onthouding te

[pagina 31]
[p. 31]

leven. ‘Het wordt gewoon minder,’ had de vriendin geantwoord.

Bij iedere ontwenningskuur wogen de eerste dagen het zwaarste.

Merkwaardig dat zij dit soort problemen nu tot op de bodem uitdacht. Thuis wilde zij er meestal niet over praten, zelfs niet met Frits. Zij besefte dat dit laatste een dooddoener was. Hoe groot was hun vertrouwelijkheid na al die jaren? Hun leven had een zeker evenwicht bereikt. Hun omgang was bevredigend, hoewel de romantiek zich allang in ieder van hen verschanst had, zonder dat zij elkaar op de hoogte brachten van de vermoedelijke ligging van een geheime toegangsweg. Af en toe voelde zij zich van het ene op het andere moment ellendig. Zij wilde het huis uitrennen, naar iemand toe. Maar ze kon nooit beslissen naar wie. Soms naar een vriend van vroeger, van wie zij al bijna niet meer het gezicht voor de geest kon halen. De alles overstemmende liefde bedrijven met een fantoom. Misschien ook kon dat alleen maar met een fantasiefiguur, die even snel verdween als zij hem opriep.

Nu zat zij aan het strand met haar vage, opwindende gedachten. Heren gingen af en aan. Bij de waterlijn speelden haar kinderen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken