Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bloedmadonna (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bloedmadonna
Afbeelding van BloedmadonnaToon afbeelding van titelpagina van Bloedmadonna

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.15 MB)

Scans (12.46 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bloedmadonna

(1998)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Lege ogen

Met de opdracht helderheid te verschaffen keerde Gregorius terug in Uffel. In de stilte van de voormiddag stuurde hij zijn auto door het landschap, zonder het te zien. Hij dacht aan de dingen die gebeurd waren, niet alleen op deze dag, maar daarvoor, zij het voor een belangrijk deel in zijn geest. Maar maakte het uit waar en hoe iets gebeurde of bleef de menselijke geest te allen tijde schuldeloos, een onafzienbare smeltkroes van vleselijke verlangens en handelingen, die stuk voor stuk waren toegestaan, zo lang ze maar niet naar buiten traden. Waaraan ontleenden mensen het recht in morele zin over anderen te oordelen als zij in de beschutting van hun eigen wereld absolute macht uitoefenden over anderen? En waarom deelden zij straffen uit, want moesten zij niet eerder medelijden tonen met degenen die hun fantasieën in daden hadden laten overgaan? Of straften zij alleen uit wraak, omdat die anderen hadden waargemaakt wat zij zichzelf nauwelijks durfden voor te stellen? Wat had hem vanaf het begin zo aangetrokken in de jongen? Misschien was het omdat Franske van alle mogelijke mensen die hij kon ontmoeten de

[pagina 153]
[p. 153]

minst volmaakte was. Juist daardoor vertolkte hij op volmaakte wijze de gedachte aan het goddelijke. Het was maar een poging tot uideg; zelf geloofde hij er niet in.

Een pijnlijk verlangen was vermengd met schuldgevoel. Maar als iedereen toch al beladen was met schuld, kon je het begrip net zo goed uitbannen.

Een andere gedachte bracht hem van zijn stuk. Plotseling was daar het beeld van het vermoorde meisje, met wie hij Franske had gezien. Als aan het licht zou komen dat het de jongen was die de moord gepleegd had, zou hij erbij betrokken raken. Gregorius, onderzoeker van de kerk. Nadat forensisch onderzoek de schuld van de jongen aannemelijk had gemaakt, werd hem met veel moeite iets ontlokt dat uitgelegd kon worden als een bekentenis. Daarna wees de dader op de man die hem gebruikt had, die de lustgevoelens van een geestelijk minvermogende tot een fataal peil had opgezweept.

Het was natuurlijk een onzinnige veronderstelling, een waanbeeld dat zijn denken in het ongerede bracht.

Voordat hij naar het huis van de Coumansen ging, zette Gregorius zich enkele minuten neer op het bankje naast de kerk. In de bomen naast het godshuis zongen de vogels. De zon drong door het langzaam en loom bewegende bladerdak. Zijn ogen vielen dicht. In het geruis van de wind zakte hij verder weg; zijn vader stond voor hem met een karwats. Alles kwam altijd terug bij het eenvoudigste, de basis. ‘Ik zal je leren,’ zei zijn vader zacht. ‘Ik ga het je betaald zetten Gregorius.’ Hij schrok wakker en vroeg zich af wat er met hem aan de hand was. Wroetend in zijn geheugen zocht hij naar de beslissing om zijn leven aan de kerk te wijden. Was hij een absolute lafaard, te zwak voor een normaal leven?

Gregorius ging staan, rekte zich uit en ging weer zitten. Vrouwen gingen de kerk in, gesterkt door het beeldje. Ergens in een koelcel lag het dode meisje. Franske stond erbij, wees op haar, riep luidkeels dat hij ging vliegeren.

Een telegram naar God; aan het einde van het touw plakte het tegen de vlieger.

Daarom dwong hij zijn geest tot tedere beelden, waarin hij in

[pagina 154]
[p. 154]

een bruine pij door een leeg landschap liep, met zand en steentjes in zijn sandalen. Maar wat maakte het uit als de jongen bij hem was. Opnieuw zouden zij samen vliegeren, zonder dat daarin enige symboliek school. Een vlieger was niet meer dan een ding, dat zich verhief van de aarde. Een zielloze constructie van bamboestokjes en linnen. Alleen Jezus had zijn eigen lichaam zo ver kunnen opdrukken dat hij moeiteloos ten hemel voer.

Soms overviel Gregorius de gedachte dat hij net zo goed met leven kon ophouden. Zo langzamerhand had hij voldoende illusies verstoord. Maar omdat hij nooit zelf een einde aan zijn leven zou maken, waardoor het nog geruime tijd zou kunnen doorgaan, overdacht hij de mogelijkheid zich terug te trekken in een rustig klooster. Hij zou er een beetje tuinieren. Helaas was hij nog maar begin vijftig. Maar ondanks de onmogelijkheid van vervroegd pensioen bleef het beeld, met een toenemende lieflijkheid, in zijn hoofd. Hij zag zichzelf rondlopen in de uitgestrekte boomgaard, op zijn hoofd een breedgerande strooien hoed. De jongen kwam achter hem aan, zijn handen vol gereedschap.

Gregorius stond op van het bankje. Zijn keel voelde aan alsof hij gemalen grind had geslikt. Hij verlangde naar de jongen. Hij verlangde naar zijn onnozele glimlach, naar zijn lichaam, naar de dierlijke geluiden die hij maakte, naar de opwinding die hij geen taal kon geven. Was dat het dan vooral, het bijna ontbreken van taal bij de jongen, gekoppeld aan zijn overgave, de lichamelijke liefde die zijn onschuld accentueerde, dat hem in feite een heel eigen stem gaf? Hij had naar de jongen gekeken, buiten zijn handelingen om had hij diens lege ogen in zich opgenomen en ernaar verlangd dat het hem evenzo verging, dat hij afraakte van de geestelijke pijnigingen die hem kwelden, van de door intellect geschraagde beleving van zijn leven. Met het kleverige vocht van de jongen in zijn mond en aan zijn handen, had hij voor het eerst gebeden dat hij vrij mocht zijn, zo vrij als de simpele ziel die onder zijn aanrakingen veranderd was in de enige god die hij liefhad.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken