Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het moet allemaal nog even wennen (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het moet allemaal nog even wennen
Afbeelding van Het moet allemaal nog even wennenToon afbeelding van titelpagina van Het moet allemaal nog even wennen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.48 MB)

Scans (4.98 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het moet allemaal nog even wennen

(1983)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 103]
[p. 103]

Muzikaal onthaal

Door de ene gang klonk een harmonika, de volgende bracht een country en western-concert; er waren jongens met gitaren en ook vrouwengroepjes; eenmaal, op een perron, waaide een strijkkwartet van Beethoven door de gewelven op mij af. Het was herfst, zacht en vriendelijk weer. Aan de Seine waren de boekenstallen geopend.

Toen ik jong was deed ik in de badkamer een jazztrompettist na. In de holle ruimtes onder mijn voeten bewoog zich een heel leger van die badkamerartiesten.

Even later, terwijl een Chinese jongeman de Beatles imiteerde in de zich voortspoedende metro, herinnerde ik mij de afgelopen zomer. Op een zondag waren wij van de kust weggereden, in de richting van het plaatsje St. Maximin-La-Sainte-Baume, alwaar wij naar een processie gingen kijken. Tussen de middag gebruikten wij buiten op het grote plein de lunch.

Terwijl de kinderen uit verveling ruzie begonnen te maken,verscheen er een man met een saxofoon tussen de tafeltjes. Hij speelde oude bopmuziek, van het soort dat mijn vriend in ons gezelschap pleegt te draaien wanneer hij zich afgesloofd de tijd herinnert waarin hij jong en veelbelovend was. Inmiddels had hij al die beloften waargemaakt, zodat

[pagina 104]
[p. 104]

hem niet veel anders overbleef dan de vlijtige loop van zijn leven te continueren, een helse taak. Hoewel hij niet echt geloofde dat de wereld het nog zo lang zou uithouden, creëerde hij in één adem een oeuvre voor de eeuwigheid, een maagzweer en een voornaam humeur vol fijnzinnig craquelé.

Ook de muziek die de saxofonist ten gehore bracht vertoonde haarscheurtjes, zij het niet van die mooie. ‘Yesterday’ begon hij te blazen.

‘Yesterday,’ mompelde mijn vriend, en ongetwijfeld dacht hij hierbij aan de dag, zo lang terug, waarop ik nog geprobeerd had hem de fijne kneepjes van de onverantwoordelijkheid bij te brengen. Dagen van vertier en ordeloosheid. Daaraan mocht je niet te veel meer denken in een leidinggevende positie.

Yesterday; een toenemend verlangen niet meer naar huis terug te gaan, waar de ingewisselde chèques werden opgevolgd door de afrekening - een getrouwe afspiegeling van ons leven.

Ik voelde mij een beetje ongedurig, bij dat getoeter.

‘Zal ik je eens wat zeggen,’ zei de echtgenote van mijn vriend. ‘Die saxofonist ken ik ergens van. Die komt uit Amsterdam.’

Amsterdammer of niet, hij was geen Charlie Parker, niet eens een Herman Schoonderwalt, hoewel hij daar op leek. Hij begon inmiddels aan The Night in Tunesia, hoewel het merendeel van zijn ongevraagde toehoorders hier zat bij te komen van de Day after the Night Before.

[pagina 105]
[p. 105]

De muzikant ging met een bakje de tafeltjes langs.

‘Chiao,’ zei hij, toen hij bij ons was aangekomen. ‘Ik hoorde al dat hier Hollanders zaten.’

Wij verzekerden hem dat hij zich niet vergist had; wij waren trouwens heel goed bekend in Amsterdam; en er verkeerde zelfs iemand in ons gezelschap die vroeger op de PvdA had gestemd.

‘Ben je hier alleen?’ vroeg de echtgenote van mijn vriend, die zelf juist pogingen deed zich onopvallend onder tafel te verbergen, omdat hij op vakantie allergisch is voor sociale contacten.

‘Ik ga op de fiets door heel Frankrijk,’ antwoordde de muzikant.

‘En haal je dan voldoende op?’

‘Ach,’ sprak hij. ‘Dat gaat wel.’

Omdat de richting waarin het gesprek zich begaf mij in het geheel niet beviel, probeerde ik onopvallend mijn nog niet geheel lege bord uit het gezicht te verwijderen, terwijl ik bedacht dat hij ongetwijfeld een heel mooie en dure fiets bezat.

De dames trokken inmiddels de portemonnee en betaalden in klinkende munt voor het concert.

‘En een prettige vakantie verder dan maar,’ zei de saxofonist. ‘Als ik vanmiddag nog een paar terrassen doe heb ik weer genoeg om te eten. Nou ja, nooit in een restaurant natuurlijk.’

‘Veel succes,’ zei ik.

Nadat hij zich verwijderd had, trok ik mijn vriend achter mijn rug vandaan, hoewel hij toch wat breder was dan ik.

[pagina 106]
[p. 106]

‘Hadden wij die man niet een glas wijn moeten aanbieden?’ vroeg zijn echtgenote.

Na enig overleg voelden de dames wel iets voor het aanbieden van een gehele maaltijd.

Inmiddels verstoorde onze landgenoot de rust op het aanpalend terras. ‘Sometimes I'm blue.’

‘Godallejezus,’ zei mijn vriend.

‘Gaan jullie die man eens halen,’ sprak zijn vrouw opeens op besliste toon tegen onze vier kinderen.

Terwijl mijn vriend aan een lang college begon waarin hij betoogde dat je niemand in zijn broodwinning moet storen, zag ik een licht in haar ogen van een kracht die sinds de ster van Bethlehem nergens meer was waargenomen. Onder het schijnsel van dat licht sprong zij bij die geflipte bopper achterop om bij volgende terrassen met het mansbakje voor hem te collecteren. Dat was iets dat zij in haar jeugd had willen doen. De wijde wereld in, met de muziek mee. Waar ze dat plan bij rockzangers nog had weten te onderdrukken, niet bij deze laatste Mohikaan uit de jaren vijftig. Die man daar was een ondergeschoven broer van Ed van der Elsken, iemand die het niet had opgegeven, een zwervende artiest, lid van de broederschap der ongebondenen. Hij was een varende luyd, een vagant, kermisklant, losbol. En daar verlangde zij nu even naar.

April in Paris. Lover come back to me. My heart belongs to daddy.

‘Hier,’ zei ze tegen haar dochter. ‘Breng hem nog maar een muntstuk van tien francs.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken