Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een gedoodverfde winnaar (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een gedoodverfde winnaar
Afbeelding van Een gedoodverfde winnaarToon afbeelding van titelpagina van Een gedoodverfde winnaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

Scans (7.91 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een gedoodverfde winnaar

(1988)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

[I]

In een opwelling beloofde ik mijn moeder het archief van mijn vader te ordenen. Ik zou de persoonlijke zaken apart leggen en de rest overdragen aan de vakbond die hij zoveel jaren had geleid. Zij wilde dat ik haast maakte met het karwei maar ze begreep ook wel dat het niet binnen een week kon worden geregeld. Toen ik, in een poging haar te troosten, toch vrijwel onmiddellijk een begin maakte met de grote opruiming, werd ik bevangen door een langdurige aarzeling. Ik besefte dat ik een hoop dingen zou tegenkomen waar ik mij altijd ver van had gehouden. Mijn vader zal de geschiedenis ingaan als de eerste vakbondsleider die door cabaretiers populair is gemaakt. Maar omdat deze grappenmakers over korte tijd voorgoed zijn opgeborgen in het geluidsarchief van de Nederlandse Radio Unie, ligt de veronderstelling voor de hand dat mijn vaders leven op aarde geen diepe indruk zal maken op de geschiedenis.

Mijn vader was een ernstige man, die een enkele keer in de familiekring een kortstondige opleving van vreugde onderging. Daarna verdiepte hij zich met des te meer ernst in de zorgen van zijn arbeiders.

Ik kan mij voorstellen dat kinderen van snoepwinkeliers uitgekeken raken op zoetigheid. Ik had hetzelfde met de broodwinning van mijn vader.

Waarom moest ik hem terughalen nu hij dood was? Waarom durfde mijn moeder zijn archief niet aan de vakbond over te dragen zonder die ‘persoonlijke’ schifting? Wat voor onbekende waarheid viel er over hem te openbaren? In het algemeen is alleen opperste wreedheid of vraatzucht een

[pagina 6]
[p. 6]

paspoort tot legendevorming. Hendrik de Achtste werd uitsluitend beroemd om de wispelturigheid van zijn hartstocht. Wat dat betreft viel er aan mijn vader voor zover ik wist weinig eer te behalen. En bovendien: stel dat anderen dan ik op het spoor kwamen van een liederlijk leven? Zouden ze dat dan aan de openbaarheid prijsgeven? Het idee alleen al kwam me belachelijk voor.

Maar ik wilde mijn moeder niet teleurstellen. En het leek mij ongepast met haar op dit moment over die zaken in debat te gaan. Misschien was dit haar idee van een zorgvuldig afscheid, geheel in stijl. Zij had altijd achter mijn vader gestaan, nooit ervoor. Ze was op een bepaalde manier meegegroeid met zijn succes. Van huis uit was zij een geheelonthoudster. Later had zij op een bescheiden wijze likeur leren liefhebben. De meiboom had zij ingewisseld voor een open haard. Ik had haar aanwijzingen zien geven terwijl arbeiders in de avonduren zwart bezig waren haar huis te verfraaien. Intussen draaide ze een plaatje waarop de een of andere onbenullige humorist zijn gebrek aan talent op mijn vader losliet.

 

Ik wilde na de begrafenis een tijdje het land uit. Dit klinkt misschien laf, vooral wanneer ik vermeld dat mijn moeder niet van mijn zijde week, terwijl zij aan een commentaar op het verleden begon dat geen einde had. Ook moest ik iedere keer opnieuw vernemen hoe zij het zware lichaam van mijn vader na een laatste stuiptrekking had opgetild en weer neergelaten in de kussens. Ze wilde zijn hart masseren, maar ze wist niet hoe dat moest. Op dat punt aangekomen begon ze wanhopig te huilen, kneep mijn hand bijna fijn en zei dat ze gelukkig mij nog had.

De boom voor haar huis ruiste als de bomen op het kerkhof De straat rook naar de rouwkamer. Ik had me nooit

[pagina 7]
[p. 7]

bekommerd om de dingen die voorbij waren. Dat was misschien in het vertrouwen dat ze in andere, zij het geenszins mindere vormen, herhaald konden worden.

De aanblik die mijn moeder bood, ondermijnde dit vertrouwen. Zelfs als wij zakelijke details bespraken die verband hielden met de afwikkeling van mijn vaders leven, hoorde ik in haar stem dat andere verhaal, waarin zij de werkelijkheid van vroeger gelukkiger voorstelde dan hij was geweest. Gebeurtenissen die ik mij niet kon indenken, laat staan herinneren, werden in een bonte stoet aan mij voorbijgevoerd. Het was precies een concours, met mijn vader als gedoodverfde winnaar. Natuurlijk, hij was altijd een winnaar geweest. Als jurylid mocht ik niet anders dan hem toejuichen. Steeds kwam hij naar voren in een andere vermomming. Was het niet als verzetsstrijder dan wel als aanbeden verpleger van de welvaartsstaat. Ik kon er zo langzamerhand niet meer tegen dat hij dood was. Ik had hem door elkaar willen schudden om te vragen wat er waar was van de maatschappelijke avonturen die ik nauwelijks bewust voor een belangrijk deel had meebeleefd. Ik wilde hem terugvoeren tot gewone proporties en als het ware op zijn knie klimmen om hem een verhaaltje te laten vertellen. Want ik was vergeten of hij dat in mijn kindertijd had gedaan. Vergeten ook of hij ooit thuis was toen ik nog niet zelf kon lezen.

Voor het eerst in mijn leven verlangde ik ernaar een eindje met hem te gaan wandelen. Het was ook de eerste keer dat de gedachte in mij opkwam dat hij ongetwijfeld zorgen had gekend om zichzelf. Had hij verdriet gehad om de dood van zijn eigen ouders? Ik besefte dat ik verdriet had om hem. Dit was een verdriet met een afstandelijk begin. Op de begrafenis schudde ik handen en dacht: waarom ben je niet minder bekend geweest klootzak, ik krijg een lamme arm van het handjes geven om jou. Ik had verdriet voorgewend. Gevoeli-

[pagina 8]
[p. 8]

ge woorden bedacht voor mijn moeder. Nu miste ik hem. Ik was niet beroofd van iets dat ik had gekoesterd. Ik verlangde naar iets dat ik nooit had gekend. Of was ik het in de drukte van mijn eigen leven vergeten? Had ik niet onbewust gedacht: er is nog tijd genoeg? Maar de tijd was met een lichte siddering uit zijn lichaam verdwenen. En daarmee vergleed iedere mogelijkheid tot contact.

Ik begon mijn moeder over hem te ondervragen. Dat vond ze prettig, hoewel ze nauwelijks brandstof nodig had om haar verhaal gaande te houden. Zij stelde zich op voor het zwarte schoolbord waarop schetsmatig de ontwikkeling van zijn leven was uitgezet en begon de gedeelten te arceren die ik aanwees.

‘Dat weet niemand,’ zei ze geregeld. ‘Hij was zo bescheiden.’

Hij was helemaal niet bescheiden. Tijdens debatten had hij steeds het laatste woord en nooit verzuimde hij naar een camera te kijken.

‘Je vader, dat was me er een,’ zei ze een keer schalks. Ze haalde een zakdoek uit haar tasje om haar ogen droog te vegen.

‘Ik heb er niet veel van gemerkt,’ zei ik.

‘Hij had het ook niet moeten wagen!’ riep mijn moeder, met een blos op haar wang.

Op deze wijze brachten wij de eerste veertien dagen door. Af en toe ging ik naar mijn huis in Amsterdam om te kijken of er een reactie was gearriveerd op een van mijn sollicitaties. Maar de scholen die een geschiedenisleraar zochten, schrokken kennelijk terug voor mijn naam.

Op straat rook het nu weer normaal naar benzine. De boom voor mijn moeders huis ruiste, maar niet zoals de bomen op het kerkhof.

Drie dagen na de begrafenis ging ik voor het eerst zijn

[pagina 9]
[p. 9]

werkkamer binnen en opende de eerste van de twee stalen archiefkasten. Die zagen er aan de buitenkant niet vrolijk en toegankelijk uit. Maar ik wist hoe ik dit soort onderzoek moest aanpakken. Even leek het of mijn moeder mijn studie had aangemoedigd om er zeker van te zijn dat zij op dit punt van haar leven deskundige hulp in de familie had.

Alleen wanneer ik eens een keer zakte voor een tentamen reageerde zij niet vrolijk op mijn inspanningen.

‘Je vader,’ zei ze bij zo'n gelegenheid, ‘die heeft geen theorieën nodig om de mensen een beetje geluk te brengen.’

Ik dacht aan dat ‘beetje geluk’ toen ik mij in mijn vaders draaistoel zette en zijn bureau overzag. Het was er altijd een chaos, maar nu lag zijn laatste post op een stapeltje.

‘Wie weet wat er in die kast zit,’ zei mijn moeder, die de kamer was binnengekomen. ‘Wie weet wat voor geheimen.’

Ze legde een hand op mijn schouder en kneep erin. Daarna ging ze haar jas aantrekken om naar het kerkhof te gaan. Ik stond op van de stoel en zette hem in beweging. Ik sloot mijn ogen en stelde mij voor hoe ik daar zelf onder mij ronddraaide, op gang gezet door mijn vader.

Ik vergezelde mijn moeder naar het graf en keek naar de bloemen en kransen.

‘Daar heb je je voor uitgesloofd,’ zei ze bitter.

Ik legde mijn arm om haar schouder en drukte haar tegen mij aan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken