Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bloedmadonna (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bloedmadonna
Afbeelding van BloedmadonnaToon afbeelding van titelpagina van Bloedmadonna

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.15 MB)

Scans (12.46 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bloedmadonna

(1998)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 47]
[p. 47]

De wet van Gregorius

[pagina 49]
[p. 49]

Hijgend paard

De ambities van de burgemeester lagen niet in Uffel; hij was geboren in Eindhoven; na zijn studie rechten werkte hij enkele jaren op het ministerie van Binnenlandse Zaken totdat hij de absolute saaiheid van besturen op afstand lijfelijk begon te voelen. Hij solliciteerde naar een vacante burgemeesterspost in een middelgrote plaats en werd niet aangenomen; drie maanden later lukte het hem toch, in Uffel.

Na zijn benoeming had hij als lang gekoesterde wens New York bezocht. Tijdens eindeloze wandelingen door Manhattan stelde hij zich voor dat hij de baas in deze stad was. Al in het vliegtuig terug naar Nederland verbaasde hij zich over de megalomanie van deze inbeelding. Terug in het doodstille dorp voelde hij zich herboren.

De secretaresse gaf Thieu Coumans aan hem door. Het kostte enige moeite de man, die veel te hard in de hoorn praatte, te verstaan. Na het gesprek belde burgemeester Mateman zijn vrouw. Hij vroeg haar zo spoedig mogelijk van haar belangstelling blijk te gaan geven. Patries verzette een afspraak met de plaatselijke bibliothecaresse.

Burgemeester Mateman belde de commissaris van de regionale politie. Na kort overleg besloten zij de zaken streng in de hand te houden; de commissaris vreesde voor overlast. De burgemeester voorzag dagbladen met de madonna op de voorpagina, in schreeuwende kleuren; journalisten van weekbladen die de onderste steen boven wilden halen. Voorlopig wist niemand wat daaronder lag.

In de hal van het kleine gemeentehuis stond Agnes Verhallen.

[pagina 50]
[p. 50]

Hoewel zij als receptioniste een gewaardeerde kracht was in het garagebedrijf van haar vader, waren het vooral haar lichamelijke eigenschappen die haar, zo jong al, een plaats hadden gegeven in de collectieve verhalen van haar dorpsgenoten. Mannen begeerden haar niet minder dan hun vrouwen haar verachtten. Korte tijd geleden had de gemeenteraad de wens geuit dat de garage elders werd gehuisvest, buiten de oude dorpskern. Daarover waren onderhandelingen geopend met de garagist, hetgeen wil zeggen dat de burgemeester er een keer met hem over had gesproken. Haast was een eigenschap van het westen. De meeste eigenaars brachten met plezier hun auto voor een onderhoudsbeurt naar de garage. Daar suggereerde de receptioniste, zonder enig vertoon van innemendheid, een kwaliteit die verder ging dan kreukelzones en een kooiconstructie.

Maar het was niet de manier waarop zij de zaken aanpakte die haar voor zovelen tot het middelpunt maakte van hun dagdromen. Agnes straalde iets uit dat slechts pastoor Rog, als gevolg van langdurige contemplatie over dit onderwerp, voorzichtig en voor zichzelf stamelend onder woorden kon brengen. ‘Zij brengt iets in de mensen boven dat verdergaat dan zij van zichzelf weten,’ zei hij eens tegen zijn huishoudster, toen hij enigszins beschonken was; normaal had hij het liever voor zich gehouden.

‘Hoezo?’ vroeg mevrouw Schillemans.

‘Alsof er een tweede wereld bestaat,’ legde de pastoor uit, ‘een wereld waarvan wij de contouren binnen onszelf hebben vastgelegd en waar dezelfde mensen wonen, maar dan in een andere hoedanigheid.’

‘Wat voor hoedanigheid?’ Weliswaar was mevrouw Schillemans in Schin op Geul geboren, maar haar moeder was een Groningse; van flauwekul moest zij niets hebben.

De pastoor liet het er niet bij zitten.

‘Ik bedoel een wereld waarin je zou willen wonen, de wereld die een mens zich voorstelt,’ zei hij. ‘Een verlangde wereld, zoiets leeft in ons allemaal wel zo'n beetje. Waar jij bijvoorbeeld niet huishoudster bent maar...’ Hij zocht naar een voor de eenvoudige ziel begrijpelijke metafoor. ‘Maar een... een prinses,’ zei hij.

[pagina 51]
[p. 51]

‘En dan u zeker de prins op het hijgende paard.’

‘Je bedoelt een briesend paard,’ zei de pastoor, glimlachend om de verkeerd gekozen toevoeging, die hem niet onberoerd liet, mede gezien het feit dat zijn uitleg nog steeds over Agnes ging.

‘Begrijp je nu wat ik bedoel?’

‘Dat die kerels naar haar kijken met zo'n blik waar een vrouw eng van wordt.’

De pastoor knikte. Hij gaf het op. In zijn werkkamer zette hij zich achter zijn bureau en schreef de metafoor uit, met het oog op zijn preek van aanstaande zondag, de prinses vervangend door Maria. Maar op de een of andere manier was dat allemaal hetzelfde: de voorstellingen die mensen zich maakten van de Heiland en Zijn moeder, de hoop op verlossing, de hemel van de zeer eenvoudigen, die zich voorstelden hoe ze met engelen lagen te cohabiteren, terwijl gebraden ganzen hun in de mond vlogen. En koele plakken foie gras, moest hij er bijdenken, bijvoorbeeld in een gelatine van Gewürtztraminer, zoals in Brasserie 1866 in Parijs, tegenover het Gare du Nord, waar hij zich altijd aan het heerlijke voedsel te goed deed voordat hij zich in een hoek van de eersteklascoupé neerzette om zeker tot aan Brussel te slapen.

Wat betekende Agnes voor de mensen? De volstrekte zuiverheid van een slechts in dromen te realiseren liefde, vermengd met het verlangen naar strelingen, dit alles in een wolk van volmaakte opwinding, het enige orgasme dat voorgoed soelaas zou geven.

Die avond stond Rog voor de eerste en laatste keer in zijn leven een tijdje voor de deur van Emilie. Hij had een pijnlijke erectie, die ook niet weg wilde gaan toen hij in de badkamer een harde, koude straal uit de douchekop het spuiten, hierbij zo onvoorzichtig te werk gaande dat hij de voorkant van zijn pyjamabroek natspoot. Geïrriteerd riep hij een verwensing.

‘Wat doet u nou?’ vroeg mevrouw Schillemans toen zij achter hem verscheen in een witte, met vaste hand gestreken en hooggesloten nachtjapon.

‘Ik weet het niet,’ zei de pastoor. ‘Ik kon niet in slaap komen, Emilie.’

[pagina 52]
[p. 52]

‘Blijf zo maar even staan,’ gebood mevrouw Schillemans, die er niets van begreep en tegelijk alles, bedrijvig wegdribbelend om een schone pyjama voor haar werkgever uit de kast te pakken; van de weeromstuit mompelde zij ‘malle jongen’.

De Heer zelf had hem teruggehouden, toen hij op het punt stond bij zijn huishoudster aan te kloppen. Waarom zou de Heer zoiets doen? Op het seminarie hadden ze er vaak over gepraat of Jezus tot aan zijn vroegtijdig verscheiden maagd was gebleven, voor velen een onmogelijkheid met al die hoeren om hem heen. Misschien had de Heer niet veel anders gedaan dan Rogs gezonde verstand stalen, tijdens dat moment van zwakte, waarin hij niet alleen overwoog om aan te kloppen, maar dan ook maar meteen door te lopen en onder de dekens te kruipen. Hierna zouden duivels en demonen vrij spel hebben, terwijl hij de volgende dag niet zou weten hoe hij zich van zijn dienstmaagd moest losmaken.

 

‘Agnes,’ zei de burgemeester ondanks zijn haast aangenaam verrast. ‘Wat kunnen wij voor je doen.’ In andere gevallen gebruikte hij het majesteitelijke meervoud zelden.

Het meisje antwoordde dat ze hem wilde spreken, zo snel mogelijk, misschien had hij nu even tijd. Gedreven door de onweerstaanbare aantrekkingskracht van het meisje, ging hij haar voor naar zijn kamer. Hij vroeg of zij al gehoord had over de madonna, als zij wilde kon zij met hem meegaan. ‘Zou je haar iets willen vragen?’

Agnes antwoordde: ‘Dat weet ik niet.’

De burgemeester voelde zich ongemakkelijk, in principe lag het niet op zijn weg met een achttienjarig meisje over de mogelijkheden tot vertroosting van een huilende madonna te praten. Hij bedacht ook dat Agnes volkomen gelijk had; wat zou een madonna haar moeten bieden zolang zij jong was? Daarna kon hij zich niet langer aan zijn gevoel onttrekken en moest hij toegeven dat zij liefde uitstraalde en niet slechts van de zuiver lichamelijke soort. Hij zou haar tegen zijn borst willen drukken en als hij dan langzaam in een zoutpilaar veranderde, zou het hem niet kunnen schelen. Flauwekul, Spielerei, probeerde hij zichzelf te

[pagina 53]
[p. 53]

overstemmen. Het meervoud schrompelde ineen tot het minst ambtelijke ik.

Agnes staarde hem aan. De burgemeester kon op dat moment niet een meer precieze vraag formuleren. Toen hij zich hernomen had, bleek zij met haar rug naar hem toe te staan. Zij moest besloten hebben dat hij haar geen hulp kon bieden.

Het meisje liep de kamer uit, de adem stokte de burgemeester in de keel, hij kon haar niet naroepen of haar achternagaan. Hij ging in zijn stoel zitten en probeerde zich te herinneren welke afspraken er voor vandaag in de agenda stonde. Daarna spoedde hij zich naar zijn auto, hoewel het huis van de familie Coumans op loopafstand van het stadhuis lag.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken