Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bloedmadonna (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bloedmadonna
Afbeelding van BloedmadonnaToon afbeelding van titelpagina van Bloedmadonna

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.15 MB)

Scans (12.46 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bloedmadonna

(1998)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Zeelucht

Teruggetrokken op haar kamer probeerde Hanna aan het stuk voor de krant van zaterdag te werken. Maar het lukte nauwelijks. Het bekijken van de schilderijen had haar gedachten teruggebracht bij haar vader. Hij had haar meegenomen naar een lezing in Domburg. Het was te ver van huis om nog dezelfde avond terug te gaan. Daarom bleven zij er slapen. Haar vader zei dat de zeewind het stof uit zijn hersens zou wegblazen. Hij moest er zelf om lachen. Het dorp lag aan de voet van een duin. Bovenop stond een strandpaviljoen en een huis waar aan het einde van de vorige eeuw een koningin tijdens het zomerseizoen haar dagen sleet. Dat stond expliciet vermeld. Overdag zat zij daar, in een ruime serre, waarschijnlijk met de deuren dicht tegen de zeewind. Omgeven door hofdames, allemaal uitkijkend over het water. Vissersschepen voeren schijnbaar onbeweeglijk voorbij. Maar dat viel hen waarschijnlijk niet op, zo eindeloos traag was ook de rest van de wereld. Aan de voet van het duin, onder de koninklijke woning, zette zich enkele tientallen jaren later de schilder Mondriaan neer, evenals zij dagenlang uitkijkend over de eeuwig voortdeinende zee, die hij, teneinde vat te krijgen op de oneindigheid, vertaalde in lijnen.

‘Er is hier iets dat niet klopt,’ zei haar vader. ‘In mijn jeugd heb ik een vakantie doorgebracht in Domburg, in een enorm barrel van een hotel. Daarna heb ik hier, toen jij nog maar een half jaar oud was, een paar dagen gelogeerd met je moeder. Het

[pagina 161]
[p. 161]

eerste hotel is afgebroken, maar dat andere zou er nog moeten staan. Ik kan het niet meer vinden. Het stond op het duin. Het was een wit, oud hotel, waar je het water door de buizen hoorde stromen als je in bed lag en wilde uitslapen, wat toch voor de hand ligt op vakantie. Altijd dat gegorgel door de buizen en bedden met slechte matrassen vol kuilen.’ Hij glimlachte. ‘Daar werd niet alleen op geslapen.’ Het zijns inziens frivole van de opmerking deed hem blozen. Zij keek hem aan en wist dat hij haar sinds de dood van haar moeder niet langer als kind zag. Langzaam zou hij haar inwijden in zijn geheimen. Zij dacht aan minnaressen, geheime ontmoetingen in verre, oude steden. Maar hij bloosde. En hij zocht het hotel, waarvan hij even later vernam dat het was uitgebrand, dat het misschien zelfs was aangestoken. Op de plaats waar hij zocht, stond al een nieuw wit gebouw. Maar het was niet het hotel uit zijn jeugd; hij kon de eens zo vertrouwde wereld niet meer herkennen.

‘Vind je het raar?’ vroeg hij. Zij wist het niet. Het dorp stond vol bordjes met de namen van beroemdheden die daar woonden. Niemand van degenen die dit verleden nieuw leven wilden inblazen had het zelf gekend; zij hadden het ook maar van horen zeggen, gedreven door een vaag verlangen naar een andere wereld, en omdat zij niet konden verlangen naar wat nog moest komen, deden ze automatisch een beroep op het verleden.

Een ander tochtje had hen gebracht naar de kust in Noord-Frankrijk. Daar lag een enorm bunkercomplex uit de Tweede Wereldoorlog. Voor Hanna waren deze betonnen kolossen meer iets uit een stripverhaal, maar haar vader liep er rond met ontzag en misschien zelfs angst in zijn ogen. Niemand van zijn verwanten had daar moeten werken, niemand was omgekomen. Maar bij het zien van de reusachtige steenhopen begon zijn fantasie te werken. ‘En het gekke was,’ zei hij 's avonds in het hotel, nadat hij met zorg de kaart bestudeerd had, ‘dat je niet alleen uit afschuw naar die verschrikkingen kijkt, met in je achterhoofd de tienduizenden die daar bij het bouwen zijn omgekomen. Er komt ook iets bij van verlangen, een gevoel dat je een deelnemer had moeten zijn.’

‘Waarom?’ had zij gevraagd. Hij dacht na, terwijl hij met zijn

[pagina 162]
[p. 162]

vork lijnen trok in het lichtblauwe tafelkleed.

‘Waarom?’ herhaalde hij. ‘Omdat je overal bij had willen zijn, in principe. Omdat de geschiedenis achteraf een avontuur is dat je je herinnert, maar de spanning van toen is opluchting geworden en alle oorlogen hebben een afloop gekend. Misschien is het de behoefte aan bevrijding. Ik hep daar rond en was verbijsterd. En ik was blij dat we weer weg konden. Maar tegelijk had ik daar in het verleden een observatiepost willen betrekken om iedere dag te kunnen zien hoe het groeide.’

‘Je bent gek,’ had ze gezegd.

‘Ja,’ gaf hij toe. Maar hij zei ook: ‘Wacht maar af. Dat moment komt zeker, Hanna, het moment waarop je ergens moet gaan zitten toekijken met lege handen.’

Zij dacht aan de dagen aan zee. Achteraf waren het er drie geweest. Twee overnachtingen. De eerste nacht werd zij wakker, opende de deuren naar het balkon en keek uit over de tuin van het hotel. Even had zij gedacht dat zij de zee zou zien, de trage vissersschepen, een koetsje met een in het wit geklede koningin, op weg naar haar dagverblijf. Bedienden droegen manden met voedsel onder hun arm. IJs om de flessen champagne te koelen. De vorstin probeerde zich te amuseren. Daarbeneden zat de schilder; hij was op dat moment nog niet geboren, maar de verhalen buitelden al over elkaar heen en persten de tijden ineen, als balen oud papier. De schilder pakte een schetsboek en een stuk houtskool. De zee bestond slechts in zijn hoofd.

Bij haar vader was het niet anders.

Hanna opende het raam van de hotelkamer en bleef lange tijd staan uitkijken over de straat, waarin niemand voorbijkwam, waarin niets gebeurde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken