Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het moet allemaal nog even wennen (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het moet allemaal nog even wennen
Afbeelding van Het moet allemaal nog even wennenToon afbeelding van titelpagina van Het moet allemaal nog even wennen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.48 MB)

Scans (4.98 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het moet allemaal nog even wennen

(1983)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 40]
[p. 40]

Land van herkomst

Als ik er wel eens over nadenk waaruit mijn Nederlanderschap het beste zou kunnen blijken, kom ik, de taal daargelaten, altijd weer bij mijn familie terecht.

Mijn oom bezat een kaaspakhuis. Die kazen exporteerde hij over de hele wereld, waardoor de naam van mijn familie tot in de verste uithoeken van Venezuela verbonden is met jong belegen Goudse en Edammer.

Ik ben bevriend met iemand die een tante aan het toneel heeft. Over actrices valt altijd wel iets te vertellen. Over een internationale kaasboer niet.

Een mijner neven zit in de patat. Er was een tijd dat overal in Nederland kroketten met onze familienaam in grote dozen werden afgeleverd. Is het een wonder dat mijn boeken nooit wilden verkopen?

Dan had ik nog een oom die iets kleins was in de boter. Sommige mensen krijgen ook alles tegelijk! Zoveel ellende uitgestort over één familie: niemand wil het geloven. Maar toch is alles wat ik hier vertel bij toeval eens voor honderd procent waar.

Een van mijn vrienden heeft een grootvader die de wereld rondreisde als goochelaar. Een rijzige heer in smoking. Hij kon een hartenaas te voorschijn toveren uit een dame haar kamizooltje. Mijn opa van vaders kant was administrateur in een te

[pagina 41]
[p. 41]

huis voor christelijke jongeren.

Mijn vader, het moet gezegd worden, heeft aan deze treurige omstandigheden iets proberen te veranderen. Niet dat hij de wijven achterna zat of een internationale oplichtersfirma exploiteerde. Nee, hij ging er slechts prat op dat hij het basketbal had uitgevonden.

Persoonlijk ben ik niet bijzonder groot van stuk. Precies de juiste lengte eigenlijk. Een basketballer zit er dus bij mij niet in. Maar moet je pa nu eens naast mij zien staan. Zijn neus komt precies tot mijn schouder. Hij dribbelde vast tussen de benen van de reuzen door.

Hoewel ik grootheid dus slechts in gedachten heb mogen beleven, hield ik mij altijd voor dat eens de dag zou komen waarop ik persoonlijk mijn familie de zo broodnodige glans zou verschaffen. Niet in het basketbal. En zeker niet als administrateur van een tehuis voor christelijke kaasboeren met boter op hun hoofd. Maar anders. Hoewel ik mij steeds heb afgevraagd hoe dat nu wel zou moeten met zo'n achternaam.

Met bovenstaande gedachten in het achterhoofd ging ik op weg naar de Betuwe, waar een bevriend echtpaar zich metterwoon gevestigd had om aldaar het verloren gegane contact met de ruige aarde te herstellen. Niks geen opklimmen meer in de vaart der volkeren, weg met de ambities: was het naakte bestaan uiteindelijk niet het enige dat telde?

Mijn auto zoefde rustig over de snelweg en de recorder gaf een aardig muziekje ten gehore. Als ik

[pagina 42]
[p. 42]

daar aankwam zou ik appelen en peren ten geschenke krijgen en ik kon mij al levendig voorstellen hoe het bevriende echtpaar juist bij mijn verschijnen bezig was een eau de vie van onbespoten pruimen in te schenken ter versiering van de ochtendkoffie. Ook kon ik de hammen al zien hangen aan de zoldering, terwijl het bloed van de leverancier van al dat lekkers nog aan de portalen zat.

Hoe zou de jonge boerin er uitzien? Ooit kleedde zij zich in doorzichtige gewaden om het gepeupel in verwarring en tot grote ontevredenheid te brengen. Zou de boezeroen haar niet charmant staan, terwijl zij met natuurlijk gemak op haar rode klompen rondkloste door dampende koeiestront?

Toen ik arriveerde viel mij onmiddellijk op dat beide echtelieden naar mij zaten uit te kijken, de neuzen tegen de ruiten van hun boerenknechtenwoning gedrukt. Bij nader inzien evenwel bleken deze bij twee varkens te behoren, die zich behaaglijk in de salon hadden genesteld. En ach, wat was de doorzichtige jurk vuil geworden.

‘Waarom loop je niet in overall, dat deed je toch in de stad ook wel eens?’ vroeg ik.

Mijn vriendin wees achter zich, waar een zestal koeien onder de waslijn bivakkeerde.

Omdat ik dorstig was geworden van de reis, informeerde ik voorzichtig naar de eau de vie, maar er was alleen nog een al lange tijd geleden geopend halfvol flesje bier voorradig.

Ik vroeg of ze het naar hun zin hadden.

De jonge agrariër voerde mij mee naar buiten,

[pagina 43]
[p. 43]

naar de vruchtbomen. De bongerd was smal, maar wel een kilometer lang. Overal hingen verschrompelde vruchten aan de bomen, terwijl in het perceel ernaast de buren om zo te zien een welvarend bedrijfje voerden.

‘Onbespoten fruit is wel veel lekkerder,’ vertelde de fruitteler, en hij trok een peertje van de vruchtboom dat veel weg had van het scrotum van een honderdjarige.

Een uurtje later mocht ik kijken bij het melken. De Betsies i, ii en iii verhieven zich goedmoedig en ondergingen lijdzaam de behandeling van hun gynaecologe.

‘Het moet allemaal nog even wennen,’ zei deze, terwijl een slap straaltje yoghurt uit de uiers liep.

's Avonds aten we pannekoeken. De open haard wilde niet branden. De varkens schurkten zich gezellig op de driezitsbank en keken naar het journaal.

‘Het is hier zo heel anders dan in de stad,’ zei mijn vriend. ‘'s Morgens sta je vroeg op en dan zie je de zon opkomen. Wat een prachtig en ontroerend gezicht. Het is net of God de wereld het licht teruggeeft.’

Daar had ik nooit zo over nagedacht. Als ik trouwens wakker werd was God allang weer met wat anders bezig.

‘Nou, en dan trek ik de laarzen aan en ga er op uit. Je moet de geuren van het land eens op je laten inwerken als de rijp nog over de velden ligt!’ riep hij in vervoering.

De geuren van het land hingen inmiddels ook in

[pagina 44]
[p. 44]

de kamer, waar de varkens vrolijk knorrend via de afstandsbediening het programma van Veronica hadden gevonden. Die geuren zetten zich vast in de gordijnen, verspreidden zich over mijn pannekoek, gaven mijn neus een flinke opdoffer, drongen zich in de doorzichtige japon van mijn vriendin, en zetten de Betuwe voorgoed in bloei.

‘En morgen gaan we zelf jam maken!’ riepen ze mij na, terwijl ik slibberend en tastend door het onverhoeds ingevallen donker mij een vrije doortocht trachtte te banen naar mijn auto, op de voorbank waarvan een kip het nog ontbrekende deel van mijn geluk gedeponeerd had.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken