Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het moet allemaal nog even wennen (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het moet allemaal nog even wennen
Afbeelding van Het moet allemaal nog even wennenToon afbeelding van titelpagina van Het moet allemaal nog even wennen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.48 MB)

Scans (4.98 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het moet allemaal nog even wennen

(1983)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 91]
[p. 91]

De parkeerwachtster

In een dorp, niet ver van mij, werden parkeermeters geplaatst. We leefden in een tijd waarin iedere automobilist met een gereedschapstasje liep, gevuld met instrumenten om die meters te mollen. De plaatselijke overheid had dit voorzien en trok een regiment wachters aan om de vooralsnog spaarzaam geplaatste meters te bewaken. Een van deze wachters was een vrouw.

Deze vrouw nu wist zich al spoedig berucht te maken bij de bevolking. Zij was groot en zwaar gebouwd. Ook zag zij er in dat uniform een beetje uit als een monster. Hoe zal zij over haar toekomst gedacht hebben toen zij een klein meisje was en met haar pop speelde? De wijze waarop zij haar bewakingsdienst gestalte gaf leek op een roeping. In haar woonde slechts één streven en dat was het op heterdaad betrappen van een overtreder. Wie vergat iets in de gleuf te doen of slechts één minuut te laat bij zijn automobiel arriveerde, kon erop rekenen dat zij present was. De vergeetachtigen, zij die het niet met opzet deden, had zij nog het liefste. Daar stond zij, met een verachtende trek om de mond.

Excuses hielpen bij haar niet. Nemesis was bij haar vergeleken een klein wurm in de luiers.

Gelovigen wisten in haar de verpersoonlijking van satan.

[pagina 92]
[p. 92]

Op een dag brak er bij mijn schoonvader een ruit. Het was guur en regenachtig weer. Daarom pakte hij de auto en snelde naar de glaswinkel, die zich in het centrum bevond. Aldaar parkeerde hij zijn auto gedurende vijf minuten op de stoep, om zichzelf de kans te verschaffen de nieuwe ruit heelhuids door de windstoten te loodsen. Toen hij de winkel uitkwam met dat onhandige glas, stond zij daar, het boekje in de hand. Hij had reuze zin om die ruit op haar petje in gruzels te slaan, maar voordat hij een mond kon opendoen om haar te vervloeken, had zij hem al een bon tussen de tanden geduwd. Schoonvader dus naar het politiebureau. Werd daar op koffie getracteerd door begrijpende mannelijke agenten, ook allen huisvader en wel eens even snel de auto voor een boodschap. Ja meneer, ons zijn de klachten over ons collegaatje bekend. Houdt u van sprits? Denkt u zich eens onze positie in. Wij hebben elke dag met haar te maken.

Op een dag klemde de bewaakster van het overheidsbelang een bon tussen de ruitewissers van de auto van haar eigen vader. Zij fietste door het dorp en riep iedere dag meer haat op. Automobilisten namen trekkebekkend het stuur in de houdgreep, in een laatste poging niet te doen wat hun hart hun ingaf. Zij vormde een smet op de gemeenschap, die steeds meer in wanorde begon te raken wanneer haar schaduw over de grond schoof. Zo was zij een moderne versie van een kampbewaakster.

Het enige dat zij teweegbracht was een machteloze woede.

[pagina 93]
[p. 93]

En toen ging zij op een dag met vakantie, in het Oostenrijkse, hoewel zij er natuurlijk zeker van was dat bij haar kortstondige verdwijnen de dorpskern zou veranderen in een chaos. Luid en vreugdevol toeterden de auto's naar elkaar. Op de stoepen kon je niet meer lopen. Haar collega's fietsten door het dorp en maakten praatjes met hun clientèle. Werden op hun beurt de cafés binnengetrokken en getracteerd op borreltjes. Plakten bonnen op de rug van voetgangers, die liepen waar auto's konden staan. Het was meteen een vrolijke bende.

Had zij dat voorzien toen zij wegging en droomde zij al van haar terugkomst, van het herstel van de orde, van de straffen die zij, al wandelend en jodelend kon uitdenken, de nieuwe manieren van verdekt opstellen, het uidokken van overtredingen?

Haar vakantie was niet meer dan de stilte voor de storm.

Maar na die veertien dagen kwam zij niet terug.

De werkelijkheid is soms te mal voor woorden. Zij werd overreden, terwijl zij in haar eentje door de natuur trok. Voorbijgangers vonden haar lichaam langs de kant van de weg.

Was zij herkend door een van haar klanten?

Niemand had verdriet om haar.

Er gingen stemmen op haar graf te versieren met een parkeermeter die altijd op rood stond, met een autootje ervoor. Zij lag daaronder en kon er tot in der eeuwigheid niets aan veranderen. Maar dit gedenkteken ging toch niet door.

[pagina 94]
[p. 94]

Zij leeft nu voort als een der plagen van Egypte. Een legende waarover de dorpsgenoten elkaar schaterend vertellen. En niemand heeft zich afgevraagd of zij altijd en overal zo'n furie was.

Misschien was zij, buiten het uniform, een lieve en aanhankelijke vrouw, iemand die geknuffeld en gekoesterd wilde worden. Maar dat had niemand ooit gewild. Zij zag er zo groot uit en veel te sterk voor wie dan ook. Wat moest zij daarom in een wereld waarin voor haar type geen aandacht was? Zij zag de meisjes uit haar klas voorbijgaan, hoorde het gegniffel om haar afmetingen, bemerkte pijnlijk hoe de jongens van haar wegkeken, wanneer zij probeerde te glimlachen.

Alleen de kinderen waren niet bang voor haar.

Terwijl ze zelf zo reusachtig uitgroeide, begon zij zich iedere dag meer te verwonderen over het tere. En zij zag hoe dit zo vaak werd weggerukt, platgewalst, het loodje legde in de golf van aangroeiend lawaai en aanstormend onheil.

En toen besloot zij haar gaven daar in te zetten waar zij wraak kon nemen op een van de symbolen van de snelle wereld die haar vanaf haar geboorte had uitgespuugd en die het weinige waarvan zij hield zo vaak vernietigde.

Na gedane arbeid trok zij de natuur in en slenterde langs de slootjes met kwakende kikkers. Boven haar hoofd klapwiekte een ooievaar. O, als zij eens zo kon stijgen, als een mugje.

Zij trok de bergen in, op zoek naar gemzen. Tussen de rotsblokken ontwaarde zij een bloempje.

[pagina 95]
[p. 95]

Dat plukte zij voor zichzelf en liep ernaar te kijken, terwijl zij het in haar grote hand verborgen hield. Zo raakte zij per ongeluk midden op de weg. De achterop komende auto wist niet tijdig te remmen. Terwijl haar lichaam opzij werd gesmeten viel het bloempje op de grond en waaide naar de rots terug. Op die plaats groeit nu het gedenkteken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken