Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ongenaakbaar (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ongenaakbaar
Afbeelding van OngenaakbaarToon afbeelding van titelpagina van Ongenaakbaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (11.38 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ongenaakbaar

(1981)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 33]
[p. 33]

[IV]

Nadat hij de auto op een vrije plaats niet ver van zijn huis geparkeerd had, sloot hij de portieren af en liep in de richting van zijn huisdeur.

Opeens waren er stemmen. Een langgerekte kreet.

Van twee kanten kwamen gestalten op hem afrennen. Voordat hij zelfs ook maar één afwerende beweging had kunnen maken, wist hij zich omsingeld. Iemand greep hem van achteren vast; hij voelde zijn schouders gevangen in een knellende omklemming.

Er trad een man naar voren die hij niet kende. Deze stelde zich recht tegenover hem op en spuugde hem in het gezicht. Het speeksel droop langs zijn brilleglas omlaag en drupte op zijn neus. Hij maakte een gebaar om zich los te rukken, maar degene die hem vasthield was zoveel sterker dan hij. Hij voelde een peut in zijn rug.

De man voor hem spuugde nog een keer.

Daarna zag hij van opzij een ander zijn gezichtsveld binnenkomen. Voor zover hij iets kon zien. Maar om die ander te herkennen had hij geen helder zicht nodig. Hij klemde zijn tanden op elkaar. Hij wist nu waarom ze hem hier hadden opgewacht. En toch kon hij dat niet helder overdenken. Het ging allemaal zo snel. Hij wilde zich neerleggen bij de situatie, maar tegelijk kwam er paniek in hem omhoog. Het leek of ook zijn reacties van verschillende kanten op hem neerstreken en een gevecht aangingen wie binnen

[pagina 34]
[p. 34]

hem de overhand bemachtigde.

Hij stond daar. Zijn hersens zochten naar iets passends voor de situatie die hem onbekend was. Maar het was niet nodig. Alles ging vanzelf. De man die voor hem stond kromde opeens zijn rug en stompte hem met alle kracht die in hem was in zijn maag. Het was of er iets brak, of al zijn organen zich samenpersten om daarna met een enorme veerkracht naar buiten te barsten. Zijn mond viel open. Hij stootte een gesmoorde kreet uit, of was het niets anders dan gereutel? Zijn oren begonnen te suizen; hij zakte in elkaar.

‘Je gaat eraan!’ zei de man, voordat hij nogmaals toestootte.

Hij wist niet of ze hem loslieten dan wel vasthielden totdat hij op de grond lag. Zijn bril gleed van zijn neus. Hij zag hoe iemand er zijn voet op zette en het glas vergruizelde. Eerst probeerde hij te vechten tegen de constante pijnstroom, die nog toenam. Daarna gaf hij over.

‘Weet je waarom dit gebeurt Greveling?’

Philip richtte zijn hoofd op en zocht de man die had gesproken. Zijn gezicht zat onder het braaksel. Automatisch kneep hij zijn ogen samen om iets te kunnen zien. Door de vernietiging van zijn bril hadden zijn belagers zichzelf tot schimmen gereduceerd. Maar tussen die vage figuren was er toch een die hij kende. Dat was Louis Vlasman.

‘Weet je waarom dit gebeurt Greveling?’

Hij wist het. Maar hij kon niet reageren, niet eens knikken of zijn hand opheffen. Het kostte hem moeite zijn hoofd opgericht te houden. Hij staarde, zonder dat hij zich er van bewust was dat dit ook een soort reactie was.

‘Als je de politie waarschuwt,’ zei de man, wiens

[pagina 35]
[p. 35]

voet naast zijn hoofd stond, ‘dan weten we je thuis te vinden.’

Opeens was zijn woede terug, ondanks de pijn. Hij wilde opspringen om die ander te raken waar hij kon. Hem vernietigen. Die gedachte kwam heel helder voor zijn geest. Maar hij was machteloos. Zijn lichaam deed niet mee. En de strijdbare gedachte gleed even snel uit zijn geheugen weg als hij was opgekomen. Even leek het of hij zou gaan huilen. Maar een waardigheid die nu misschien misplaatst was, belette dit.

Met één welgemikte schop kon de man naast hem zijn kaak verbrijzelen. Hij wist niet wat ze verder met hem wilden doen, maar hij voelde er geen angst voor. Nu hij niet kon huilen leek het of iedere emotie verdween.

‘Als ik nog iets van je tegenkom in een of ander blad,’ zei de man, ‘dan weet je de gevolgen.’

Philip zag hoe de voet die naast zijn hoofd stond, verdween. Hij richtte zich een beetje verder op, hoeveel pijn dat ook deed. Nu kreeg hij de hele groep van zijn aanvallers in zicht. Zij trokken zich terug, keerden zich om en liepen daarna met snelle passen weg, met Vlasman in hun midden.

 

Moeizaam lukte het hem rechtop te gaan zitten. Het was maar twintig meter tot zijn huisdeur. Als hij eerst maar binnen was. Er bevond zich niemand in de straat, hetgeen zelden voorkwam. Hij dacht dat het omstreeks half een moest zijn. Zijn maag deed nog steeds pijn, maar toch leek het of dat minder werd. Toen hij even had gezeten kostte het niet zoveel moeite meer om te gaan staan. Vooral het ademhalen was nog pijnlijk. Nu pas kwam hij tot het volle bewust-

[pagina 36]
[p. 36]

zijn dat zijn kleren vol braaksel zaten. De zure stank hing aan zijn lichaam, maar maakte hem niet opnieuw misselijk. Hij herinnerde zich dat hij zojuist bijna gehuild had. Die gedachte begon hem al te ergeren. Hij wilde zo snel mogelijk naar huis om Helen op te bellen. Misschien ook de politie. Als hij erover nadacht wat hij allemaal moest doen, overspoelden de gebeurtenissen van daarnet hem met hernieuwde kracht. Hij werd bevangen door een duizeling en hield zich tegen een muur in evenwicht. Zijn huis naderde langzaam, maar gestadig. Hij haalde dieper adem en bemerkte dat het ging. Een deel van zijn coördinatievermogen keerde terug en gaf hem genoeg kracht om de trap te beklimmen. Wel trilde hij over zijn hele lichaam. Deze weerslag van de schok die hij doorstaan had kon hij met geen mogelijkheid tegengaan.

Toen hij voor de toegangsdeur tot zijn verdieping stond, kon hij de sleutel niet vinden. En toch had hij de buitendeur daar zojuist mee geopend. Hij voelde zich koud worden, vervolgens begon hij te zweten. De sleutel bleek daarna gewoon in de zak van zijn jack.

In de gang ontdeed hij zich zo snel mogelijk van zijn kleren. Hij liep naar de spiegel in zijn slaapkamer en bekeek zichzelf. Op zijn besmeurde gezicht na, viel er weinig te zien. Voor het eerst sinds hij van de straat was opgestaan, merkte hij dat hij zijn bril was kwijtgeraakt. Hij liep tot vlak bij de spiegel en keek zichzelf in het gezicht. Wallen onder de ogen, niet jong meer.

Even speelde hij met de gedachte achter zijn schrijfmachine te gaan zitten. Maar zijn overvallers zouden hem daar toch niet zien.

Hij liet het bad vollopen en waste zijn gezicht.

Hierna belde hij Helen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken