Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ongenaakbaar (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ongenaakbaar
Afbeelding van OngenaakbaarToon afbeelding van titelpagina van Ongenaakbaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (11.38 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ongenaakbaar

(1981)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 120]
[p. 120]

[XXI]

Moeizaam schraapte hij zijn aandacht bij elkaar en begon te werken. Een reclamebureau had hem gevraagd om een verhaal te schrijven bij een boekje over verlichting. Hij had niets over het onderwerp te melden. Alleen het woord trok hem aan. Hij bedacht een situatie in een huis waar 's avonds plotseling de elektriciteit uitviel. Eerst zochten de bewoners op de tast naar kaarsen. Toen zij die niet vonden, begonnen zij aan het duister te wennen. Zij wachtten tot het licht weer aanging. Dat gebeurde niet. In plaats dat zij gingen slapen, bleven zij op het herstel van de centrale wachten. In wat voor wereld zouden zij anders wakker worden wanneer zij de storing op zijn beloop lieten? Zij probeerden elkaar lief te hebben. Tevergeefs. Bij het uitvallen van de mogelijkheden hun ogen de kost te geven, namen de functies van hun zintuigen toe. Dat maakte hen angstig. Ondanks het feit dat zij zich goed konden redden en zelfs de drankflessen wisten te vinden, raakten zij iedere minuut meer ontheemd en teruggedrongen op zichzelf.

Langzaam schreef hij het verhaal op. Hij wist dat het niet goed was. Hij liet het aan Helen lezen en liep de kamer uit om haar oordeel te ontlopen.

 

's Avonds vroeg hij haar wanneer zij samen gingen wonen. Zij antwoordde dat zij het op de manier waarop zij nu met elkaar omgingen, naar haar zin had.

[pagina 121]
[p. 121]

Hij begreep haar niet.

Hij schreef een verhaal over een raadselachtige vrouw. Dat bestemde hij niet voor publikatie. Hij schreef het alleen voor haar. Zij kon het opbergen bij de andere dingen die hij voor haar had geschreven: brieven vooral, ook gedichtjes, lieve dingen die niet verder reikten dan hen zelf.

De vrouw in zijn verhaal het niets over haar afkomst los. Zij stapte het leven van de ik-figuur binnen en begon voor hem te zorgen. De man raakte iedere dag meer aan haar gehecht, maar gebrek aan kennis van haar gedachten over hem, maakte hem nerveus. Zij was steeds aanwezig, sliep met hem en het zich gewillig meevoeren naar zijn vrienden. Maar hij wilde weten wat zij voor hem voelde, waarom zij bij hem bleef Hij wist niet waar zij vandaan kwam, hoeveel mannen zij gekend had, hoeveel verdriet. Hoe meer hij aan haar gehecht raakte, hoe nijpender het gebrek aan gegevens. Hij wilde met haar praten, haar emoties analyseren. Hij zocht naar gespreksstof voor hen beiden, hij wilde hun samentreffen in zijn huis van achtergrond voorzien. Maar zij zweeg.

‘Slaat dat op mij?’ informeerde Helen toen ze het gelezen had.

‘Min of meer.’

‘Weet je waaraan ik gedacht heb?’ vervolgde ze opgewekt. ‘Dit verhaal gaat op een veel natuurlijker manier over de duisternis. Ze kunnen het zo opnemen in dat boekje.’

‘Aan jou wil ik niets verdienen.’

Zij begon te lachen.

‘O Philip!’ riep ze, ‘wat ben je toch een haantje. En zo naïef.’

[pagina 122]
[p. 122]

Zij kreeg een brief van haar zuster, die in Washington woonde. Het was een hartelijke brief. Zij liet hem Philip lezen. Een van de kinderen was ziek geweest. Nu ging alles weer zijn gang. Zo ver woonde die zuster, in een misschien opwindend land. Maar waarover zij schreef waren de mazelen.

 

Bij een t.v.-verslag van rellen in de stad meende hij een glimp van Vlasman op te vangen. Hij gooide een steen naar een politiebus. De machteloosheid van het gebaar deed Philip in woede ontbranden. Toch was hij er niet zeker van dat het Vlasman was die daar zijn gram omzette in stenen.

Toen hij om half tien het journaal nog een keer bekeek, wist hij het nog altijd niet. De stenenwerper leek in ieder geval op Vlasman, zekerheid konden de summiere beelden niet verschaffen. Hij probeerde de zaak koel te overdenken. Maar dat lukte niet. Die steen had hij het liefst naar Vlasman zelf gegooid.

Het viel hem trouwens op hoe snel hij het incident van zich af zette. De behoefte om zijn dubieuze ontdekking met anderen te bespreken, verdween tegelijk met de gedachte eraan. Het leven ging gelijk op met de natuur. Winters noodweer had plaatsgemaakt voor een wisselvallig voorjaar. Ook Helen raakte uit de ban van het uitzonderlijke. De dagen werden langer. Steeds vaker ging zij overdag van hem weg. Toen de dag kwam waarop zij hem vanuit haar eigen huis belde dat zij die avond niet bij hem terugkwam, wist hij dat de omweg die zij gemaakt hadden, weer in het oude spoor was teruggekeerd. Hij probeerde een nieuwe omleiding te creëren door haar ermee te dreigen dat hij haar voorgoed verliet. Maar zij antwoordde laconiek dat hij dat toch niet meende. Hij stapte in

[pagina 123]
[p. 123]

zijn auto en reed naar haar toe. Tussen het telefoongesprek en het moment waarop hij haar flat bereikte zat niet meer dan een kwartier. Maar hij zag haar auto al niet staan. Hij belde lang en nadrukkelijk aan en kreeg natuurlijk geen antwoord.

Toen hij naar zijn eigen huis terugreed, herinnerde hij zich die avond nu bijna een maand geleden. Bij het binnenrijden van zijn straat, kwam opnieuw dat beklemde gevoel in zijn maag. Hij parkeerde de auto en bleef even zitten. Spiedde de straat af. Er viel niets te zien. Hij wist allang dat dit geen zekerheid bood. Hij stapte uit en sloot het portier af. Keek nog eens de straat langs. En liep vervolgens zo langzaam mogelijk naar huis. Er stond niets te gebeuren. Hij kon aan zijn bureau gaan zitten en zich verlustigen in saaiheid.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken