Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bloedmadonna (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bloedmadonna
Afbeelding van BloedmadonnaToon afbeelding van titelpagina van Bloedmadonna

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.15 MB)

Scans (12.46 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bloedmadonna

(1998)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 155]
[p. 155]

Onverklaarbare zaken

Lang bleef Dantzig niet op haar knieën liggen. Een fotograaf die zich toevallig in de kamer bevond, herkende haar en nam de foto die zij later bij het artikel liet afdrukken. Zo plaatste zij de plotselinge verwarring voor de buitenwereld in een ironisch kader en maakte de buiging naar haar jeugd ermee onschadelijk.

Dantzig op haar knieën: een aantal lezers van Weekblad sprak er schande van. Gezien deze reacties liet Dantzig weten dat haar houding of liever pose als een commentaar gezien moest worden op de voor intellectuelen gevaarlijke tendens de godsdienst opnieuw te omarmen; iedere hang naar mystiek leidde af van rationeel denken.

Los van dit alles gunde Dantzig haar sterke ratio een korte maar welverdiende rust. Zwijgend smeekte zij de Moeder Gods om haar te vergeven dat zij zich door te knielen overgaf aan vooroordelen en dus even niet nadacht.

 

Hanna stond enigszins terzijde, gebiologeerd staarde zij naar de druppel bloed, die niet verder omlaag wilde druipen. Haar vader had haar een paar keer meegenomen naar variétévoorstellingen, waar acrobaten over het toneel tuimelden en goochelaars optraden, die bloemen uit hun handen lieten groeien en assistentes uit een kist verdwijnen. Het is niet echt, verzekerde haar vader trouwhartig, telkens als de goochelaar een nieuw wonder liet gebeuren. En omdat haar vader, die naast haar zat, soms haar hand vastpakte en haar tegen zich aan trok, omdat haar vader alles wist, zoals het hoorde, geloofde zij hem en legde zij zich erbij neer dat de wereld vol onverklaarbare dingen was.

‘Ik heb vanmorgen op je gewacht,’ zei een stem. Ramaer stak zijn hand naar haar op. ‘Luister eens,’ zei hij bijna fluisterend, zich naar Hanna toebuigend. ‘Is dat niet die schrijfster, ik ben haar naam kwijt.’

‘Karin Dantzig,’ zei Hanna even zacht.

‘Ach verdomd, ja. Waarom ligt dat mens op haar knieën?’

[pagina 156]
[p. 156]

‘Omdat het beeldje weer is gaan bloeden. Ze moet er een artikel over schrijven.’

‘Ik ga ook eens op mijn knieën liggen als ik een schilderij wil maken. Kom je nog bij me langs?’

Dantzig zocht de journaliste met wie zij in het café zo gezellig gepraat had. De mannen in de kamer stonden haar minder aan, op de journalist van de krant uit het noorden na. Toen zij echter meende te ontdekken dat de scepsis nog steeds op zijn gezicht lag, gaf zij hem definitief op.

‘Durf jij je vinger in die bloeddruppel te duwen?’ vroeg zij aan Hanna.

‘Jij?’

‘Ik ben bang dat het begint te stromen.’

‘Ze hebben toch wel wat in huis?’

‘Dat ouwe mens?’ Zij bloosde licht, kneep haar ogen een beetje samen en zei vlak bij Hanna's oor: ‘Madonna's maandverband bespaart ook nonnen trammelant.’

Hanna bedacht dat niets haar in de weg stond de slogan in haar artikel te verwerken en op naam te schrijven van Dantzig. Ook wist zij dat ze zoiets niet zou doen.

‘Ik wil hier weg,’ zei Dantzig.

Hanna stelde haar aan Ramaer voor.

 

Ramaer schilderde figuratief; op de ezel stond een onvoltooid portret in aanbouw van een oude vrouw die, naar hij ongevraagd meedeelde, zijn moeder was.

Dantzig stapte het atelier rond; haar gezicht vertoonde geen emotie, toch zag Hanna dat de schilder haar oordeel belangrijk vond. Zo ging het nu eenmaal. Meningen van beroemdheden wogen altijd zwaarder, zelfs over dingen waar ze geen verstand van hadden. Mocht het anders worden, dan werd de bodem weggeslagen onder interviews en talkshows.

‘Heel aardig,’ zei Dantzig. Op dezelfde toon had zij kunnen zeggen dat ze er niets aan vond.

‘Ik zit natuurlijk diep in de provincie,’ zei Ramaer, vissend naar een volgend compliment. ‘Dus als jouw Amsterdamse ogen dit op waarde kunnen schatten...’

[pagina 157]
[p. 157]

‘Ik kom ook uit het eikenhout.’

‘Het is wel op linnen,’ zei de schilder.

‘Ik bedoel: ik kom ook uit Limburg. Limbabwe.’

Ramaer lachte. ‘Ik had je niet meteen begrepen.’

‘Dat geeft niet,’ zei Dantzig. ‘Voor God zijn we allemaal gelijk. Hoewel sommigen iets meer gelijk dan anderen.’

Ramaer lachte opnieuw. Het was niet zeker of hij de schrijfster begreep.

‘Wat zullen we drinken,’ stelde hij voor, artiesten onder elkaar.

‘Dat is goed ja. Een tequila graag,’ bestelde Dantzig.

Tequila had Ramaer nooit gedronken. Van het ene op het andere moment vond Hanna hem ontroerend. De schrijfster hield een korte lofzang op tequila. Jenever vond ze ook lekker. Eventueel thee.

‘Thee?’

‘Is dat gek, thee?’

‘Nee, nee natuurlijk,’ haastte de schilder zich te verklaren.

‘Dan wil ik liever wijn. Heb je witte wijn, niet van die zure. Een chardonnay.’

‘Heb ik!’ riep de schilder opgelucht.

Terwijl Ramaer de fles ging halen, keek Dantzig om zich heen.

‘Wat een tweederangs rotzooi. Of ben ik onaardig.’

‘Het klinkt eerlijk.’

‘Meestal ben ik eerlijk. Als je de eerlijkheid aflegt, gaat het bergafwaarts. Zullen wij elkaar noemen in onze stukken? Dan citeer jij mij over dat maandverband, dat kan ik wel hebben. En ik...’ Zij dacht even na. ‘Dan noem ik jou de mooie jonge journaliste van het ochtendblad.’

‘Ik weet niet of dat zo'n goed idee is,’ antwoordde Hanna.

Ramaer kwam terug met drie glazen en een beslagen fles wijn. Hij glimlachte naar Hanna. En ondanks het feit dat hij zich zo voor Dantzig uitsloofde, vond zij hem aardig, een man van in de vijftig die zijn onzekerheid probeerde te verbergen achter de resolute manier waarop hij de kurk uit de fles trok.

‘Het belangrijkste geluid van de wereld,’ zei Dantzig. ‘Omdat je de geest ermee ontsluit.’

[pagina 158]
[p. 158]

Ramaer knikte haar toe, alsof hij de vanzelfsprekendheid van de opmerking inzag.

‘Leidt de verwarring in het dorp je niet van het werk af?’ vroeg Hanna.

‘Welke verwarring?’ vroeg Ramaer. ‘Ik blijf liever aan het werk.’

‘Heb je vannacht iets gehoord?’

Ramaer schudde zijn hoofd.

‘Ik ben ernaartoe gegaan,’ zei Hanna.

‘Je bent erbij geweest,’ herhaalde Dantzig, met verwondering in haar stem. ‘Dat heb je me nog niet verteld. Zag je dat meisje daar liggen?’ Zij wendde zich tot Ramaer. ‘Kende jij dat meisje? Is het mogelijk dat ze met iedereen naar bed ging?’

‘Hoe kom je daarbij?’ vroeg de schilder.

Voor het eerst hoorde Hanna irritatie in zijn stem. Voorzover zij wist had de schrijfster geen van de dorpelingen persoonlijk over Agnes gesproken.

‘Dat zou toch kunnen?’ zei Dantzig.

De schilder zweeg. ‘De mensen keken om als ze voorbijkwam,’ zei hij tenslotte. Zijn stem klonk neutraal. ‘Dat zegt verder ook niets.’

‘Nee dat zal wel niet,’ antwoordde Dantzig. ‘Ik zou me trouwens kunnen voorstellen dat zo'n bloedend ding als kunstenaar iets bij je losmaakt.’

Ramaer zweeg.

‘Ik ben het er niet mee eens dat kunst het raadsel moet vergroten,’ ging Dantzig verder. ‘Dat is zo'n malle, ouderwetse uitspraak. Kunst moet het raadsel juist scherp definiëren. Zo kan ik die uit haar kut bloedende madonna neerzetten als commentaar op de masculiene monocultuur waarin wij moeten leven sinds de idiote aanname dat de mensheid door een man verlost is.’

Op dit punt onderbrak Hanna haar, versteld over de durf die zij vertoonde. ‘Allemachtig,’ zei ze. ‘Dat hebben we zo langzamerhand toch wel gehad.’

‘Natuurlijk,’ zei de schrijfster, gehard in vele forums, waar onbenulligheden haar geduld op de proef hadden gesteld. ‘En daarom geloof ik ook niet in zo'n beeld. Het gaat er alleen maar om

[pagina 159]
[p. 159]

wat ik zou kúnnen doen. De zuivere, reine Maria, tijdens de meest natuurlijke act die een vrouw elke maand in eenzaamheid uitvoert, ondanks de technologische massificatie. Iedere uitleg is er een en elke opvatting vindt zijn aanhangers.’

‘Vooral als jij die verwoordt,’ zei de schilder.

‘Al die zaken komen in mijn artikel.’

‘En in het jouwe?’ Ramaer keek Hanna aan en knipoogde.

‘Zij zal meer aan de oppervlakte moeten blijven,’ antwoordde de schrijfster in Hanna's plaats. ‘De kracht en tegelijk de zwakheid van de journalistiek.’

Hanna wist niet goed wat ze moest zeggen.

Hierna dronken de schrijfster en Ramaer van de wijn, geperst uit de chardonnay-druif. Hanna onthield zich van drank. Op haar achttiende had zij de ziekte van Pfeiffer gekregen en daarna was het tussen haar en de alcohol nooit meer goed gekomen. Zonder dat zij zichzelf kon uitleggen hoe dat kwam, had zij medelijden met Ramaer. Hij deed zo ontroerend zijn best de beroemde gast te plezieren. Bedrijvig ging hij naar de keuken, kwam terug met een eind worst en begon die in plakjes te snijden, legde ze op een schaaltje, ging bij hen rond.

‘Wil je nog steeds niets drinken?’ vroeg hij aan Hanna. Zij glimlachte naar hem en vroeg zich af of hij Dantzig wilde portretteren. Het atelier was tegelijk zijn huiskamer, in de hoek stond een onopgemaakt bed. In zo'n ongeordende bende zou zij niet willen wonen. Misschien was het ook daarom dat zij graag bij Wolffers kwam, die smaak had en de dingen in haar huis elegant geordend bijeen had gezet.

Ramaers schilderijen, waarvan een aantal tegen de wanden stonden, spraken haar niet bijzonder aan. Mensfiguren, zeker met liefde voor het vak gemaakt. Zij voelde zich niet in staat er een afgerond oordeel over uit te spreken. Soms maakte die afstandelijkheid haar doodmoe van zichzelf. Sommige mensen werden verliefd op een ander, waarna de kracht van hun gevoelens hen zonder omwegen naar de geliefde toetrok. Bij haar ging het anders. Zij keerde juist naar mensen terug omdat zij wilde uitvinden waarom zij haar reserves niet kon loslaten, terwijl zij toch aan alle voorwaarden voor een geslaagde verhouding vol-

[pagina 160]
[p. 160]

deden. Haar ziel was een halffabricaat; een bijna ontoegankelijk gebied, voorzien van een hoge en donkere wal, die haar droevig maakte, als zij die stemming al in zich toeliet.

‘Jullie zijn altijd welkom,’ zei Ramaer toen zij samen met Dantzig wegging. Hij gaf hen een hand.

‘Succes met alles,’ antwoordde Dantzig. ‘Nou,’ zei ze buiten tegen Hanna. ‘Ik neem aan dat jij verder je gang wilt gaan.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken