Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De ambitie (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van De ambitie
Afbeelding van De ambitieToon afbeelding van titelpagina van De ambitie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

Scans (16.19 MB)

ebook (3.15 MB)

XML (0.67 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De ambitie

(1980)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 48]
[p. 48]

[VIII]

In het kantoortje van het bungalow-complex was een brief van Frits bezorgd. De kinderen trokken hem haar bijna uit handen en vervolgens liepen ze haar voor de voeten toen zij hem op weg naar hun bungalow probeerde te lezen. Het viel haar mee dat hij de brief eigenhandig had geschreven. Maar zij besefte dat deze gedachte hem in een kwaad daglicht stelde. Hij had nog nooit een brief aan haar getypt. Maar omdat zij elkaar dagelijks zagen, lag het voor de hand dat hij zich zelden in schriftelijke vorm tot haar richtte. In zijn brief had hij het nauwelijks over de kinderen. Alleen aan het eind verzocht hij haar hen van hem te kussen. Daarom verzon zij zelf maar wat om Frank en Ellen tevreden te stellen. Zij hadden toch maar een fantastische vader. ‘Was ik maar bij jullie,’ las zij. ‘Koop maar elke dag op mijn kosten een ijsje.’

Dat was precies waarop zij gewacht hadden. De liefde van een vader likbaar gemaakt. Zelf bleef zij zitten met het gevoel dat hij haar plichtmatig schreef, in beslag genomen door zijn zaak. De brief bevatte weinig retorische vragen: heb je het fijn; verlang je al naar mij? Ook over zijn eigen gevoelens liet hij haar in het duister. Ze zou willen weten hoe het hem afging zonder vrouw. Zou hij zichzelf bevredigen bij haar foto, of kocht hij voor dat doel de Lui? Wat gaf haar overigens het recht op zijn al of niet heimelijke verlangens in te gaan. Hij zat een paar duizend kilometer van haar vandaan. Hij kon zijn leven inrichten zoals hij dat wilde.

Gaf het te denken dat hij niets vermeldde over zijn bestaan onder de oppervlakte van zijn werk? Of bestond dat gewoon niet? De brief bevatte feitelijk weinig meer dan een dorre opsomming van feiten die haar weinig interesseerden.

‘Pappie heeft ons geld gestuurd voor ijsjes!’ riep Frank al van verre in de richting van zijn nieuwe vriendinnen.

Ronnie zat voor haar bungalow in de zon, achter een rum cola.

‘Zal ik jou ook een Cuba Libre inschenken?’ vroeg ze op jolige toon. ‘Ik heb er al drie op!’

Nila haatte de naam Cuba Libre, zonder dat ze haar onbehagen kon verwoorden. De brief van Frits verscheen telkens opnieuw in haar geheugen. Zij voelde haar woede opstijgen uit de nietszeggendheid ervan.

‘Gaat het hem goed in Holland?’

‘Ik geloof dat hij zich uitstekend amuseert.’

Kwaad smeet ze de brief op tafel en ging zitten. De hitte van de

[pagina 49]
[p. 49]

namiddag overspoelde haar. Haar shirt plakte aan haar lichaam. Het vooruitzicht van een zich herhalend patroon maakte haar doelloos en afwachtend. Het leek alsof haar hele leven in een ritueel van strand-siësta-zonnebad-restaurant werd samengebald.

‘Ik heb er maar een beetje veel rum ingedaan, dan ben je gauw op mijn peil,’ riep Ronnie.

Een deel van de rum kwam bij het neerzetten op het tafelblad.

‘Ik ben een klein beetje beneveld,’ zei Ronnie. ‘Henk is even naar het zwembad. Zal ik je eens wat bekennen? Hij wordt hartstikke gek van me als ie me dronken ziet.’ Straks onthulde ze nog hoe ze met laarzen aan op haar handen door de kamer liep, terwijl hij met een blaaspiepertje achter haar aanzat.

Nila begon te lachen.

‘Heb ik wat geks gezegd?’

Ze dacht aan haar eigen intieme momenten met Frits.

‘Nou, proost dan maar!’

Ronnie hief het glas.

‘Dit is dus m'n vierde.’

Nila lachte.

‘Lijkt me heerlijk, een paar weken zonder man,’ riep Ronnie.

‘Ik vind er geen pest aan.’

Ronnie zette haar glas neer en haalde adem.

‘Ik heb ook de neiging om zoiets te zeggen,’ zei ze. ‘Maar het is natuurlijk echt heel fijn. Dat kan niet anders. Het idee dat je even alleen om jezelf hoeft te denken. Dat was afgelopen op het moment dat ik een kind kreeg.’

‘Ik denk de laatste week te veel aan mijzelf,’ zei Nila.

‘Omdat je het niet kunt doseren.’

‘Ik zat 's avonds buiten en hoorde het lawaai van de dancing,’ zei Nila. ‘Terwijl je weet dat ze daar rotmuziek draaien heb je toch zin er naartoe te gaan. Maar je zit vast.’

Henk kwam thuis toen zij aan haar tweede rum cola zat. Ze bekeek hem goed, bespeurde onmiddellijk zijn opwinding. Twee giechelende vrouwen. En hij maakte ondanks zijn beschaafd erotische grapje van vanmorgen nog wel zo'n degelijke indruk. Alsof ze dat ambieerde!

Maar waarom zou ze dat niet ambiëren? Welk mechanisme gaf haar in te doen alsof ze frivoliteiten afwees? Wie had haar geleerd die in de hand te houden en uitsluitend aan te wenden voor niets-

[pagina 50]
[p. 50]

zeggend gebruik? Waarom was ze bijna vastgeroest van degelijkheid? Misschien moest ze juist die laag het meest wantrouwen, maar het was de laag waarin ze zich thuis voelde. Die was er ingebakken door haar moeder. Daarin zat de kant verwerkt van haar moeders bruidssleep. De hoge zijden van haar vader stak erdoorheen. De heimelijke glimlachjes van zijn broers toen het jonge paar op huwelijksreis vertrok. Het angstige moment van het elkaar voor de eerste keer naakt zien. Nu moest het gebeuren. Maar wat? Kon haar vader dat omschrijven? En haar moeder? Die ontwikkelde al binnen een paar dagen een definitief antwoord: wat er moest gebeuren, in het donker, was een onbespreekbaar fenomeen, dat niet meer dan één keer per week diende plaats te grijpen. Niet dat het walgelijk was (dat lag één generatie terug), maar er ging geen vreugde mee gepaard. Er waren geen woorden voor dat onontkoombare, waarover zij soms hoorde fluisteren op kaartavondjes. Eigenlijk, maar dat kon je niet hardop zeggen, was het een fout van de natuur. Of een misrekening omdat de gevoelens van de vrouw buiten spel waren gebleven. Zij wist niet hoe zij het gebeuren moest hanteren. Zij bloosde wanneer het toch ter sprake kwam (haar arts was een man van haar leeftijd). Wanneer er maar iets bij was geweest goed genoeg voor woorden. Maar dat bestond niet. De vrouw was samengesteld uit bloed en in de periodes dat dit niet naar buiten kwam kon het voorkomen. Het. Wat haar betreft een onzijdige daad.

Die langzaam afbrokkelende laag. Waar haar moeder over haar de wacht hield. Weggelachen tijdens intieme gesprekken met haar vriendinnen. Maar nog niet hardop met om het even welke man erbij.

Nooit had zij ook maar enige preutsheid gekend ten opzichte van Frits. Een paar weken sinds hun kennismaking, langer niet.

Zij wilde iets om naar te verlangen. Zoals zij naar een kind had verlangd. Toen zij Frank voor de eerste keer tegen zich aandrukte dacht zij: jou laat ik nooit meer los. Jij bent een deel van mij, dat tot mijn ontzetting van mij los is geraakt en straks van me weg kan lopen.

Verlangen: was dat niet dat Frank nooit van haar wegging?

Met Ellen had ze die gevoelens veel minder. Misschien omdat zij ook een vrouw was, die straks kinderen ging voortbrengen om ze te verliezen.

[pagina 51]
[p. 51]

Zij wilde iets in handen houden dat zij nooit kon kwijtraken. Er bestond geen naam voor dat verlangen. Maar het was altijd om haar heen. Beroerde haar zenuwen. De namen die ervoor bestonden, zoals Romantiek, schoten tekort.

‘Als ik ook maar even weg ben, zetten ze het op een zuipen!’ riep Henk vrolijk.

‘Dat vind je toch opwindend, aangeschoten vrouwen?’ zei Ronnie.

‘Vooral als er vier kinderen in de buurt zijn,’ stelde Henk spijtig vast.

Nila kon zich niet aan de indruk onttrekken dat hij de aanwezigheid van kinderen een rustig idee vond.

Henk ging op de rand van een rieten stoel zitten, legde zijn handen op zijn knieën en keek hen met tevredenheid aan.

‘Jullie kunnen het beste met z'n tweeën in het zwembad springen.’

‘Wil je ons zo graag komen redden?’

Henk lachte. Inmiddels was zijn vrouw het huis binnen gegaan om hem van drank te voorzien.

‘Weet je dat Nila elke avond voor haar huis naar de muziek uit de dancing zit te luisteren?’ vroeg Ronnie, nadat zij hem een blikje bier had gebracht.

‘Wat een smaak,’ antwoordde Henk.

‘Misschien willen wij er wel samen naartoe,’ zei Ronnie, knipogend naar Nila.

‘Jullie gaan maar rustig,’ zei Henk, in zijn wiek geschoten.

Hij stond op en liep naar de manshoge agaven die om het huis groeiden. Daar deed hij een tweetal stappen opzij en tuurde tussen het gebladerte van het struikgewas daarachter.

‘Wat gek,’ zei hij. ‘Ik zag daar geloof ik een boomrat.’

Wat zijn dat, boomratten?’ vroeg Nila.

Henk haalde zijn schouders op.

‘Ik weet niet zeker of ze bestaan,’ zei hij. ‘Het was een soort eekhoorn met een rattenstaart. Zoiets heet toch boomrat?’

‘Waterrat zal je bedoelen,’ verbeterde Ronnie hem. ‘Hierachter stroomt het riviertje waar we overheen gaan als we naar het strand lopen.’

Henk was zijn aandacht voor het verschijnsel alweer verloren. Nu keek ook Nila in de door hem aangegeven richting, maar zij

[pagina 52]
[p. 52]

zag niets bijzonders.

Hij wil ons natuurlijk afleiden, dacht ze. Het wordt hem te heet onder de voeten. Straks gaan Ronnie en ik er werkelijk op uit en zit hij met vier kinderen. Hij heeft net zo de pest aan alleen zijn als ik.

‘Het idee dat we samen zouden uitgaan,’ zei ze plotseling tegen Ronnie.

Als we allemaal onze emoties in een grote poule zouden gooien en ieder mocht grabbelen, dacht ze meteen hierop, dan kreeg toch iedereen weer zijn eigen gevoelens van onbehagen terug. Net als verschillend gevormde chocoladeletters die allemaal hetzelfde smaakten.

‘Lijkt je dat leuk Nila,’ vroeg Henk. ‘Een avond uit met Ronnie. Bij het naar huis lopen elkaars arm vasthouden omdat het zo eng donker is?’

‘Dat lijkt me het toppunt van opwinding.’

Ronnie giechelde.

‘Ik wil er ook wel eens alleen op uit.’

‘Nou, dan kan ik op de kinderen passen,’ zei Henk.

‘Dat is je geraden,’ zei zijn echtgenote.

Haar glas was alweer leeg.

‘Ik kan niet eens meer lopen!’ riep ze.

Nila ging staan. Opeens wilde ze naar huis, zich opknappen, om naar het restaurant te gaan. Haar hoofd voelde koeler aan dan toen ze hier arriveerde. Het leek alsof een hoeveelheid vuil was weggespoeld. Zij ademde de warme lucht en voelde zich voor het eerst op een vertrouwde manier ver weg van huis. Dit ging nog even duren en het heette vakantie. Wat leek het fijn straks weer naar Frits te gaan. Maar nu nog niet! Iedere reis ontleent zijn belang uitsluitend aan de opwinding van de terugkeer. Straks kroop zij weg in haar vertrouwde hoekje en herinnerde zich haar Spaanse belevenissen met een tevreden heimwee.

‘Ik ben dronken,’ klaagde Ronnie, ‘Alles draait.’

Henk keek verstoord.

‘Waarom ga je niet naar bed?’ vroeg Nila.

‘Ik ben zo dronken zeg. Alles draait maar.’

Ze liep snel naar binnen.

‘Ze moesten vrouwen verbieden te drinken,’ zei Henk kwaad. ‘Dat overkomt haar de laatste tijd steeds meer.’

[pagina 53]
[p. 53]

‘Misschien is het jouw schuld wel.’

‘Wat is dat nou voor opmerking!’

‘Neem me niet kwalijk.’

Hij liep naar binnen en kwam even later terug.

‘Ze ligt op haar knieën voor de wc.’

‘Je mag wel zorgen dat ze niet in die houding in slaap valt.’

‘Het is toch geen gezicht voor de kinderen!’

Een plotselinge woede verwarde haar. Wat een klootzak. Zeker zo'n type dat iedere week zelf dronken werd wanneer hij met zijn vriendjes de stad in ging.

Stel je voor dat hij dat niet deed, dat maakte het nog erger!

‘Ik zal haar even helpen,’ zei ze met grote beslistheid. ‘Als jij de kinderen nou eens ging wassen. Dan kunnen we tenminste met ons tweeën met ze gaan eten.’

 

Ronnie had juist de wc doorgespoeld. Zij greep zich vast aan de wastafel.

‘Dat lucht een beetje op,’ zei ze, met enigszins gezwollen tong. ‘Alles draait, weet je dat?’

‘Dat is dan tenminste een goedkope manier om naar de kermis te gaan,’ antwoordde Nila. Zij pakte Ronnie bij een arm en zei: ‘Ga maar een beetje slapen.’

‘Ik wil niet alleen.’

‘Doe niet zo raar!’

Ronnie sloeg haar armen om Nila's hals en drukte haar hoofd tegen haar schouders.

‘Ik wil niet alleen blijven,’ zei ze. ‘Ik wil niet dat Henk weggaat.’

Nila maakte zich zacht van haar los. Zij stak haar hand uit en streelde Ronnie aarzelend over het voorhoofd. Zij probeerde haar mee te voeren naar de slaapkamer, maar tegelijk hoopte ze dat Ronnie zich van haar zou losrukken en zelf gaan.

‘Kom nou,’ zei ze. ‘Ga maar fijn liggen.’

Ronnie knikte wazig en liet zich meevoeren. In de slaapkamer liet zij zich op het bed vallen en legde haar handen op haar ogen.

‘Ik ben zo dronken als een tol.’

‘Dat meen je niet.’

Ronnie ging zitten en stak haar handen uit naar Nila.

‘We gaan morgen uit,’ zei ze. ‘En we pikken een paar kerels op. Denk je dat ze ons nog willen. Op onze leeftijd?’

[pagina 54]
[p. 54]

‘Al was je tachtig,’ antwoordde Nila zakelijk. ‘Als je je nu even uitkleedt.’

‘Kom je bij me liggen?’

Nila aarzelde. Daarna deed ze resoluut een stap naar voren en begon Ronnie's T-shirt over haar hoofd te sjorren. Ze had grote borsten, in tegenstelling tot die van haarzelf.

‘Niet kietelen,’ riep Ronnie.

Ze was net niet dronken genoeg om zich als een zandzak te laten hanteren.

‘Kom bij me,’ zei ze. ‘Ik voel me zo draaierig. Ik wil tegen je aan liggen.’

Zij trok zelf haar spijkerbroek uit en sloeg daarna opnieuw haar armen om Nila's hals.

‘Het blijft maar draaien,’ zei ze zacht. ‘Ik wil niet dat je weggaat.’

Nila streelde haar over haar hals. Haar afkeer voor dronken vrouwen verdween. In dit geval. Zij kon dat niet verklaren. Maar waarom zou ze? Waarom altijd alles verklaren? Ronnie was als een baby. Misschien dat. Of was dat het meest onzinnige dat ze kon bedenken en bracht in de eerste plaats de overgave haar in verwarring?

Zij wilde best antwoorden maar zij wist niet op welke manier. De wijze waarop een kind getroost werd. Maar dat was niet voldoende, dat voelde zij aan. Zij kon zich niet terugtrekken en Ronnie haar roes laten uitslapen. Zelf was ze een beetje opgewonden door de drank. Als ze nu maar het idee had dat de oorzaak uitsluitend daarin lag.

‘Ik voel me zo fijn bij je,’ zei Ronnie. ‘Ik word langzaam weer een beetje rustig.’

‘Ga maar lekker slapen.’

‘Het draaien wordt al beter.’

‘Ik zal het laken over je heen doen, tegen de muggen.’

‘Vind je dat ik raar doe?’

‘Ik vind je niet raar.’

In een opwelling van tederheid bukte Nila zich en kuste Ronnie op haar voorhoofd.

‘Wat ben je lief,’ zei Ronnie.

‘Ik ben ontzettend lief.’

‘En je kent me pas een dag.’

‘O ja, ik ken je pas een dag.’

[pagina 55]
[p. 55]

‘En ik ben zo dronken.’

‘Je bent echt een liederlijk dronken wijf.’

Ronnie pakte Nila's hand en streelde die.

‘Blijf nog even bij me.’

Zij draaide zich op haar zij en sloot haar ogen.

‘Als ik niet dronken was had je hier nooit gezeten.’

‘Waarom wil je eigenlijk dat ik hier zit?’

Nila voelde een spanning in haar buik die zij niet kon verdrijven. Maar wilde ze dit wel? Waarom stelde zij zich tegen sensaties teweer? Zo hevig was het trouwens ook niet. Het was iets dat zij niet kende. Een soort buitenwereld die zich in haar vestigde en haar anders deed kijken. Het zou overgaan, straks was het alweer verdwenen. Maar zij vond het gevoel niet onprettig. De aandacht die zij gaf kwam bij haar terug en verdreef het gevoel dat zij alleen was met haar kinderen, terwijl de wereld om haar heen feest vierde. Wat maakte het uit dat de spanning die zij gewaar werd gelijkenis vertoonde met wat zij een enkele keer onderging wanneer een man aandacht aan haar besteedde. Het had alleen te maken met aandacht, een buiging in haar richting, een verbondenheid die plotseling kon opkomen en vaak spoorslags verdween wanneer de sfeer veranderde door een verkeerde opmerking. Zij voelde zich bezorgd voor Ronnie. Zij pakte haar hand en streelde die. Daarna trok zij het laken tot Ronnie's gezicht.

‘Ga maar slapen,’ zei ze. ‘Je moet nu even slapen.’

Ronnie glimlachte met gesloten ogen.

 

In het restaurant zat zij tegenover Henk. Hij had zich al een paar keer verontschuldigend uitgelaten over het gedrag van zijn vrouw.

‘En we hebben zo'n uitstekend huwelijk,’ riep hij uit.

‘Volgens mij is jullie huwelijk perfect.’

‘Nou ja, perfect.’

‘Ik zag meteen: zo'n huwelijk heb ik niet. Ik geef dat eerlijk toe.’

Henk keek haar peinzend aan.

‘Wij hebben een behoorlijk huwelijk,’ zei hij. ‘Maar ik denk soms dat ze niet veel van me houdt. Vind je het opdringerig dat ik dat tegen je zeg?’

‘Wat moet ik daar nou op zeggen?’

‘Houd jij van je man?’

‘Ik denk elke dag aan hem.’

[pagina 56]
[p. 56]

Henk knikte.

‘Ik kijk goed naar je,’ zei Henk. ‘Je hebt die brief van je man op de tafel laten liggen zonder er zelfs maar één woord over te zeggen.’

‘Voor iemand die ik pas één dag ken ben je flink nieuwsgierig.’

‘Ik houd je in de gaten,’ zei Henk. ‘Ik vind je een fantastische meid.’

‘Bij je vrouw val ik ook al zo goed in de smaak.’

‘Wat is dat nou voor opmerking!’ riep Henk kwaad. ‘Je hebt een ontzettend provocerende manier van optreden.’

‘Ik kan het goed met haar vinden. Het zit er in dat wij elkaar zullen mogen.’

Hij antwoordde niet en pakte de wijn. Misschien vond hij één bezopen lid van de familie niet voldoende.

 

Zij liepen naar het parkje terug, zoals gisteravond, de avonden daarvoor. Maar toen was zij alleen. Nu hadden de kinderen plezier. Zij hoefde niet in zichzelf te praten.

Zij keek om en miste Frank.

‘Wat is er?’ vroeg Henk. ‘Wat doe je schichtig.’

‘Frank!’ riep ze. ‘Frank!’

Zij keek om zich heen. Zij zag hem niet. Op hetzelfde moment stormde de paniek in haar omhoog.

‘Frank! Frank!’ riep ze weer.

‘Mamma! Mamma!’ hoorde zij van opzij.

Frank stond naast de weg achter een boom.

Zij streek over haar voorhoofd, maar voelde geen zweetdruppels.

‘Wat een paniek,’ mompelde ze.

‘Blijven jullie nu eens netjes in de buurt jongens!’ riep Henk.

Hij sloeg zijn arm om haar schouders en drukte haar tegen zich aan.

 

Toen zij de kinderen in bed had gelegd kwam Henk langs om haar te vertellen dat Ronnie wakker was geworden en zich beter voelde. Zij had zelfs naar Nila gevraagd, ‘eigenlijk zodra ik binnenkwam’. Zij stuurde Henk naar Nila toe met het verzoek nog iets bij hen te komen drinken, hoewel zij zelf alleen thee zou gebruiken.

[pagina 57]
[p. 57]

Zij aarzelde of ze zou afstappen van het principe haar kinderen onder geen beding alleen te laten. Boven was het stil, maar dat zei niets. ‘Ik kan niet bij jou blijven,’ zei Henk. ‘Ik kan Ronnie nu niet alleen laten.’

Een lichte woede bekroop haar.

‘Moet je haar hand vasthouden?’ informeerde ze op luchtige toon.

‘Reken maar,’ antwoordde Henk.

Zij voelde haar woede veranderen in onbehagen. Waarom pareerde hij haar zo handig? Hij kon haar toch normale antwoorden geven.

‘Je hebt geen hoge dunk van me,’ zei Henk.

Zij haastte zich te verklaren dat zij hem hoog achtte. Maar waarom zei ze dat? Automatismen vanuit haar opvoeding. Beleefd zijn met je knieën tegen elkaar.

Ze had het warm. Het was zo godsonmogelijk warm vanavond.

‘Je kunt beter alleen met haar blijven,’ zei Nila moeizaam. ‘Na zoiets moet je niet meteen met vreemden aankomen.’

Henk keek haar onderzoekend aan en schudde misprijzend zijn hoofd.

‘Wie zegt dat?’

Zij dacht na, zonder op een antwoord te komen.

‘Wie ik in mijn huis uitnodig is geen vreemde,’ zei Henk. ‘Op de een of andere manier waren wij meteen vertrouwd. Ik heb er met Ronnie over gepraat. Misschien dat wij iets in elkaar herkennen zonder dat wij nu precies weten wat het is. Dat zou nog kunnen komen. Maar ik wil niet dat je je bij ons te veel voelt. En ik heb geen zin in nietszeggende gesprekken. Misschien zijn we bij elkaar niet aan het juiste adres voor domme kletspraat tegen de verveling.’

Hij lachte lief tegen haar. Legde zijn hand tegen haar wang.

‘Je vond het hier niet leuk,’ zei hij. ‘Ik zag het meteen. Ik was meteen met je bezig.’

‘Dacht je dat ik een gescheiden vrouw was?’

Hij schudde zijn hoofd.

‘Raadselachtiger,’ zei hij. ‘Ik betrok je meteen binnen mijn dagdroom. Je kwam heel geheimzinnig mijn park binnenlopen, terug van een wandeling langs de zee. Het water, op een sentimentele manier blauw. Ik kan het niet uitleggen.’

[pagina 58]
[p. 58]

‘Dat is de tweede keer dat je dat zegt.’

Hij keerde een van de lage stoelen om en ging erop zitten, zijn armen over de rugleuning gekruist.

‘Ik vind je aardig,’ zei hij. ‘Neem me niet kwalijk als ik je daarmee kwets.’

‘Waarom verontschuldig jij je voor alles?’

Hij staarde voor zich uit en sloot een ogenblik zijn ogen. Was dat gebaar bestudeerd? Ronnie had het ook gedaan. Zij stelde hem zich voor, rondlopend door een park waarin alleen zij de weg kende. Haar omsloten tuin, waar de alledaagsheid niet doordrong.

‘Ik geloof dat ik je op een heel conventionele manier het hof maak,’ zei hij. ‘Op hetzelfde moment dat ik die dingen zeg voel ik me banaal. Ik kan het niet beter.’

Zij legde haar hand op zijn voorhoofd en voelde dat het klam was. Iets minder dan dat van haar. Zijn lippen waren droog. Voor iemand die pas een dag in Spanje was, zag hij bijzonder bruin.

‘Ik ga even naar de kinderen kijken,’ zei ze. ‘Als ze slapen ga ik mee.’

 

Toen Henk zich een ogenblik verwijderde, kwam Ronnie snel naar Nila toe en knielde voor haar neer.

‘Ben je boos op me?’

‘Wat is dat voor onzin.’

‘Ik heb me als een kind aangesteld.’

Hoe zouden we ons anders moeten aanstellen, dacht Nila. Waarom mag het kind in ons niet terugkeren als we volwassen zijn.

‘Je was dronken,’ zei ze. ‘Als je dronken bent zien de dingen er anders uit.’

‘Het is gek,’ zei Ronnie. ‘Het feit dat je meer dingen durft betekent dat je op de overige momenten een soort tussen de klippen door laverend wrak bent.’

‘Wrakken laveren niet.’

‘Dat is waar,’ zei Ronnie. ‘Misschien zijn wij wrakken die denken dat wij een schip zijn.’

Ronnie stak haar handen uit en legde die op Nila's wangen.

‘Ik ben nu weer heel nuchter,’ zei ze. ‘En ik voel me zo rustig. Maar ik was bang dat je zou schrikken omdat ik iets aan je vroeg. Maar dat lag anders. Dat begrijp je niet denk ik.’

‘Ik begrijp je.’

[pagina 59]
[p. 59]

‘Ik wil me een beetje in de hand houden. Ik houd zo veel van Henk.’

‘Ben je op hem uitgekeken?’

‘O nee!’ riep Ronnie.‘Nee, dat zie je toch verkeerd,’ zei ze zachter.

‘Wat zou er met ons gebeuren wanneer wij die dingen toegaven?’ zei Nila zacht. ‘Als ik toegaf dat ik mijn man verafschuw omdat hij zijn carrière belangrijker vindt dan mij. Maar je zou het nog anders kunnen zeggen: ik kan me zelf erom haten dat ik niet los van hem kom. Dat ik tegen hem begin te zeuren als hij geen aandacht voor mij heeft. Dat ik niet een eigen bezigheid tegenover die idiote carrière van hem kan zetten. Ik zit thuis en vreet me op. Maar net voor het te erg wordt, denk ik dat ik niet zonder hem kan, dat hij me straks moet troosten. Dat soort dingen, die je nog veel woedender maken. Ben ik zo oud geworden dat ik naar troost verlang? Voor hem betekent troosten een soort voorspel voordat hij met me naar bed gaat.’

‘Wat ben je somber,’ zei Ronnie.

‘Misschien durf je het niet toe te geven.’

‘Ik weet niet precies wat ik moet toegeven.’

‘Dat je opstaat met pijn in je maag omdat je weet dat je opnieuw alleen een dag door moet. Misschien is liefde alleen aandacht. Wat dat betreft verlies je het bij voorbaat. Mannen geven zichzelf aandacht terwijl wij met de kinderen zitten. En met vrouwen die net als wij met hun ziel onder hun arm lopen, omdat opvoeden betekent dat je de hele dag moet antwoorden op onzinnige vragen. Die verschrikkelijke monotonie. Je buurvrouw die opeens wil gaan studeren omdat ze van treurigheid het huis uit drijft. De ambities van je vriendinnen. Maar alles op de lange baan geschoven voor wanneer de kinderen groot zijn. Op dat moment voel jij je oud. Dat stel ik me voor, dat ik me oud zal voelen en moe. Op dat ogenblik blijft je niets anders over dan bridge-les.’

‘Ik zou bijna opnieuw aan de drank gaan,’ zei Ronnie. Zij stond snel op en kuste Nila op haar wang.

In de deuropening stond Henk.

‘Je laat het toch wel uit je hoofd weer te gaan drinken.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken