Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De ambitie (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van De ambitie
Afbeelding van De ambitieToon afbeelding van titelpagina van De ambitie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

Scans (16.19 MB)

ebook (3.15 MB)

XML (0.67 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De ambitie

(1980)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 210]
[p. 210]

[XXXV]

Voorzichtig zette haar schoonmoeder het dienblad naast haar bed, liep naar de balkondeuren, schoof de gordijnen open, keerde zich om en bleef een paar seconden naar haar kijken. Nila volgde haar vanuit haar ooghoeken. Daarna deed ze of ze wakker werd, rekte zich uit en ging half rechtop zitten. Een ei, sinaasappelsap, zelfs de krant. De service werd uitgebreid.

‘Goeiemorgen,’ kraaide haar schoonmoeder. ‘Ik dacht: laat ik Nila eens verwennen!’

(Ze was een klein meisje, ziek op bed. Haar moeder kwam op haar tenen de kamer binnen en lachte naar haar. Een herfstdag. Niet naar school, niet erg ziek, te weinig koorts om de dokter te roepen. Wat wou ze nog meer. Een dag lang spannende verhalen lezen. En buiten was het guur en ongezellig.)

‘U heeft zich uitgesloofd.’

‘Ik had het idee,’ zei haar schoonmoeder ‘dat onze verhouding de laaste dagen een beetje, wat zal ik zeggen?’

(Als je eens niks zei. Gewoon niks zeggen. Haar moeder ging de kamer weer uit. Ze begon aan haar eitje. Nog even en ze sloeg het boek open. Diep onder de dekens.)

‘We moeten er straks maar eens over praten,’ zei haar schoonmoeder. ‘Bij de koffie. Misschien heb ik je gewoon te veel als een patiënt behandeld. Dat is de schrik weet je.’

Nila glimlachte naar haar. (Ze glimlachte naar haar moeder en stak haar armen uit. Haar moeder bukte zich en liet zich kussen. Haar warme lippen drukten op de wang van moeder. ‘Nou jouw koorts is aardig afgenomen,’ zei haar moeder. Ze lachte hardop. Vrolijkheid, al stormde het buiten en kaatste de hagel terug van de grond. Nu wil ik alleen blijven. Ze zag haar boek liggen. Dat zou ze vandaag uitkrijgen. Even later hoorde ze het gezang van haar moeder op de trap.)

‘De wereld is er de afgelopen dag niet beter op geworden,’ zei haar schoonmoeder, op de krant wijzend. ‘Maar er staat al wel de wintermode in. Nou, ja, voor jou dan.’

Ze lachte.

‘Ik hoop dat je het lekker vindt.’

(Het was altijd lekker, zo'n beschuitje. Zelfs de slappe thee smaakte. Er waren bijna geen geluiden in de straat. Nu was het moment gekomen om haar boek open te doen en te verdwalen binnen de onnavolgbare avonturen van haar heldinnen.)

[pagina 211]
[p. 211]

Toen haar schoonmoeder de kamer uitging, bladerde zij de krant door en voelde zich tevreden. De bel ging. Het was half elf Zij rekte zich uit in de behaaglijke zekerheid dat ze geen melkboer hoefde helpen.

Weer hoorde zij haar schoonmoeder de trap opkomen. Zij opende de deur van de slaapkamer.

‘Nila,’ zei ze. ‘Er is een mevrouw voor je.’

Het was of haar hart omhoog schoot.

‘Een mevrouw?’

Haar schoonmoeder glimlachte.

Nila stapte het bed uit.

‘Wat voor mevrouw?’ vroeg ze. Zij had haar stem niet in bedwang. Ze zocht haar duster, die over de stoel voor haar kaptafel hing. Ze gunde zich niet de tijd in de spiegel te kijken, en toch wilde ze dat doen, in één beweging haar gezicht opmaken.

Ze liep naar de deur van haar kamer.

‘Kind!’ riep haar schoonmoeder.

Maar zij lette niet op, trok op de gang haar duster aan, rende de trap af

Wie het ook was, ze liet zich als een aanstellerige puber gaan.

 

Haar schoonmoeder had Ronnie in de kamer gelaten. Ze was niet gaan zitten en stond in een regenjas, met haar tasje nog in de hand bij de boekenkast. Toen ze Nila zag zette ze het tasje neer en spreidde haar armen. Een ogenblik aarzelde Nila, toen rende ze op Ronnie af, kuste haar op haar mond, omarmde haar, nam haar hoofd tussen haar handen en bekeek haar.

‘Wat ben je bruin!’

‘Dat is roet. Vanmorgen opgeregend.’

‘Ik moet me nog aankleden,’ riep Nila.

‘Je hebt het geloof ik aardig voor elkaar meid,’ zei Ronnie. Opeens keek ze geschrokken.

‘Dat had ik misschien niet moeten zeggen.’

‘Als je ziet wat ik vanmorgen voor ontbijt kreeg,’ zei Nila, ‘dan denk je dat je in luilekkerland verzeild bent.’

‘Dan vind ik het goed,’ antwoordde Ronnie.

 

Het had haar moeite gekost de trein te nemen en naar Nila toe te gaan. Het was niet belangrijk dat haar huis in wanorde verkeerde

[pagina 212]
[p. 212]

en dat zij bijna geen oppas had kunnen vinden. Ze wist niet hoe ze Nila zou aantreffen. Ze had willen bellen, maar dat was zo afstandelijk. En als het niet goed met haar zou gaan, dan stond ze met een mond vol tanden wanneer degene die de telefoon opnam zich afzijdig toonde, haar niets wilde vertellen.

‘En ik miste je zo,’ zei Ronnie.

Maar op die spontaan uitgesproken zin liet zij een zwijgen volgen, alsof haar waardenschaal het als ongepast aangaf op dit moment gevoelens uit te spreken.

‘Wat lief van je,’ zei Nila.

‘Ik had het voor me moeten houden.’

‘Waarom?’

Ronnie haalde haar schouders op, een beetje koket.

‘Ik weet het niet precies.’

‘Je denkt dat ik me rustig moet houden,’ zei Nila. ‘En dat je me in de war maakt als je over iets anders praat dan het weer. Nou, wat dat betreft zit het hier vol weermannetjes. Ik heb nog nooit zoveel gezeur aan mijn hoofd gehad als de laatste dagen.’

‘Lag je in bed?’

‘Waar zie je me voor aan?’

Daar lag nu het probleem. Ronnie zag Nila aan voor degene van wie ze afscheid had genomen bij het vliegtuig. Een chemisch tot rust gebrachte vrouw. Wazig, en treurig.

‘Ik zoek je meteen op als ik terug ben.’

‘Zie maar,’ had Nila gezegd.

En nu zat ze hier. Ze had bloemen meegenomen, ‘maar niet voor een zieke; omdat ik je aardig vind.’ En bij het naderen van Nila's huis (‘Deze straat is het mevrouw’) kon ze haar portemonnee niet in haar tas vinden, zodat de chauffeur tussen zijn tanden fluitend moest wachten, terwijl de spanning in haar middenrif toenam. Hoe zou Nila eruitzien? Was ze eigenlijk wel thuis? Maar dan zou ze bij de buren kunnen informeren naar, ja, ‘het gesticht’ zei Nila lachend. ‘Nee dat dacht ik echt niet!’ riep Ronnie iets te gretig.

Nila trok haar lippen even samen: ‘Jij dacht aan de dierentuin.’

Ronnie bloosde. Ze moesten een gesprek op gang brengen en wisten niet eens hoe. Na wat zij hadden meegemaakt. Hoe konden ze beginnen? ‘Ik heb je gemist’: woorden die nu in haar gingen doorwerken en haar treurig en onzeker maakten, ook een beetje opgewonden, zoals vroeger, wanneer een vriendinnetje naar wie

[pagina 213]
[p. 213]

ze verlangd had op de grens van middag en avond alsnog verscheen. ‘Ze is er mamma.’ ‘Maar je mag nu niet meer buitenspelen.’ ‘Mogen we dan even binnen?’ Onderhandelingen.

Zij was zelf een moeder, maar een moeder zonder macht. Sinaasappels, eitjes. Weggemoffeld en dus weer tot kind gereduceerd.

Nu stond Ronnie voor haar, Ronnie van wie ze niet wist of zij een vriendin was of een kennis. En plotseling schaamde Nila zich voor die gedachte, alsof de verdeling die haar moeder in de mensheid aanbracht, zich als een bruikbaar overblijfsel bij haar aandiende.

Ze zaten tegenover elkaar. Haar schoonmoeder bracht koffie binnen.

‘Weet je wat, ik ga op de fiets naar de banketbakker.’

‘Doe geen moeite moeder.’

‘Wat een leuke kopjes!’ riep Ronnie.

‘Ja die heeft mijn zoon meegebracht uit Parijs.’

‘Uw zoon?’

‘Ik bedoel Frits.’

‘O wat attent. Neemt hij kopjes mee van zakenreis?’

‘Hij zit in de advocatuur.’

‘Ach ja. Hoe kon ik dat vergeten!’

‘Dat geeft niets hoor,’ antwoordde haar schoonmoeder.

‘Waarom gaat u niet gezellig zitten?’ zei Ronnie.

Nila keek naar haar. Ze voelde zich opeens dankbaar dat ze was gekomen en de leiding nam in het gesprek. En ze voelde zich veilig, voor het eerst sinds al die tijd een beetje tevreden. Hier zat ze in haar eigen huis, temidden van de dingen die haar dierbaar waren. Ze zat nu niet alleen, of omgeven door aandacht vragende kinderen en een de aandacht onthoudende man: ze had een gesprekspartner. Wat een idioot woord. Zo koel, afstandelijk. En juist die afstand was verdwenen. Dat maakte de opwinding om het bezoek nog groter.

‘Wat een leuke omgeving hier,’ zei Ronnie.

‘U blijft toch lunchen?’ vroeg haar schoonmoeder.

‘Natuurlijk,’ zei Nila. ‘En na de lunch kunnen we best een stukje door de buurt wandelen. Dat is weer eens wat anders dan in je bed liggen en slapen.’

Haar schoonmoeder glimlachte.

‘Nila,’ zei ze. ‘Die slaapt elke middag als een marmot tijdens zijn winterslaap.’

[pagina 214]
[p. 214]

‘Ik dacht voortdurend aan je,’ zei Ronnie, terwijl ze een beetje slaperig van de Muscadet die Nila bij de lunch geschonken had, door de oude lanen van het dorp liepen. Het was zo stil dat het geschreeuw van vogels hun wandeling van begin tot einde begeleidde. De meeste mensen waren met vakantie, kleumden voor zover ze in Nederland waren gebleven op het strand, of zorgden dat ze in beweging bleven in de natte bossen.

Ze wilde Ronnie een hand geven, maar zag er van af. Ze wist dat ze haar hand wel had aangeboden als ze ver van hier hadden gewandeld. Overal konden bekenden klaar staan om naar buiten te rennen voor een praatje.

Ook de bekenden waren ver van huis.

‘Wat zijn we stil,’ zei Ronnie.

Nila knikte en keek opzij. Ronnie had een grote zonnebril opgezet, zonder dat daartoe enige noodzaak bestond.

‘Ik dacht eraan wat er gebeurde,’ zei Ronnie. ‘En hoe ze je opvingen. En ik vond het zo beroerd voor je. Ik had je kinderen wel bij me willen houden, maar dat ging natuurlijk niet.’

Even legde Nila een hand op Ronnie's arm.

‘Ik voelde me zo rot om jou, en weet je,’ Ronnie aarzelde, ‘ik maakte mij er zoveel zorgen over dat ik de oorzaak was van die inzinking.’

‘Het kwam niet door jou.’

‘Weet je dat zeker?’

‘Ik weet het niet zeker,’ zei Nila. ‘Maar waarom zou jij ermee te maken hebben? Ik kende je een paar dagen.’

‘Maar er zijn dingen gebeurd, tussen ons.’

Ze zwegen. Ze dacht na over die dingen: naamloos, uit angst ze te etiketteren en zo vast te leggen in de kroniek van haar leven.

‘Er is niets gebeurd waardoor je een inzinking van die omvang kunt krijgen,’ zei Nila. Het klonk belachelijk. Ze beseften dat samen. En samen wisten ze dat ieder van hen deze woorden doorzag. Het deed er niet toe wie van hen dit gezegd had. Het was net alsof ze zich onafhankelijk van elkaar insponnen, zich trachtten te verschuilen in een cocon. Maar al doende werd het duidelijk dat hun draden in elkaar verstrengeld raakten.

‘Ik dacht dat ook wel,’ zei Ronnie. ‘Maar ik maakte me er toch zorgen over. Ik was de eerste die jouw aandacht vroeg en toen je naar huis was, kon ik daar in gedachten niet mee ophouden. Terwijl

[pagina 215]
[p. 215]

ik je aandacht moest geven. Ik wou je verwennen, voor je zorgen, alle drukte wegnemen. Begrijp je dat?’

‘Dat is lief van je,’ zei Nila. Maar ze bedoelde: ik begrijp het niet. Ik weet niet hoe ik erop moet antwoorden. Ik had niets mogen zeggen.

Een kind kwam op een driewieler het tuinhek uit en botste bijna tegen Ronnie op. Zij bleef staan en keerde het fietsje. Stuurde het terug de veilige tuin in.

‘Ze bezorgen je nog steeds een doodsschrik,’ zei Ronnie. Ze keek het kind na.

‘Nila,’ zei ze. ‘Wat ik nu tegen je zeg - ik ben bang dat ik opnieuw beslag op je probeer te leggen.’

‘Ik vind het fijn dat je er bent,’ zei Nila.

‘Meen je dat?’

‘Ik maakte jullie vakantie ook in de war.’

Ze besefte dat ze Ronnie's vraag niet rechtstreeks beantwoordde, dat ze een zijpaadje opging, waar ze de dingen luchtiger voorstelde. Alsof mensen alleen naar behoren functioneren wanneer zij elkaar met rust laten, geen inbreuk maken op elkaars leven. Nietaanvalsverdragen sluiten, of overeenkomsten waarin zij vastleggen dat zij elkaar niet zullen liefhebben met alle gevolgen van dien.

‘Toen ik je ontmoette,’ zei Ronnie langzaam, ‘maar dat heb ik je al op Ibiza verteld.’

‘Ik vind het niet erg als je het zegt.’

Ronnie wachtte even. Toen begon ze snel te spreken:

‘Ik ontmoette je en ik wist dat er iets bijzonders tussen ons zou gebeuren. Ik wist het meteen. Ik ben een beetje bang voor intuïtie, want voor hetzelfde geld komt die niet uit. En het overkomt me bijna nooit. Maar ik wist het. Ik voelde me veilig bij jou. Toen ik je voor het eerst zag, op hetzelfde moment. Het was bij ons zo'n krankzinnig drukke tijd geweest. En Henk klaagde maar over zijn werk en het feit dat hij liever wat anders was begonnen in zijn leven. Daar hadden we iedere dag over gesproken. Voor het eerst had hij volkomen genoeg van de dingen die hij deed. Hij realiseerde zich dat hij niet terug kon, dat verhalen over mannen die op latere leeftijd weer naar de schoolbanken zijn gegaan, alleen maar de krant halen vanwege hun uitzonderlijkheid. En dan betreft het nog alleen de geslaagde gevallen. De mislukkingen moeten het zelf maar uitzoeken. Die hoef je trouwens niet nog eens een keer extra

[pagina 216]
[p. 216]

te kijk te zetten in de krant. En nu voelde hij zich nog erger. Omdat hij er niet eens meer aan kon beginnen en dus een deel van zijn toekomstmogelijkheden moest opgeven. Of alles wat hij onder toekomst verstond. Hij zei: ik maak alleen geld van mijn leven. En hij herinnerde zich zijn jeugd en zijn dromen. Maar bij al die gesprekken vroeg hij nooit of ik misschien dezelfde gevoelens had. Terwijl het bij mij niet anders was. Het werd zo'n gespannen toestand. Opeens gingen we dan op vakantie. De boel inpakken en vlug even naar Ibiza.’

‘Jullie maakten niet zo'n overspannen indruk. Niet in het begin.’

‘We hielden het geen dag uit zonder een scène.’

Ronnie aarzelde.

‘Ik ben niet erg uitgerust.’

Nila antwoordde niet. Buiten de problematiek van Ronnie's huwelijk voelde zij zich nu rustig en tevreden. Zij sloeg haar arm om Ronnie heen en trok haar even tegen zich aan.

‘Wat fijn dat je er bent,’ zei Nila. ‘En je bent meteen gekomen.’

‘Ik kon niet langer wachten,’ antwoordde Ronnie.

 

Haar schoonmoeder was boodschappen doen toen ze thuiskwamen.

‘Wat lekker rustig zonder kinderen,’ zei Ronnie.

‘Ik mis ze af en toe,’ zei Nila. ‘Eigenlijk steeds vaker.’

‘Dat betekent dat het je goed gaat.’

‘Ik ben alweer naar de stad geweest,’ zei Nila. ‘Ik heb ook een paar nieuwe dingen gekocht. Wil je ze zien?’

Ze gingen naar boven. In haar eigen huis voelde Nila zich als een schoolmeisje dat haar vriendje mee naar boven neemt. Ze haalde de rok en blouse te voorschijn die ze in Amsterdam had gekocht.

‘Wat leuk!’ riep Ronnie. ‘Trek eens aan.’

Ze voelde zich naakt toen ze alleen in haar broekje stond.

‘Je bent ontzettend bruin geworden.’

Nila trok de kleren aan.

‘Mag ik ook eens passen?’ vroeg Ronnie.

Opeens stonden ze tegenover elkaar. Ronnie trok haar tegen zich aan en kuste haar in haar hals.

Toen ze op het bed gingen liggen, luisterde Nila nog steeds of ze iets hoorde. Wat zou er gebeuren als haar schoonmoeder plotseling in de slaapkamer verscheen en hen hier bezig zag. Het mens

[pagina 217]
[p. 217]

zou een hartverlamming krijgen. Dan kon ze meteen niets vertellen.

Ze maakte het beld niet af.

Ik moet mijn broek bij de hand houden, dacht ze.

Daarma liet ze zich wegzinken in de omhelzing die Ronnie begon.

Ze huilde. Ze voelde zich opgelucht, ze wist dat ze op dit moment gewacht had; op dit moment en niets anders.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken