Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bloedmadonna (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bloedmadonna
Afbeelding van BloedmadonnaToon afbeelding van titelpagina van Bloedmadonna

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.15 MB)

Scans (12.46 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bloedmadonna

(1998)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De getrouwen

‘Waar heb jij uitgehangen?’ vroeg mevrouw Coumans aan Franske. Met haar getrouwen zat zij nog altijd in de woonkamer. De pater had gezegd dat ze niet aan het beeldje mochten komen. Bij het uitspreken van die woorden had de pastoor naast hem gestaan.

‘De Heilige Moeder ziet er persoonlijk op toe,’ zei de pastoor. ‘De madonna moet absolute rust gegund worden tijdens het onderzoek.’

‘Maar we mogen toch wel bidden?’

‘Bidden kan geen kwaad,’ zei de pastoor. ‘Bidden, maar niet aankomen.’

Mevrouw Coumans zou willen dat hij datzelfde tegen Thieu zei. Verder durfde zij zich niet voor te stellen wat die strenge man met het beeldje gedaan had. Veel goeds kon het niet zijn. Het viel haar moeilijk aan de madonna te denken als beeldje. Zij dacht aan de madonna als vrouw. Niet een gewone vrouw, die

[pagina 85]
[p. 85]

eens in de week naar de supermarkt ging en koffie dronk met een appelpunt in de reclame. En ook niet een vrouw die om een nieuwe jas moest zeuren; de madonna dronk geen zwarte bessen en was nooit teut geworden van de boerenjongens. Ze kocht geen grote brokken kaas. In dit verband zag zij ook Jozef niet met kaasblokjes naar haar gooien.

Maar vooral had de madonna geen doorgezakte voeten en een opgezette buik, die ze allang niet meer geschikt achtte voor het gerief van mannen.

Zij durfde met aan de madonna te denken als een vrouw met een flanellen nachtjapon, die zij bij de heupen straktrok, zodat Jozef er niet zijn grote hand onder kon steken. Had Jozef een grote hand? Zij was niet op grote handen gebouwd, moest het er toch mee doen; haar buik hing over haar geslacht heen, alles moest je optillen om erbij te kunnen; volgens haar vormde dit een natuurlijke bescherming.

Aan een hitsige madonna, een jonge meid op de Bethlehemse kermis durfde zij al helemaal niet te denken. Langgeleden. Haar straf heette Franske, haar kruis was genaamd Thieu. Soms keek zij met een lichte afgunst naar haar vriendin, die gevrijwaard was van het vervolgnummer op de erfzonde.

Zij zag de madonna toch het liefst als de vrouw waarover de bijbel vertelde, onbezoedeld, als hemelse troost.

‘Hallo Franske,’ zei Lidie Thijssen. ‘Kijk eens, ik kan weer gewoon lopen.’

De jongen keek haar zonder belangstelling aan. Daarom stond zij op en liep een paar passen heen en weer door de kamer, zelfs met een danspasje ertussen. ‘Zie je wat de madonna voor me heeft gedaan. Wat zullen we haar voor Franske vragen?’

‘Ik weet wel wat,’ zei zijn moeder.

Nog kortgeleden had Thieu haar voorgesteld hun enig kind mee te nemen naar Lourdes en hem langdurig met zijn hoofd onder te duwen in de bron. ‘Misschien krijgt ie dan hersens en anders stikt ie maar,’ had Thieu haar bij die gelegenheid toegeschreeuwd.

‘Wat zullen we voor Franske vragen?’

Ten bewijze dat zij niet alleen weer vlot ter been was maar

[pagina 86]
[p. 86]

ook buigzaam in de knieën, liet Lidie Thijssen zich op de vloer zakken en gebaarde haar buurvrouw hetzelfde te doen.

‘Kom Franske,’ zei zijn moeder.

‘Vliegeren,’ zei Franske. ‘Agnes vliegeren.’

Mevrouw Coumans keek opzij. Die meid vertrouwde zij niet. Wat spookte ze met haar jongen uit? Ieder contact tussen Franske en een ander maakte haar achterdochtig. Een paar keer had zij gedacht dat haar kind een afstammeling was van de duivel. Hem de dagen erna extra geknuffeld, koosnaampjes gegeven, ‘mamma's jongen’, ‘onschuldig kindeke’, ‘door Jezus beminde’. Daarna: ‘duivelskind’, ‘hellemonster’, ‘trekzak’, ‘lakenbevuiler’. Ze had hem eens stiekem bekeken, terwijl hij onder de douche stond en met dat walgelijke ding aan de gang was. Waarom heb ik, lieve God dit kind gekregen? Is dit mijn garantie voor de zaligheid?

Hoe lang gaf de Heer garantie? Deze gedachten, die haar invielen en haar dagen verpestten. Zij wilde van hem horen, over zijn prestaties op school, de complimentjes van onderwijzers.

Maar Franske had nooit iets anders opgeleverd dan meewarige blikken en wegkijken, of zogenaamd enthousiaste uitroepen dat hij vooruitging.

Ja, hij ging vooruit. Hij zat nu nog maar tien keer per dag aan zichzelf.

‘Kom naast mij zitten. Op je knieën, vlug een beetje,’ beet zij haar oogappel toe. Zij had hem zo vaak moeten beschermen. De laatste tijd kon zij hem niet meer in huis houden. Liep hij met die grote stappen, als een aangeschoten struisvogel, door de straat. Hij kon ergens onder komen; zij was zo moe.

Langzaam kwam hij op zijn knieën.

‘En je handen gevouwen. Niet zo. Zo!’ riep zij.

Zij had hem een eenvoudig gebedje proberen te leren. Zat die grote jongen op zijn knieën voor het bed. Zij bleef ernaast staan. Werd een keer weggeroepen door de bel. Kwam even later weer terug; zij sloeg haar handen voor haar ogen.

‘Moeder Maria, zorg voor ons Franske,’ prevelde mevrouw Coumans.

‘Mamma vliegeren,’ zei Franske.

[pagina 87]
[p. 87]

Zij deed of zij hem niet hoorde, kneep haar ogen verder dicht, haar gevouwen handen samen, het bloed trok uit haar vingers weg.

‘Laat hem liefde vinden voor zijn moeder. Want wie houdt het meeste van Franske?’ De woorden kwamen soms anders dan zij ze bedoelde; maar het ging om wat daarachter lag, de pijn van zijn geboorte, de eerste blik op hem waarmee zij wíst, als enige.

‘Wie houdt zoveel van hem, zoveel van Franske?’

‘Agnes,’ zei Franske, en hij klonk zo beslist dat het even leek alsof hij op slag genezen was van de ongemakken in zijn geest. Haar zoon trok zijn gevouwen vingers los, hief ze ten hemel en stootte een kreet uit.

Zonder na te denken gaf zij hem een pets om de oren.

‘Agnes,’ beet zij hem toe, een ogenblik vergetend dat zij op haar knieën zat, in devote aanbidding.

Franske leek te glimlachen.

Zij keerde zich naar haar vriendin en siste: ‘Agnes,’ met alle haat die zij kon opbrengen, ondanks dat pogend de naam zo neutraal mogelijk te laten klinken, uit piëteit met de madonna, die wel iets anders aan haar hoofd had.

‘Dat loeder,’ antwoordde Lidie Thijssen, al even neutraal. Terwijl zij het woord uitsprak, wierp zij een snelle blik op de madonna.

‘O madonna, die ons redden zal, verlos deze wereld van het kwaad, dat alom is,’ bad mevrouw Thijssen.

‘Agnes!’ riep Franske.

Toevallig kwam Thieu op dat moment de kamer binnen. Hij hoorde zijn zoon die naam roepen en even balde zich alle trots in hem samen die hij nog in zich had. Agnes. Alsof zijn zoon een gewoon mens was, zoals hij.

‘Wat proberen jullie die jongen wijs te maken?’ vroeg hij jolig, vergetend dat zijn vrouw en haar vriendin in een ander contact met de dingen des levens stonden dan hijzelf.

‘Agnes,’ herhaalde Franske. Lenig sprong hij op.

‘Kom maar knul,’ zei Thieu goedmoedig. Hij kon zijn zoon wel even meenemen naar het café.

‘Zitten jij,’ siste mevrouw Coumans.

[pagina 88]
[p. 88]

‘Laat die jongen toch zijn gang gaan.’

‘Zeker met dat vieze kreng?’ vroeg zijn vrouw, in haar sarcasme de madonna vergetend.

‘Stel je niet aan,’ zei Thieu. En voor de zekerheid voegde hij eraantoe: ‘Dat jij nou een oud wijf bent.’

‘Ik wil niet dat ze aan hem komt.’

‘Laat die jongen ook eens genieten,’ antwoordde Thieu. Hij had zich voorgenomen als het om Agnes ging de grootste voorzichtigheid in acht te nemen. Agnes was nu eenmaal anders dan de anderen. En die kleine wist het zelf, ze hoefde maar een blik op een man te werpen om hem diep te treffen, dieper dan de plaats waar zijn zaad zat; hij kon het niet uitleggen.

Tegenover Agnes was hij kansloos. Hoe was het mogelijk dat een kind van achttien zoveel teweeg kon brengen bij mannen? Hij wist het. En toch was zij anders.

Jaren geleden had hij een meisje bezocht, na een avond biljarten in de stad waar hij werkte. Zij droeg hoge schoenen en een lijfje waaruit haar borsten puilden. Na afloop stelde hij zich zijn vrouw voor, met een soortgelijk lijfje, hoewel haar borsten zich daardoor niet heten beteugelen. Van die hoge schoenen had zij eens gedragen, op een trouwerij in de familie, maar daar zagen alle vrouwen er krankzinnig uit.

Ademloos had hij toegekeken hoe het meisje het lijfje voor hem uittrok; hij was vergeten of hij erbij had mogen helpen. Het was bijna heiligschennis geweest, met die kolenschoppen van handen; hij vond zich een smeerlap met dat opgezwollen geslacht dat hij niet wist te beheersen, zodat hij na drie stoten in haar leegstroomde. Het had toch een soort verlossing betekend. Daarbij vergeleken was zijn vrouw de bazin van een poppenkast.

‘Kom maar mee,’ zei hij tegen Franske. Hij hief zijn hand naar zijn vrouw op toen hij zag dat zij haar zoon wilde terugtrekken.

De madonna, intussen, schreide uit haar buik een nieuwe druppel bloed.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken