Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De ambitie (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van De ambitie
Afbeelding van De ambitieToon afbeelding van titelpagina van De ambitie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

Scans (16.19 MB)

ebook (3.15 MB)

XML (0.67 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De ambitie

(1980)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 230]
[p. 230]

[XXXVIII]

Haar dagboek was ze begonnen met gedachten over haar grootmoeder. Zij sloeg de eerste bladzijde op en probeerde zich tot lezen te zetten. Maar het lukte niet. Een diepe weerzin tegenover haar eigen tekst dwong haar ertoe de bladzijden met een aantal tegelijk om te slaan. Zij wilde iets opschrijven over Ronnie, maar het leek erop alsof schroom haar hand vasthield. Toen zij over haar grootmoeder begon te schrijven wist zij niet waaraan zij begon, kon zij zich nauwelijks voorstellen wat er zou komen. Nu wilde zij uitsluitend dingen die zij al bedacht had op papier zetten. Maar de achterliggende behoefte was niet veranderd. Het liefst had ze een nieuw bloknoot gepakt, want Ronnie hoorde niet thuis bij haar grootmoeder.

Ze kon proberen te schrijven over het telefoongesprek met Ronnie. De angst verwoorden die haar bevangen had en proberen de weg terug aan te geven in de woorden die haar te binnen wilden schieten. Terug naar de veiligheid.

Zij sloot haar ogen en probeerde te dagdromen. Zij stond met Frits in Rome, in de termen van Caracalla. Zij plukte een steentje uit de vloer en nam het in haar hand. Het werd koel om haar heen en licht. Mensen in witte gewaden liepen langs, ontkleedden zich en legden zich te rusten.

Zij opende haar ogen. Het was soms niet moeilijk om de vrede te bereiken. Wanneer zij zich terugtrok en in rust en volle overgave wegdroomde in de gebeurtenissen die zij opriep, daalde de zachtrode gloed van de erotiek over haar en deed haar in slaap vallen.

Nu wilde zij wakker blijven en haar droom zelf leiden. Waarom zou zij Ronnie daar niet plaatsen, waar in andere gevallen mannen die zij nooit in werkelijkheid begeerde haar armen naar haar uitstrekten om haar te liefkozen. Zou het niet bijdragen aan haar verlichting wanneer zij keek tot hoe ver zij met Ronnie gaan kon zonder dat zij weerzin voelde opkomen?

Zij voelde haar ogen zwaar worden, terwijl Ronnie naar haar toedanste in de sluiers van de dansende gestalte op een oude schoolplaat.

Was dat Salomé? Zij had geen christelijke school bezocht. Hingen daar zulke frivole voorstellingen in de klaslokalen, in de hoop dat de kindertjes alleen zouden letten op het afgesneden hoofd van Johannes de Doper?

[pagina 231]
[p. 231]

Ronnie liet haar sluiers opwaaien in een wervelende beweging waarin zij tot haar middel ontbloot werd. Ik voel geen opwinding, dacht Nila. Het is net of ik daar zelf dans voor de mannen die aan de kant zitten en onder wie Frits direct met een knuppel gaat huishouden.

Ze probeerde zich Frits voor te stellen, maar Ronnie plaatste zich voor hem, kwam met haar mond dichtbij Nila, ademde over haar wang, maakte haar duizelig door de geur van haar parfum.

‘Ik ga ouderwetse dingen zeggen,’ zei Ronnie. ‘Ik begeer je. Ik begeer je zo hevig. Dat kunnen mannen toch niet bij mij teweegbrengen. Het is zo fijn om in je armen te liggen en je borsten tegen mij te voelen. Vrouwen noemen elkaar zusters. Maar van mijn eigen zuster wilde ik niets weten.’

Het aanhoudend gerinkel van de telefoon wekte haar. Zij liep naar de studeerkamer en nam de hoorn op.

‘Ogenblik graag,’ zei een meisjesstem.

Een klik.

‘Hallo. Mevrouw Toussaint?’

‘Daar spreekt u mee.’

Toen ze de man herkende begon zij te trillen.

Maar zijn stem klonk aangenaam, leek niet in het minst op de neutrale stem die haar had verzocht naar Amsterdam te komen.

‘Het is prettig dat u thuis bent,’ zei de man.

Hij wachtte even.

‘Ik moet u onze verontschuldigingen aanbieden,’ ging hij verder. ‘Wij hebben u voor niets naar Amsterdam laten komen. Maar het probleem is dat degene die u zou ontmoeten om redenen die er nu niet toe doen, plotseling verhinderd was. En wij konden niemand anders sturen. Neemt u het ons alstublieft niet kwalijk.’

Zij luisterde en wist dat haar stem zou haperen. Ze wist niet meer wat ze wilde vragen.

‘Ik ben bang dat u zich zorgen hebt gemaakt,’ zei de man. ‘Is dat zo?’

Ze omklemde de hoorn, in een poging hem stil te houden.

‘Pardon, ik versta u niet.’

‘Waarom regelt u die dingen niet met mijn man!’ riep ze plotseling, en tegelijk besefte ze dat haar stem terug was en dat ze schreeuwde. Geschrokken hield ze de hoorn een eind van haar oor, alsof de ander haar met gelijke munt zou betalen.

[pagina 232]
[p. 232]

‘Mevrouw Toussaint,’ zei de man. ‘Bent u nog aan de lijn?’

‘Ja,’ zei ze.

‘Nila!’ riep haar schoonmoeder van beneden. ‘Ben je in de studeerkamer.’

‘Ik kom zo,’ riep ze.

‘Mevrouw Toussaint?’

‘Ja,’ antwoordde ze mat. Het trillen werd weer heviger.

‘Ik hoop dat u zich niet direct zorgen zult maken,’ zei de man.

‘Ik hoor dat u enigszins van streek bent.’

‘Wat insinueert u?’

‘U moet zich geen zorgen maken.’

‘Niet direct. U zei “niet direct”.’

‘Ach. Is dat zo? Het is mogelijk. Mag ik u nog iets zeggen?’

Ze zat op de rand van het bureau. Streek met haar vrije hand door haar haar. Een gewoontegebaar; onveiligheid. Vroeg zich af of daar aan de andere kant werkelijk een man tegen haar praatte, die haar aandacht vroeg, haar voorbereidde op de dreigementen die hij zou uiten.

‘Wat wilt u van me?’ zei ze.

‘Wij staan achter uw man, mevrouw Toussaint,’ ging de ander verder. ‘Wij staan, om precies te zijn, achter het feit dat uw man de verdediging voert. Maar de vraag is,’ hij aarzelde, met opzet, ‘de vraag is of hij werkelijk de belangen van zijn cliënt... Begrijpt u wat ik bedoel?’

‘Wat wilt u van mij?’

‘Wij zouden met u willen spreken. Wij zouden met u willen bespreken in hoeverre de belangen van de heer Melgers veilig zijn bij uw man. Wij begrijpen natuurlijk wel dat hij geen ijzer met handen kan breken. Aan de andere kant; u luistert toch mevrouw Toussaint?’

‘Ik luister,’ zei ze.

‘Maar u wilt liever ophangen.’

‘Daar komt het op neer ja,’

‘Dat zou onverstandig zijn. Wij zijn toch redelijke mensen. Zal ik verder gaan?’

Ze antwoordde niet. De man nam dit kennelijk als een bewijs van instemming aan. Hij begon sneller te spreken.

‘Ik ben er zeker van dat u mij begrijpt. Uw man is een pro deo-advocaat. Ik ben er zeker van dat hij zijn vak ernstig neemt; maar

[pagina 233]
[p. 233]

het probleem is, tja, dat hij werd geboren op het moment dat Melgers zijn werk deed. Misschien is dat gunstig, omdat hij daardoor een aantal sentimenten mist. Maar er zijn ook uitlatingen van uw man bekend mevrouw Toussaint, en vraagt u mij astublieft niet hoe, maar ze zijn er! Uitlatingen waarin hij niet bepaald zijn sympathie uitspreekt voor zijn cliënt. Nu hoeft dat niet. Maar wij hebben toch het vermoeden dat een zekere agressiviteit van uw man ten opzichte van Melgers bestaat die de verdediging wel eens in een bepaald door ons ongewenst licht zou kunnen plaatsen. U begrijpt mij wel.’

‘Waarom betaalt u niet een advocaat voor hem die het prachtig vindt wat hij gedaan heeft!’ zei Nila. De in haar opgestoken agressiviteit voelde prettig aan, een spanning die haar het gesprek deed verdragen.

‘Misschien willen wij onbekend blijven,’ zei de man. ‘En misschien ontbreekt ons het geld.’

‘Wat wilt u eigenlijk?’ vroeg Nila.

De man lachte.

‘Het zou hoe dan ook beter voor uw man zijn,’ zei hij, ‘als hij zich voor honderd procent zou inzetten voor zijn cliënt. Opdat wij niet later zouden moeten zeggen: hij heeft er een schijnvertoning van gemaakt. Kunt u zich voorstellen dat mensen die u veracht, zoals Melgers, dat diezelfde mensen voor een ander waardevol kunnen zijn, bij voorbeeld als exponenten van een mentaliteit, een moed...’

Zij smeet de hoorn op de haak.

‘Nila!’ riep haar schoonmoeder. ‘Ik heb thee gezet.’

De discrepantie tussen het gesprek dat ze gevoerd had en de werkelijkheid van het thee drinken, leidde even haar gedachten af. Daarna haalde zij haar bloknoot, ging aan het bureau zitten en noteerde zo goed en zo kwaad als dat ging haar herinnering aan het zojuist door haar afgebroken gesprek.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken