Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De ambitie (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van De ambitie
Afbeelding van De ambitieToon afbeelding van titelpagina van De ambitie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

Scans (16.19 MB)

ebook (3.15 MB)

XML (0.67 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De ambitie

(1980)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 264]
[p. 264]

[XXXXII]

Toen zij zich uitkleedde, kwam Frits de slaapkamer binnen en trok haar tegen zich aan. Het abrupte gebaar deed haar schrikken.

‘Ik wil met je naar bed,’ zei hij.

Ze antwoordde dat ze moe was.

Hij ging op het bed zitten en maakte zijn schoenen los.

‘Dat kwam vroeger niet voor,’ zei hij.

Toen ze naast hem ging zitten kwam er een herinnering in haar op waarin Frits net zo op een bed zat. Het was in hun eerste huis. Ze hadden een feestje bezocht waar een oud-jaargenoot van hem zich tot haar aangetrokken voelde en de hele avond niet van haar zijde week. Zij was een beetje dronken geworden, misschien trouwens wel stomdronken, dat stond haar niet meer bij, en in de gang van het huis, bij de kapstok, hadden ze met elkaar gevreeën. Hij had voorzichtig aan haar borsten gevoeld en zijn knie tussen haar benen geduwd. Als op dansles vroeger. Maar toen was ze veertien. Ze kuste de man, die ze al eerder had ontmoet zonder dat hij haar was opgevallen als aantrekkelijk of interessant. Toen stond opeens Frits achter haar, in een al te geanimeerd gesprek gewikkeld met de gastvrouw. Hij had zijn mond gehouden tot zij thuis waren. Even dacht zij zelfs dat hij het voorval niet had opgemerkt. Terwijl hij zich uitkleedde, begon hij erover. Het kon hem niet schelen, zei hij, dat zij zich misdragen had. Misdragen? O ja, hem voor gek gezet. Maar het is toch onschuldig. Misdragen, herhaalde hij. Maar dat was niet zo erg. Wat was er eigenlijk wel erg? Alleen kon hij zich niet aan de gedachte onttrekken dat zij hem wilde dwarszitten. Dan onttrek je je er maar niet aan. Je wilt me op de een of andere idiote manier te pakken nemen, zei hij. Waarom eigenlijk? Ik merk het al een tijd aan kleine dingen. Je bent je openheid tegenover mij kwijt. Ik zou er wel met iemand anders over willen praten, maar ik weet niet hoe. Laat het dan na. Het heeft ook geen zin, zei hij treurig. Want het gaat zo: die ander antwoordt: maar het is zo'n aardig vrouwtje. Ze spreekt altijd vol lof over jou. Die ander heeft dus een opvatting over jouw gerichtheid op mij, en je aanhankelijkheid. En als ik daar iets anders tegenoverstel, dan denkt hij toch dat ik partijdig ben.’

Waarom dacht ze daar nu aan?

‘Vrij maar met me,’ zei ze.

‘Maar je bent moe.’

‘Een beetje maar.’

‘Laat het maar zitten.’

[pagina 265]
[p. 265]

‘Dan moet je het zelf weten.’

‘Ik moet het al zo lang zelf weten,’ zei hij.

Ze ging staan, pakte met een kwaad gebaar haar nachtjapon.

‘Wat is dit voor onzin? Mag ik niet eens meer een paar weken ziek zijn?’

‘Laten we gaan slapen. Alsjeblieft, ga in bed.’

‘Wat is er met je?’ vroeg Nila.

Hij schudde zijn hoofd.

‘Waarom zeg je het me niet?’

Hij leunde met zijn elleboog op het kussen.

‘Ik ben bang voor je,’ zei hij. ‘Ik ben bang voor je buien.’

‘Ik heb helemaal geen buien. Dat beeld je je maar in.’

De gedachte dat zij plotseling instortte en het hem lastig maakte, zette haar woede in gang.

‘Ik heb helemaal geen buien!’ schreeuwde ze.

‘We hebben mensen in huis!’

‘Dat kan me niks schelen.’

Ze begon te huilen. Ze wilde het inhouden, maar daar was helemaal geen kans op.

‘Je wilt me gek hebben. Je wilt niet dat ik beter ben. Je wilt me door je moeder laten controleren!’

‘Waarom zou ik dat willen?’ vroeg hij geduldig. Hij wachtte even en vervolgde: ‘Je bent al zo lang moeilijk Nila. Ik kan je niet bereiken. Je bent zo ver weg. Je bent met allerlei dingen bezig, allang. Maar ik vraag me wel eens af of je zelf weet met wat voor dingen. Je ziet me als een bedreiging. Je bent zo vaak kwaad op me. Dat was ook al zo vóor de vakantie.’

Ze klemde haar lippen op elkaar, onderdrukte een nieuwe huilbui.

‘Je zei dat je niet op vakantie wou gaan,’ ging hij verder. ‘Je wilde niet omdat je geen zin had. En ik vroeg je te begrijpen dat ik niet mee kon en dat het maar voor één jaar was. “Dat kan me niets schelen,” antwoordde je toen. “Ik wil je niet eens mee hebben.” Ik kan niet tegen zoveel onredelijkheid op. Maar misschien zijn mijn eigen eisen aan mensen wel te redelijk. Misschien ben ik blijven steken in mijn redelijkheid en had ik beter hard en vals kunnen schreeuwen.’

‘Ik schreeuw niet vals.’

Hij streelde haar en grinnikte opeens.

[pagina 266]
[p. 266]

‘Jij schreeuwt niet vals,’ zei hij. ‘Ga maar lekker slapen.’

‘Ik ga even naar beneden,’ zei ze.

‘Zal ik meegaan?’

‘Ik wil dat je hier blijft,’ zei ze. ‘Je hebt me zo beledigd. Ik wil tot rust komen.’

Hij boog zich naar haar over en kuste haar. Vroeger een prettig gevoel. Vertrouwd en vanzelfsprekend.

 

In de keuken schonk zij zich een glas cola in. Bij de gedachte aan de moeite die het haar zou kosten in slaap te komen, liet zij de cola staan en zocht Spawater. Met het glas in de hand ging zij naar de kamer en zette zich op de bank. Zij ontstak een lichtspot die langs de muur streek en deed de grote lichten uit. Het stonk naar rook. Een windvlaag, afkomstig van het open bovenlicht, streek langs haar rug. Zij stond op en sloot de kamer af van de buitenwereld. Zij wachtte. Zij was er zeker van dat Ronnie boven in bed lag en luisterde naar de geluiden van het huis. Hoe lang duurde het voor Henk sliep? Met die drank in zijn lichaam moest hij vrijwel bewusteloos het bed hebben bereikt.

Zij vroeg zich af waarom zij hier wachtte. Zij wees Ronnie af en trok haar naar zich toe. Een weegschaal die maar niet tot rust kon komen. De voortdurende schommeling gaf haar een gevoel van zeeziekte in haar hoofd. Gedachten die begonnen rond te tollen als zij ze wilde stilzetten.

Maar alles ging nu alweer veel beter. Met behulp van gekleurde tabletten veroverde zij de controle over haar lichaam en geest terug op de verscheurende onzekerheid die haar was overkomen.

Zij sloot haar ogen en luisterde. Hoorde zij voetstappen? Of was dat een beweging in haar geheugen, een herinnering aan vroeger? Een donker trapportaal. Het ontwaken en niet weten waar het raam zat. Rechtop zitten en bang zijn dat degene die daar in het donker zo geduldig op de loer lag, toe zou slaan.

Zij haalde diep adem. Zij zag zichzelf de trap aflopen, naar de reddende huiskamer. De schoot van haar moeder. Haar vader die een kasboek voor zijn neus had dat hij bijwerkte. Op het dressoir stonden foto's van familieleden in vrolijke omstandigheden. Haar grootmoeder die op haar knieën zat en haar vasthield. Dat zag zij nu, in haar eigen huiskamer zonder dressoir en zonder foto's. Hoe gek eigenlijk dat zij foto's in een trommel bewaarde en er zelden

[pagina 267]
[p. 267]

naar omkeek. Of was dat omdat haar hoofd vol foto's zat, soms vol kleuren van een giftige samenstelling?

Zij zweette, het dorstgevoel hield aan, hoe vlug zij ook dronk. Ging haar nu weer iets overkomen? Kwamen er beelden in haar boven die zij niet wist te beheersen en die in al hun onbekendheid zo vertrouwd waren?

Maar er was iets bijgekomen: de vertrouwde dingen kregen een benauwende dimensie, tentakels die haar konden verstrikken. Er werd op haar gelet, net als vroeger. Zij werd teruggeworpen in haar kinderkamer en moest toezien hoe de onbekende bedreiger steeds vormlozer werd, zonder dat zij haar angst voor hem verloor. Een traag zijn weg zoekende vloedgolf. Maar zij wist dat deze haar pad zou kruisen, onherroepelijk, hoeveel omwegen zij ook maakte. Dat wist zij. De zekerheid gaf haar nieuwe kracht. Nu zij dit onder ogen kon zien, kon zij van haar inzinking afstand nemen en proberen in haar gezin te leven.

Hoelang zat zij hier al, met dat licht langs de muur en de lange schaduwen van de planten op het tafeltje daar schuin onder het punt waar de lichtspot aan de muur was bevestigd. Haar ogen werden zwaar. Misschien moest ze nu toch naar boven gaan en naast Frits gaan liggen. Hij vond het vervelend als zij niet naast hem in bed lag. Dacht zeker dat alles goed zou komen als hij haar kon aanraken. Maar dat zou op het beslissende moment niet helpen. Hij kon vasthouden wat hij wilde. Maar dan zou ze onder zijn hoede vandaan glippen, zelfs als zij schreeuwde en zich aan hem wilde vastklampen. Zij wist het. Misschien was dit een voorbode van het sterven. En anders zou ook zij straks vanuit een tuin naar de weg kijken die daar in de verte lag, achter de ondoordringbare struiken.

Zij verlangde naar haar kinderen. Zij verlangde nu zo hevig naar Frankje en Ellen. Dit moest toch een teken zijn dat zij opknapte. De behoefte allen die haar lief waren bij zich te hebben, de herinnering aan het dagelijkse leven met haar kinderen.

De deur ging open en Ronnie kwam binnen.

‘Die idioot viel steeds maar niet in slaap,’ zei ze zacht. Ze giechelde zenuwachtig. ‘Zat je op me te wachten?’

Nila knikte, en ze dacht: je hebt er ook niets van begrepen.

Toen Ronnie bij haar ging zitten en haar begon te strelen, liet zij zich meedrijven op de gevoelsstroom die langzaam ontstond. Zij was veel minder opgewonden dan een paar dagen eerder.

[pagina 268]
[p. 268]

Daarom ook kon zij het niet opbrengen zelf over te gaan tot handelen; zelfs leek het haar of dit ongepast was en Ronnie het ook niet van haar verwachtte. Maar het was mogelijk dat zij zich daarin vergiste, dat zij dit dacht om zich terzijde op te kunnen stellen, als een toeschouwster van zichzelf. Dit laatste gevoel was bijna overheersend. Ze was er niet bij betrokken, de verrassing van het begin was zo snel overgegaan in gewenning. De blik in Ronnie's ogen, haar manier van aanraken, de opwinding die zich toonde in een snelle, schokkende ademhaling.

Terwijl zij naar zichzelf keek, drong zich de gedachte bij haar op dat ze uit dit alles een conclusie moest trekken. Niet om een einde aan de verhouding te maken. Want ze voelde zich ook prettig en vertrouwd in Ronnie's nabijheid. Alleen was de duizelingwekkende opwinding waarvan het even had geleken dat hij over haar zou komen, afwezig. Dat kon ook liggen aan het ouder worden, de algehele gewenning van het leven, de pieken en dalen die vanzelf overgingen in laagland waar haar dromen niet bleven steken, maar voortraasden over de vlakten, geen tijd om zich te verdiepen, een dimensie aan dit bestaan te verlenen die volstrekt uniek was. Wat was er dan eigenlijk overgebleven van de droom? Een herinnering. Evenals de nachtmerrie van haar grootmoeder een herinnering was, een voorbije angst die over was gegaan in een veel schrikwekkender saaiheid, waarin iedere toekomstverwachting werd afgesneden.

Zij liet zich door Ronnie bevredigen. Haar orgasme was onaanzienlijk. Ze was er waarschijnlijk ook te moe voor.

‘Nila,’ zei Ronnie. ‘Was het fijn?’

‘Ja,’ zei ze.

‘Ik verlang zo naar je,’ zei Ronnie. ‘Ik heb altijd naar je verlangd.’

De woorden deden pijn. Ze waren gemeend en verkeerd gekozen. Ze lagen zo voor de hand dat de eerlijkheid ervan niet betwijfeld kon worden. Iemand die haar alleen wilde versieren zou nog verschrikkelijker clichés gebruiken. Waarom kwam zelfs de twijfel aan Ronnie's oprechtheid bij haar op? Zij had Ronnie in de hand, Ronnie was van haar afhankelijk. En op dat moment besefte zij dat Ronnie het moeilijker had dan zij, dat ze een ondraaglijke schijnwereld in stand moest houden. Dat zij zich geen genegenheid kon laten aanleunen, maar verplicht was die te geven.

Zij kuste Ronnie. Zij trok haar hoofd tegen haar dijen en streel-

[pagina 269]
[p. 269]

de haar voorhoofd. Daarna liet zij zich naast haar op de grond zakken en drukte haar mond tegen Ronnie's onderbuik.

Ronnie stootte kleine, bijna onhoorbare geluiden uit.

Toen was er opeens geraas bij de deur. Lichten gingen aan. Haar hoofd schoot omhoog. Zij draaide zich langzaam om.

‘Mijn god,’ zei Frits schor. ‘Jezus Christus, moet je dat zien.’

Zij voelde de neiging Ronnie's naaktheid te bedekken, maar ieder gebaar was even hopeloos als chaotisch. Zij wilde gaan staan en ervoer een hevig trillen in haar benen, terwijl zij opeens gewaar werd dat haar onderbuik pijn deed, naar een aanraking verlangde die nu ver weg en onmogelijk was.

Frits liep naar de drankkast en pakte een fles whisky. Hij treuzelde met inschenken, gaf hun de gelegenheid op adem te komen, zich op hem te richten, te wennen aan de nieuwe situatie. Of lag het anders? Moest hij er allereerst zelf aan wennen, zich een vrouw voorstellen die niet meer van hem was. Wat dacht hij? Dat haar ineenstorting in verband stond met het gegeven dat hij hier onder ogen kreeg?

Zij stond op en wilde naar hem toegaan. Maar zij aarzelde. Zij was bang voor zijn reactie.

Hij stond plotseling voor haar, een glas whisky in de hand.

‘Jullie willen zeker ook wat drinken.’

De perfecte gastheer. Een drenkeling die zich vastgrijpt aan de sociale reddingsboei.

‘Ik ben dronken,’ zei hij. ‘Waarom gaan jullie niet verder?’

Hij wachtte op haar antwoord. Zij staarde naar hem, zonder hem in de ogen te zien.

‘Waarom gaan jullie niet door?!’ schreeuwde hij. ‘Dan kan ik er ook nog van genieten.’

‘Zou je dat willen?’ vroeg Nila.

‘Misschien zou het wat oplossen als ik meedeed.’

Ronnie was in de stoel gaan zitten. Ze pakte haar broekje en trok het aan.

‘Wie is hiermee begonnen?’ vroeg Frits, - een klaslokaal, het wachten op de bel, kattekwaad, de buitenlucht.

Zij zwegen.

‘Mag ik dat niet vragen?’ vroeg Frits. ‘Mag ik godverdomme niet eens weten hoe deze dingen ontstaan. Waarom maken jullie je werk niet af? Ik ben bang dat we nu allemaal met een opgewon-

[pagina 270]
[p. 270]

den gevoel in ons buik zitten.’

‘Maak er geen drama van,’ zei Nila.

Dat ze in staat was tot die opmerking. Hij kwam feitelijk vanzelf En zo was hij waarschijnlijk net zo een herinnering aan woorden van een ander als de vraag van Frits. Wie is hiermee begonnen? - Maak er geen drama van.

‘Ik maak er geen drama van,’ zei Frits. Hij wachtte even. ‘Waarom zeggen jullie verdomme niks? Ik mag toch wel een uitleg verwachten.’

‘Zulk soort dingen gebeuren,’ zei Ronnie zacht, bedachtzaam. ‘Wat voor uitleg verwacht je Frits? Ik kan niet eens tegen je zeggen dat het me spijt. De manier waarop dit gaat is zo - zo belachelijk.’

‘Je hing er net niet bij alsof je het belachelijk vond.’

‘Hou in godsnaam op!’ riep Nila.

Frits dronk zijn glas in één teug leeg.

‘Ik zal zeggen wat ik nodig vind! Waar is dit begonnen?’

Ronnie ging staan en legde haar hand op Nila's hoofd. Een demonstratie waartegen zij opnieuw weerstand voelde. Maar zij liet het toe. Hoelang zou dit nog doorgaan? Dat zij het goed vond dat dingen met haar gebeurden, anderen uitleg verschaften bij zaken waarbij zij betrokken was.

‘Ik wil dat je Henk gaat halen,’ zei Ronnie. ‘We kunnen Henk hier niet meer buiten houden.’

‘Wel ja,’ zei Frits. ‘Laten we het een beetje gezellig maken.’

Hij liep naar de deur en schreeuwde naar boven: ‘Henk, een verrassing!’

Hij pakte de fles en schonk zich opnieuw in. Zijn gebaren hadden de bonkigheid van een bootwerker.

Hij stond met het glas in de hand. De kamer werd weer even stil als de laan buiten. In het schijnbare evenwicht probeerde zij, bij het suizen van haar hoofd, haar gedachten te ordenen, een strategie uit te denken.

Als ze maar voor zichzelf kon opkomen, uitleggen wat zij voelde - als dat kon. Haar verwarring blootleggen en de kiemen voor een oplossing op het spoor komen.

‘Henk!’ schreeuwde Frits nog een keer.

Maar hij was in zichzelf gekeerd, handelde automatisch.

‘Wacht maar,’ zei Nila.

Zonder een reactie van de anderen af te wachten, ging zij vlug

[pagina 271]
[p. 271]

de kamer uit, rende de trap op, voelde een huilbui opkomen, vergezeld van woede. Ze wilde alleen zijn, zich opsluiten. Maar ze besefte dat dit niet kon. Ze ging de slaapkamer van de Volnaars binnen en zag Henk met zijn hoofd naast het kussen vredig zijn roes uitslapen. Ze schudde hem door elkaar, kneep hem in zijn wang, tot hij wakker werd, ging zitten, verdwaasd om zich heen keek, besefte wie daar op het bed zat en zijn armen naar haar uitstrekte.

‘Kom maar lekkere meid.’

‘Doe niet zo idioot.’

‘Kom onder de dekens. Laat me je borsten voelen.’

Het was opmerkelijk hoe snel hij in zijn halfslaap een patroon vond waarop hij zich kon voortbewegen.

Ze liet toe dat hij zijn hand op haar borst legde en haar betastte.

‘Ik doe het opnieuw,’ zei hij. ‘Ik droom er elke nacht van.’

‘Ga mee naar beneden,’ zei ze. ‘Ik heb met je vrouw gevreeën en we zijn betrapt. Ga alsjeblieft mee naar beneden.’

Met zijn vrije hand wreef hij door zijn ogen.

‘Ik krijg opeens zo'n hoofdpijn,’ zei hij. ‘Vind je het erg dat ik het nu niet met je kan?’

‘Ga nou mee.’

Hij liet haar de dekens van hem afnemen en bracht zijn benen buiten bed.

‘Nila,’ zei hij. ‘Ik was zo bang dat het mijn schuld was. Ik ben niet dronken genoeg om dat te vergeten. Anders had ik het je morgen gezegd. Maar het was toch niet helemaal mijn schuld?’

Zij keek hem aan. Moest zij hem minachten? Zij voelde niets.

‘Het was niet jouw schuld.’

‘Daar ben ik blij om.’

‘Voel je je nu weer een grote jongen?’

Zij ging naar de deur.

‘Ik zal zeggen dat je eraan komt.’

‘Ik ben een beetje misselijk.’

Hij stond op en rende naar de wc. Nila ging de trap af en vond Frits en Ronnie zwijgend in de kamer.

‘Hij komt eraan,’ zei Nila. ‘Hij moest even spugen.’

‘De zuiplap,’ zei Ronnie met een felheid die zij nooit eerder had bespeurd.

‘Daar zit er nog een,’ zei Nila.

‘Moeten we die twee alles uitleggen?’

[pagina 272]
[p. 272]

‘Ik zou er maar mee beginnen,’ zei Frits tegen Ronnie.

 

Wanneer de mannen iets vroegen, antwoordde Ronnie. Het leek alsof zij zich in stilte had voorbereid. En omdat zij rustig bleef en geduldig, bewonderde Nila haar.

‘Houden jullie van elkaar?’ vroeg Frits.

‘Ik houd erg veel van Nila,’ zei Ronnie. ‘Maar ik zou graag willen dat je het niet verkeerd uitlegt.’

‘Wat is “niet verkeerd”?’

‘Ik denk niet aan Nila als aan een vervanging voor jou,’ zei Ronnie tegen haar man.

‘Besef je wel dat je aardig modieus bezig bent?’ vroeg Henk. ‘Toen ik pas met je getrouwd was kneep ik mijn handen dicht omdat ik zo'n geil wijf had. En nu ben je met een vrouw. Ik kan er niet in geloven.’

‘Je zult wel moeten,’ zei Frits. ‘Misschien kunnen wij samen ook eens iets proberen. Of is dat alweer uit?’

Henk haalde zijn schouders op.

‘En hoe gaan we nu verder? Gaan we iedere week bij elkaar komen en zeggen Frits en ik dan tegelijk: we gaan even een pakje sigaretten kopen want onze dames moeten even met elkaar praten.’

‘Dan kunnen we beter naar het voetballen of zoiets,’ zei Frits. ‘Want ik heb net dat rapport gelezen van die...’

‘Hite,’ zei Henk.

‘Bij het hoofdstuk “lesbische vrouwen”, dat ze er uren mee kunnen doorgaan.’

Hij zei dingen die hij in andere gevallen verafschuwde.

Zij voelde zich treurig als ze naar hem keek. Kon ze hem maar vertellen wat zij werkelijk over haar verhouding met Ronnie dacht. Maar daarmee zou ze haar vriendin in een onmogelijk eenzame positie brengen.

Op dit moment was zij met Ronnie verbonden.

‘Wat gaan we doen?’ zei Frits. ‘Ik voel me belazerd. Ik wil slapen. Ik ga wel in Ellens bed.’

‘Misschien is dat niet goed,’ zei Ronnie. ‘Laten we er morgen verder over praten.’

‘Praten jullie maar,’ zei Frits, ‘en als het mogelijk is: doe het zacht wil je.’

[pagina 273]
[p. 273]

Op bed zittend wachtte zij op Ronnie. Zij was zich ervan bewust dat zij nog iets moesten afmaken. Zij verlangde ernaar, door de spanning die het gesprek met Frits en Henk had losgemaakt.

Ze wilde er niet langer over nadenken maar zich verschuilen. Beschermd worden en zich koesteren in liefde. Hoeveel wegen waren er voor haar afgesneden? En welke openingen bood de toekomst haar? Of moest zij zeggen: gebood.

In de badkamer werd de wc doorgetrokken.

Zij trok haar nachtjapon uit en ging onder het dekbed liggen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken