Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bloedmadonna (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bloedmadonna
Afbeelding van BloedmadonnaToon afbeelding van titelpagina van Bloedmadonna

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.15 MB)

Scans (12.46 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bloedmadonna

(1998)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Traanvorming

Het bloed stolde vrijwel onmiddellijk. Bijna uitdagend verscheen er een volgende druppel bij binnenkomst van pater Gregorius, de afgevaardigde van de bisschop, chemicus van opleiding en de grootste tegenspeler van ieder die meende dat hij een van het normale patroon afwijkende madonna had waargenomen. Waar hij binnenkwam veranderden tranen in hars, bleek bloed niet meer dan liefdeloos gemengde rode verf of hadden ze het afgetapt van een koe; het maakte hem niet uit waar ze de beeldjes mee insmeerden of injecteerden.

Hij hield niet van wonderen, Gregorius, hoewel de opgewekte illusie hem strikt professioneel gesproken bovenmatig interes-

[pagina 58]
[p. 58]

seerde. Als hij na een onderzoek al teleurstelling toonde, dan om de armoedige fantasie van de bedriegers, uitgevoerd met uiterst primitieve technische middelen.

Gregorius hield zijn geloof in stand via het ongeloof, zag het toch iedere keer weer wankelen, vervloeien als de kleurstoffen die hij onder een microscoop legde. Zijn eigen ogen bloedden niet, ze waren scherp als die van een sperwer; ervaring had hem er niet milder op gemaakt, als hij bloed rook veranderde hij in een hond.

Hij liet ze ervan lusten, de treurige oplichters die hun ongeloof te gelde probeerden te maken ten bate van een beter bestaan in de dagelijks waarneembare wereld.

Hij haatte zijn tegenstanders niet; soms voelde hij mededogen met degenen die zich maar al te graag door het bedrog van deze armzalige goochelaars lieten meeslepen.

Zou de dood hem een zuiverder wereld binnenloodsen? Vaak genoeg had hij zich afgevraagd of zijn fantasie groot genoeg was om zich iets van een hiernamaals voor te stellen dat ergens op leek. In zijn slechtste momenten stelde hij zich voor dat de slachtoffers van zijn expertise hem na de dood schaterlachend opwachtten, daarmee bewijzend dat zelfs de hemel in handen was geraakt van oplichters.

In Uffel ging het om een normaal geval van traanvorming, waarschijnlijk door hars, had de secretaris gezegd, eraan toevoegend: ‘Ze zullen het wel te dicht op de verwarming gezet hebben.’

De secretaris luisterde het liefst naar zichzelf. Af en toe probeerde hij zijn geleerde confrater uit te horen over de methodes die deze bij het onderzoek gebruikte. Niets vertelde Gregorius hem, nog geen anekdote. De opdracht van de onderzoeker was ontmaskering en als het even mogelijk was de snelste doofpot die hij kon bewerkstelligen.

Pastoor Rog ontving de vertegenwoordiger van het bisdom met alle egards. Hij bracht hem naar het beeldje, wees ernaar met een gebaar alsof al die opwinding niets voorstelde en sprak de woorden: ‘Als God ons niet elke dag voor nieuwe raadsels stelt, dan toch de mens wel.’

[pagina 59]
[p. 59]

Daarmee had hij het universum op zijn plaats gezet.

De onderzoeker wierp een korte blik op hem, nam hem bij de arm en leidde hem naar een hoek van de kamer.

‘Hoe zag het oog eruit toen u het voor de eerste keer waarnam?’

De onderzoeker het zijn stem zo zacht mogelijk klinken. Uit ervaring wist hij dat de eerste indruk die hij wist te maken, vaak van beslissende invloed was op zijn latere succes.

‘Het oog was duidelijk vochtig geweest. Wel was het al opgedroogd...’

‘Heeft u het aangeraakt?’ onderbrak de onderzoeker hem.

‘Is dat dan niet goed?’ wilde Rog schuldbewust weten.

De onderzoeker schudde een wijsvinger heen en weer. ‘Ik ga af op uw waarneming,’ zei hij opeens op warme toon. ‘Roken die gedroogde tranen ergens naar?’

De pastoor dacht aan wat hij zich eerst had voorgesteld. Dat hij aan een voorbijkomende kat had gedacht, durfde hij de eerste keer al niet aan zichzelf te bekennen, laat staan dat hij die gedachte aan de onderzoeker zou onthullen.

‘Het beeldje stond dus in de tuin. Ze huilde toch geen kattenpis?’

De pastoor spreidde zijn handen en glimlachte. Gregorius keek hem opnieuw aan en knipoogde.

‘Zeg eens eerlijk: Dat was toch het eerste waaraan u dacht?’

Rog merkte dat hij bloosde.

‘Of een hond. Zulke dingen gebeuren.’

‘Voor mij was de geur neutraal,’ zei de pastoor.

‘Neutraal en dus niet een beetje harsig?’

‘Ik heb wel meteen aan hars gedacht.’

Natuurlijk, dacht de onderzoeker. Allemaal hebben ze wel ergens aan gedacht. Een keer had hij gedroogde poep aangetroffen in het oog van een madonna. Daar had niemand aan gedacht.

‘En vervolgens kwam het in u op dat het bloed kon zijn?’

De pastoor knikte.

‘Zelf geproefd?’

‘Nee,’ antwoordde de pastoor.

‘Wilt u de aanwezigen opdragen de kamer te verlaten.’

[pagina 60]
[p. 60]

‘Ik zal het vragen,’ zei Rog. Hij richtte zich tot mevrouw Coumans en haar gevolg, die zo dicht mogelijk in de buurt van het beeldje zaten.

‘De vertegenwoordiger van de bisschop zou het op prijs stellen wanneer u hem een ogenblik alleen laat met het beeld.’

‘Waarom?’ vroeg mevrouw Coumans. De andere vrouwen knikten.

De pastoor spreidde zijn handen. ‘Op last van de bisschop.’

‘Waarom is de bisschop dan niet zelf gekomen?’

Gregorius zag de onderhandeling een ogenblik aan. Toen hij zijn ongeduld niet langer kon bedwingen, stelde hij zich voor de vrouwen op en zei met een onheilspellende klank in zijn stem: ‘Als jullie gelijk hebben met je wonder, dan zal de bisschop ongetwijfeld zelf zijn opwachting komen maken. Maar als er bedrog in het spel is, wee degenen die Gods toorn zullen moeten doorstaan.’ Na een korte stilte fluisterde hij meer dan hij sprak: ‘En nu allemaal de kamer uit. Alstublieft.’

Mevrouw Thijssen ging als eerste staan. ‘Maar ik ben nog steeds genezen van mijn reuma!’ riep zij uit, met een pinnige knik in de richting van de onderzoeker.

Gregorius reageerde niet. Hij had eens een man ontmoet die aan de aanblik van een huilende madonna een vijf dagen durend opgeblazen gevoel in zijn buik had overgehouden. Zelf had hij die tijd benut om het beeldje te ontmaskeren.

‘Ik zou heel voorzichtig zijn,’ raadde hij mevrouw Thijssen aan.

Hij stak een helpende hand naar haar uit, die zij met graagte aannam. De aanraking gaf hem de gelegenheid razendsnel haar temperatuur te meten; de hand voelde gloeiend aan; het was natuurlijk niet meer dan een indicatie.

‘U heeft toch geen kwaad in de zin met onze madonna?’

Het was niet de eerste keer dat iemand een dergelijke vraag aan hem stelde.

‘Mevrouw,’ zei hij, en schudde pijnlijk getroffen het hoofd.

‘U gaat toch niet in haar snijden?’

Wat was er voor verschil tussen deze eenvoudige zielen en de mensen die zich lieten bedotten door een goochelaar? Het door-

[pagina 61]
[p. 61]

gezaagde weesmeisje of een madonna. In wezen maakte het niets uit.

Nogmaals schudde hij zijn hoofd. De praktijk had hem geleerd af te zien van een rechtstreeks antwoord op vragen. Daarmee verhoogde hij de spanning. Een enkele keer leidde dit als vanzelf tot de oplossing van het raadsel.

‘Maar waarom zegt u niets?’ riep mevrouw Coumans uit.

Even bleven de woorden in de kamer hangen. Ze resoneerden in het hoofd van pater Gregorius en brachten de wanhoop die hij zo vaak had teweeggebracht bij hem terug. Zijn werk had hem tegenover vrouwen voorzichtig gemaakt. Maar hij kon zich slecht verweren tegen het verdriet dat hun geloof uitstraalde.

‘Het gaat om een formeel onderzoek.’

‘Wat is dat?’

‘Ik ga even rustig naar het beeldje kijken,’ antwoordde hij, zonder zelfs ook maar de geringste poging zijn stem vriendelijk te laten klinken.

‘U gaat haar toch geen pijn doen?’

Dat zou ik wel willen, antwoordde tegen zijn wil een instantie in hem.

De aanwezigen verlieten de kamer; Hanna bleef staan.

‘Waarom gaat u ook niet weg?’

‘Ik ben journaliste.’

‘In dat geval gelast ik u deze kamer te verlaten.’

Hanna was er niet aan gewend dat iemand haar probeerde te overbluffen. Maar zij besefte dat verzet zinloos was. De onderzoeker zou haar toch niet wegwijs maken in zijn methoden.

Nadat Hanna de deur achter zich had gesloten, pakte Gregorius het beeldje vast, schudde er flink aan en zette het voor zich op tafel.

Ogenblikkelijk vormde zich op de onderbuik een volgende druppel bloed.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken