Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De ambitie (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van De ambitie
Afbeelding van De ambitieToon afbeelding van titelpagina van De ambitie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

Scans (16.19 MB)

ebook (3.15 MB)

XML (0.67 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De ambitie

(1980)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 136]
[p. 136]

[XXII]

‘Ik wou nog iets met je bespreken,’ zei Frits.

Hij kwam in zijn kamerjas naast haar zitten.

‘Doe niet zo officieel.’

Hij legde zijn hand op haar bovenarm.

‘Er is iets dat me opviel,’ zei hij. ‘Misschien heeft het weinig betekenis. Maar laten we het erover hebben.’

Zij keek hem aan. Waar had hij het over?

‘Wat ben je streng,’ zei ze om tijd te winnen.

‘Ik ben niet streng.’

‘Moet je kijken hoe je me aankijkt!’

‘Ik ben me echt van niets bewust.’

‘Doe dan een beetje normaal, wil je.’

‘Wie doet er hier godverdomme niet normaal!’

Ze keek in zijn van woede vertrokken gezicht. Ze vroeg zich af of ze zelf ook kwaad was. Maar ze was alweer vergeten wat de directe aanleiding had gevormd. Plotseling herinnerde zij zich de dag waarop zij ruzie hadden gemaakt over zijn ambities. Hij kon bij de universiteit komen werken, maar hij wilde per se bij de balie. Hij had geen behoefte aan een duf bestaan tussen domme studenten. Ze zei dat hij nog maar kort geleden zelf zo'n student was geweest en dat de mensen die zij kende haar wat intelligentie betreft nogal meevielen.

Maar die had hij zelf uitgezocht.

En het soort mensen dat je straks moet verdedigen, had ze gevraagd, misdadigers en oplichters, de echtscheiders en alle anderen?

De wat?

Hij was van zijn stoel gesprongen. Ze dacht toch niet dat hij zich met dat soort futiliteiten als echtscheidingsgevallen ging bezighouden. Dat was voor de mindere goden. De moeite niet waard. Altijd hetzelfde gezijk. Het absolute afval van de juristerij. ‘Weet je wat het met echtscheidingen is?’ vroeg hij. ‘Daaraan ontbreekt iedere inspiratie. Een eenvoudige dief kan nog een aardig plan bedacht hebben om zijn slag te slaan. Dat voert hij uit en het mislukt. En dan komen wij. Maar de man heeft in ieder geval nagedacht over zijn vak. Dat is toch niet te vergelijken met echtscheidingen. Allejezus! Mensenlevens die uit de hand lopen. Ongestuurd, ongeordend. Wat kun je daar nou van maken als advocaat?’

Hij wilde altijd iets maken.

Ze had naar hem geglimlacht en hij werd giftig. Kwam op voor

[pagina 137]
[p. 137]

zijn professie. En al spoedig hadden ze hooglopende ruzie, waarin Nila stelde dat hij helemaal niet zo goed was en dat hij waarschijnlijk iedere echtscheidingszaak zou verergeren.

‘Wat ben jij godverdomde stom!’ riep Frits.

Toen hij een half uur later bedaard was, kwam hij naast haar zitten, op dezelfde manier waarop hij nu zat.

‘Als ik oud ben,’ zei hij, ‘ben ik beroemd. Voor zover een advocaat beroemd kan zijn. Maar zo gaat het wel met mannen in de betere posities. Hoe grijzer ze worden, hoe meer mensen hen interessant beginnen te vinden. Omdat ze zich ontwikkelen. Omdat ze bepaalde aspecten van het leven steeds beter gaan begrijpen. Maar vrouwen,’ hij snoof opzichtig, ‘vrouwen hebben meestal dat geluk niet. Als ze ouder worden zie je hun afhankelijkheid toenemen. Ze worden rimpelig en krijgen hangkonten. En mannen komen steeds minder naar ze toe, want met de conversatie is het maar droevig gesteld.’

‘Andersom kan dat net zo goed hoor,’ had zij geroepen.

‘O nee,’ zei Frits met grote zelfverzekerdheid. ‘Dat is het grote verschil tussen mannen en vrouwen. Oudere vrouwen nemen toe in treurigheid.’

Zij was te verbouwereerd geweest om met hem in debat te gaan. Zij had hem een klap willen geven, maar tegelijk besefte ze dat hij zich verdedigde, dat hij de kans onderkende dat hij zich op oudere leeftijd in de luren liet leggen door een jongere vrouw. Afhankelijkheid van elkaar: dat was verweven met zoveel andere dingen dan alleen leeftijd. Hoe kon hij zo stom zijn te denken dat hij zijn leven in zijn eentje zou rond krijgen, een kater tot op hoge leeftijd gefêteerd door steeds jongere dochters van gewezen maîtresses. Maar zo lag het niet. De kater zat nu naast haar en gromde. En zij zat naast hem, wist niet meer hoe zij het gesprek moest vervolgen, werd zich bewust van lege plekken die zich vanzelf vulden met voorstellingen die zich buiten haar wil om vormden. Het was alsof iemand een bord schoonwiste, waarop het zwart werd overschaduwd door een laagje krijt. Witte vegen waarin geen vormen meer onderscheiden konden worden, alleen de herinnering eraan.

Zij verzette zich tegen die beelden. Zij wilde haar voorstellingsvermogen helder houden en op een voor haarzelf zinvolle manier inpassen in haar leven Het mocht niet zo zijn dat zij om de haverklap werd belaagd door op hol geslagen voorstellingen die haar

[pagina 138]
[p. 138]

dreigend naderden en in de war maakten. Het gevoel dat zij van het minste geringste in de war kon raken, dat zij kon huilen wanneer zij bij wijze van spreken de kat met een vogeltje in zijn bek zag lopen.

Maar dan kwamen de twijfels: waarom valt die kat me op? Waarom is de natuur droevig? Een kwalijk soort sentimentaliteit, of toch iets anders? Een herinnering aan jongemeisjesdroefenis? Begin ik mijn volwassen status kwijt te raken om opnieuw te belanden in het gebied van ‘zielig’ en ‘spannend’?

Maar het was waar dat er hiaten in hun conversatie kwamen.

Soms leek het of aan de rand van zo'n gebied iets oplichtte dat belang had voor hen beiden. Een toekomstbeeld waarover zij zou willen praten, zonder dat zij daartoe het vermogen had.

Mensen benaderen elkaar. Strekken hun armen naar elkaar uit. Kussen, strelen, gaan in het gras liggen, kleden zich uit tussen de duintoppen, terwijl verweg helikopters over het wad scheren.

‘Toen we daarnet naar bed gingen,’ zei Frits eindelijk, ‘kon ik me niet aan het gevoel onttrekken dat je het speelde. Zou je me het willen zeggen? Ik neem het je niet kwalijk.’

‘Wat heb ik nou weer gespeeld!’

‘Ik bedoel het niet agressief.’

‘Dat is al de zoveelste keer dat je mij agressief noemt. Ik word het een beetje zat. Bovendien zal het die psychiater waar je me naartoe wilt hebben een zorg zijn of ik agressief word. Dat hoort er toch bij.’

‘Luister nou eens Nila. Geef normaal antwoord. Ik wil je helemaal niet naar een psychiater. Maar ik wil het weten. Het is belangrijk voor me.’

Ze keerde zich van hem af

‘Weet je wat belangrijk voor jou is?’ zei ze. ‘Dat je gesterkt wordt in het idee dat je geweldig bent. Moet ik je geweldig vinden? Misschien vind ik het wel heel leuk te spelen dat ik klaarkom. Misschien is dat wel het echte klaarkomen!’

‘Doe niet zo onzinnig.’

Ze ging staan en liep naar de tv. Zette hem aan. Maar alle zenders hadden niets dan sneeuw in petto.

‘Weet je wel hoe laat het is?’ zei Frits.

Zij schakelde het toestel uit.

‘Ik praat tegen je.’

[pagina 139]
[p. 139]

Zij ging weer naast hem zitten en voelde zich lusteloos. Zij had geen zin met hem te praten. Het ontbrak haar aan de energie daarvoor. Toch wilde ze hem niet zo laten gaan. Bot afweren had hij niet aan haar verdiend. Maar wat deed dat ertoe? Ze kon hier toch niet de rekening gaan opmaken en hem een tantième uitbetalen dat hij in het verleden had verdiend. Hier en nu wist zij zich geen raad met hem. Drukte hij op haar maag. Haatte ze zijn rustige blik, waarachter ze verwarring hoogstens kon vermoeden.

Ik ben zelf in de war, dacht ze. Maar dat kon ze zich niet veroorloven! In de war raken was toekijken hoe de wisser werkte. Het landschap in een veeg veranderd zien. Willen schreeuwen en het niet kunnen. Huilen, zonder tranen. Sentimentele liedjes zingen, maar hoe luidde de tekst ook alweer?

Orde op zaken stellen: dat betekende een stuk krijt ter hand nemen en de lege plekken opnieuw invullen. Maar hoe wist zij dat ze het juist deed? Dat de wereld terugkwam zoals zij hem verlaten had? Of moest ze maar gewoon aan het werk gaan en desnoods een nieuw beeld schetsen, in de hoop dat het niet zou worden verstoten door het bestaande?

Frits legde zijn hand op haar dij.

Vroeger beschouwde zij dat als een teken van grote tederheid, geladen met spanning om wat als vervolg op dit gebaar zou gebeuren.

Zij keek naar de hand en het was alsof hij los kwam van de arm en zo met gespreide vingers, als een dood kleverig ding bleef liggen. Zij rilde.

‘Weet je waarom ik dat vroeg over dat klaarkomen?’ zei Frits. ‘Je moet bedenken dat ook ik een beetje twijfel aan de dingen die gebeuren. Niet altijd. Af en toe. Neem me niet kwalijk.’

Hij nam zijn hand van haar bovenbeen en stond op om te gaan slapen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken