Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ongenaakbaar (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ongenaakbaar
Afbeelding van OngenaakbaarToon afbeelding van titelpagina van Ongenaakbaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (11.38 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ongenaakbaar

(1981)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 162]
[p. 162]

[XXVII]

De hitte in de Kleine Zaal maakte hem ongedurig. Hij trok voorzichtig zijn schoenen uit, maar toen knelde zijn stropdas weer door de boord van zijn overhemd heen. Hij kon het bovenste knoopje losmaken, maar onzorgvuldigheden ergerden hem. Alice zat naast hem in een zwarte, gesloten jurk, aan de bovenkant op een bescheiden en daardoor geraffineerde wijze opengewerkt met kant. Hoe stijlvol hadden zij zich voor elkaar gekleed, alsof zij het verschil met vroeger wilden accentueren.

Henri had plaatsen op de eerste rij voor hen gereserveerd.

Op het programma stonden de Bach-bewerkingen van Busoni en verder een drietal stukken van componisten waarvan hij zich voorstelde dat hij de namen ooit gehoord had.

De zaal was vrijwel gevuld. Hoewel Henri zich geen wereldroem had weten te verwerven, gold hij als een zorgvuldig en stijlvol pianist, die zich vooral toelegde op het spelen van eigentijdse componisten.

Een enkele keer vergezeld door Alice had hij al heel wat uitvoeringen bijgewoond. Maar juist de laatste keer hadden zij op een zo onverzoenlijke wijze ruzie met elkaar gemaakt, dat tijdens het recital alle beledigingen die zij hem naar het hoofd geslingerd had, door zijn geheugen cirkelden, waarbij hij de muziek als storend onderging.

Nu zat hij op een stoel en legde zich, in zijn huidige

[pagina 163]
[p. 163]

ongedurigheid, neer bij het feit dat hij naar muziek moest luisteren zonder dat daarbij iets vertoond werd. Ook hield hij niet bijzonder van moderne componisten. Dat lag waarschijnlijk aan zijn luiheid. Henri volgde hij om attent te zijn. De muziek waarvan hij zelf hield was voornamelijk door Bach gecomponeerd. Wanneer hij daar, intussen in een tijdschrift lezend, naar luisterde, verkreeg de wereld af en toe een helderheid waarbinnen alle zijn leven verstorende elementen op hun plaats leken te schuiven. Datzelfde effect probeerde hij te bereiken door te schrijven. Van Bach hield hij meer dan van willekeurig welke tekst.

Henri betrad het podium en ontving een beschaafd applaus.

De overgave waarmee hij even later begon te spelen, boeide hem een tijdje. Zelf zat hij altijd roerloos achter zijn schrijfmachine, zich meestal bewust van zijn afgezonderde positie. Hoeveel liever had hij een vorm van kunst beoefend waarin hij een onmiddellijk contact tot stand kon brengen met zijn publiek. Toch moest hij er niet aan denken dat hij iedere avond dezelfde tekst zou moeten spelen of een programma uitvoeren in een uithoek van de provincie.

Henri leefde, al spelend, binnen zijn muziek. Zijn lichaam was soms een houterig werktuig waarmee hij zijn in toom gehouden emoties op de toetsen overbracht. Onder de spanning van zijn zelfbeheersing klonk zijn technisch meesterschap. Daarover liep zijn mening parallel met die van Henri. Vakmanschap betekende het antwoord van de intelligente kunstenaar op de simpele bevlogenheid, die zoveel bewondering oogstte bij een nog veel simpeler publiek.

In de pauze deed hij een poging met Alice over de muziek te praten. Maar hij merkte dat hij er niets over

[pagina 164]
[p. 164]

wist te zeggen. Zo stonden zij te midden van de druk converserende muziekminnaars, een kop koffie in de hand.

‘Hoe is het tegenwoordig met Henri?’ vroeg Alice.

‘Ik geloof heel goed.’

‘Weet je het niet zeker?’

Korzelig wilde hij een antwoord ontwijken, maar schudde slechts het hoofd.

‘Hij was toch getrouwd?’

‘Met het spook van de opera.’

Zij keek opzij. Hij lachte. Maar zij lachte niet terug. Net als vroeger. Zonder twijfel herkende zij iets wat zij in hem had gehaat, maar nooit helder had kunnen verwoorden. Een vaag gevoel, dat essentieel bleek te zijn. Een bittere kern, waarop hun contact niet zozeer stukliep als wel uitgleed, een verkeerde weg op zeulde.

Hij pakte het kopje van haar aan en bracht het naar een tafeltje. Hij vond het prettig even uit haar buurt te zijn, net te doen alsof hij alleen was.

Hij keerde zich om en glimlachte heel bewust nog eens naar haar. Nu lachte zij terug, als tegen een kind.

Hij bekeek het programmaboekje en zag dat er na de pauze nog twee stukken werden uitgevoerd. Een daarvan was de Bachbewerking, die hem vanzelfsprekend interesseerde, en het tweede de delen 33 en 46 uit Variaties van Alkowski.

Hij luisterde, nu ook beter bestand tegen de temperatuur, aandachtiger dan voor de pauze. Het eerste stuk beviel hem uitstekend. Lag dat aan de muziek of aan de beslissing niet langer ongeïnteresseerd aanwezig te zijn?

Hierna speelde Henri de beide Variaties van Alkowski.

[pagina 165]
[p. 165]

Tijdens de eerste minuten had hij weer moeite zijn aandacht bij het stuk te houden. Telkens wanneer de klanken een voor zijn oren weldadige reeks leken te vormen, werden ze abrupt afgebroken, zoals wanneer vlak voor het bereiken van een orgasme de telefoon begint te rinkelen. Maar die kun je proberen te ontkennen. Terwijl hier een aantal tellen stilte volgde. De klanken hadden ook nauwelijks de kracht van een opkomende vloed. Op een onmiskenbare manier klonk de muziek ver weg, in zichzelf besloten, een geheimtaal waarvan de maker ontsluiting wilde tegengaan. Hij leidde de toehoorder op dwaalwegen en dwong hem opnieuw te beginnen. Eerst irriteerde dat.

Daarna raakte hij geïntrigeerd door het systeem vanwaaruit gecomponeerd was, voor zover hij dat met zijn gebrekkige kennis kon benoemen. Vervolgens voelde hij zich de muziek binnengetrokken. Onbeweeglijk zat hij op zijn stoel en staarde naar Henri, die eveneens vrijwel kaarsrecht voor zijn vleugel zat en speelde. Met grote zekerheid vonden zijn vingers de toetsen. Hij leek door andere krachten gedreven dan voor de pauze, alsof hij de soepelheid van zijn lichaam niet meer nodig had en rechtstreeks de impulsen van zijn geest op het instrument kon overbrengen.

Hij sloot zijn ogen en liet de muziek over zich komen. Niets was hem bekend of gecomponeerd volgens lijnen die hij eerder had gehoord. En toch was dit alles niet nieuw in de zin van hem volkomen verrassend. Het leek of het over dingen ging die hij moeiteloos kon begrijpen. Aanvoelen en begrip vielen samen en riepen beelden in hem op die hem sereen en blank stemden.

Hij wist niet hoe hij dit aan Alice moest uitleggen.

[pagina 166]
[p. 166]

Hij keek opzij. Zij zat onbeweeglijk; het was onmogelijk enige emotie van haar gezicht af te lezen. Het viel hem in dat hij haar zou willen beletten een oordeel over de muziek uit te spreken, omdat het een commentaar op hemzelf zou betekenen.

Maar wat kon hem het schelen wat zij ervan vond? Straks, wanneer hij buiten stond, zou er nog slechts de herinnering zijn aan deze ervaring. Die herinnering zocht naar een verwoording. Dat was alles.

Hij begreep de ontoereikendheid van wat hij probeerde, zoals de componist misschien zou willen dat hij in woorden kon vertalen wat hij in klankenreeksen opschreef. Maar was die laatste gedachte niet het vooroordeel van iemand die al te sterk op de taal wilde vertrouwen?

Nadat hij het tweede deel van de Variaties ten gehore had gebracht, ging Henri staan. Hij kreeg een langdurig en hartelijk applaus.

Terwijl Philip in zijn handen klapte had hij zin om te gillen, van opwinding en vreugde.

 

Gespannen wachtte Philip Henri's komst in de sociëteit af. De kleedkamer had hij vermeden; enerzijds uit onwil, omdat hij de mensen die zich daar ophouden niet verdroeg, maar ook omdat hij met Alice was. Haar aanwezigheid zou hem afleiden van wat hij Henri wilde zeggen.

Henri liet een uur op zich wachten. In de tussentijd praatte hij met een paar vage kennissen, op wie hij zich niet hoefde te concentreren. Allemaal wilden ze hem laten weten hoe goed ze op de hoogte waren van wat met hem gebeurd was.

‘Vond je het aardig?’ vroeg Henri ontspannen aan Alice.

[pagina 167]
[p. 167]

‘Ik vond het prachtig,’ zei Alice, met een lichte blos op haar wang.

‘Goed zo,’ sprak Henri.

Hij keek haar onderzoekend aan. Daarna wendde hij zich tot Philip.

‘Had je de naam Alkowski eerder gehoord?’

Vanzelfsprekend, wilde hij zeggen. Maar deze keer vond hij een zo voor de hand liggende leugen ongepast.

‘Is het stom als ik “nee” zeg?’

‘Ik ben een van de eersten in de wereld die iets van hem uitvoert.’

‘Ik probeerde toen je speelde te bedenken wat ik ervan vond,’ zei Philip bedachtzaam. ‘Ik raakte er nogal ondersteboven van. Dat gebeurt me niet gauw. Om eerlijk te zijn: alleen als muziek gemakkelijk in het gehoor ligt. Daar was hier geen sprake van.’

‘Vertel eens verder,’ vroeg Henri.

‘Het is moeilijk uitleggen,’ zei Philip. ‘In het beste geval brengt muziek bij mij een soort opluchting teweeg. Dat is niet de juiste verwoording. Het irriteert me altijd wanneer ik denk dat ik iets begrijp zonder dat ik mijn begrip onder woorden kan brengen.’

‘Dat slaat de bodem onder je weg.’

‘Zo sterk is het ook weer niet.’

Henri dacht een ogenblik na.

‘Iedere noot die ik speel kan ik verantwoorden,’ zei hij langzaam. ‘En toch zijn die explicaties niet meer dan technische verhandelingen. De rest bestaat uit intuïtie.’

Even hoorde Philip de muziek terugkeren in zijn hoofd.

‘Ik hoef niet alles te verwoorden,’ ging Henri verder. ‘Sommige dingen weet ik gewoon. Dat is begrip

[pagina 168]
[p. 168]

zonder woorden. Maar heel bruikbaar.’

‘Het komt bij mij ook voor,’ antwoordde Philip. ‘Maar ik wil iedere neiging tot mystiek buiten de deur houden. Ik ga er vanuit dat ik de dingen die ik niet kan uitleggen ook niet werkelijk begrijp.’

‘Ach ja,’ zei Henri. ‘Zo hebben we allemaal onze beroepsdeformatie.’

‘Het gaat verder,’ zei Philip, met nadruk. ‘Ik denk dat ik soms door onzuivere motieven geëmotioneerd raak. Maar vaak raak ik heel terecht door iets in de war. Als ik mijzelf niet meer kan uitleggen wat er met mij aan de hand is, vorm ik voor ik het weet mijn eigen sekte.’

‘Je klinkt een beetje, hoe zal ik het zeggen,’ zei Henri. ‘Alsof je de redelijkheid hebt uitgevonden. Maar er zijn steeds mensen die het speeltje willen afpakken of namaken in een iets veranderde versie. Wie weet hoe verfrissend een mystiek bad op jou zou werken.’

Zij keken elkaar aan en begonnen tegelijk te lachen.

‘Wat mijn intuïtie voor mij doet,’ zei Henri even later, ‘dat is het tot stand brengen van nieuwe combinaties met behulp van bekende elementen. Begrijp je wat ik bedoel? Natuurlijk, jij begrijpt alles.’

‘Dat is zwak uitgedrukt.’

‘Ik laat het dus liever aan anderen over uit te leggen wat ik tot stand heb gebracht.’

‘En als je leest wat een onzin die schrijven, word je kwaad.’

‘Het is keurig verdeeld in de wereld.’

‘Precies,’ zei Philip, ‘maar wel met een wat grove hand.’

Henri wendde zich tot Alice, die bewegingloos naar hen geluisterd had.

[pagina 169]
[p. 169]

‘Ouwehoeren gaat ons nog best af.’

‘Ik dacht dat jullie het forum zaten uit te vinden.’

Henri lachte.

‘Praten jullie maar fijn verder,’ zei Alice, ‘dan kan ik mijn intuïtie even de vrije loop laten.’

Zij stond op, pakte haar tasje en verdween in de richting van het toilet.

‘Zijn we te ver gegaan?’ vroeg Henri.

‘Een keurig gesprek tussen heren.’

‘Je vertelde dat ze in Amerika zat.’

‘Dat is mijn volgende vrouw,’ antwoordde Philip. ‘Dit is de vorige. Dat weet je trouwens best.’

‘Ik dacht dat je gescheiden was.’

‘Het komt misschien verwarrend over.’

‘Ik ben na mijn scheiding nooit meer naar de opera geweest.’

‘Wie weet wat je gemist hebt,’ zei Philip.

Het was op dat moment alsof er een steen op hem neerdaalde en hem tegen de grond drukte, alsof ergens iemand aan de touwtjes trok waarmee hij dit dood gewicht op iedere door hem gewenste tijd kon verplaatsen. Toen Alice terugkeerde, verontschuldigde hij zich. Hij liep naar de heren-wc zonder dat dit strikt noodzakelijk was. Halverwege had hij opeens zin de deur uit te lopen en de stad in te gaan. De druk die nu in het bijzonder op zijn ogen lag, had niets te maken met hoofdpijn. Hij voelde een sterke weerzin terug te keren naar het gesprek. Maar hij begreep dat dit onmogelijk was, dat hij zich moest schikken in de dingen waarover hij niet alleen te beslissen had.

Toen hij terugkeerde waren Henri en Alice in een geanimeerd gesprek gewikkeld. Misschien, dacht hij opeens, gaat ze straks wel met Henri naar huis. De gedachte bezorgde hem een pijnlijke steek, die niet

[pagina 170]
[p. 170]

lichamelijk was, maar zuiver inbeelding.

‘Ik vertel Alice net over Alkowski,’ zei Henri met een opvallende jovialiteit.

‘Ga gerust je gang.’

‘Ik ga overmorgen naar hem toe. Ik ga hem wat recent werk van hemzelf voorspelen.’

‘Waar woont hij?’ wilde Alice weten.

Alkowski woonde niet ver van Arles, in de Provence.

 

Hij luisterde, terwijl hij intussen Alice scherp in het oog hield. Zij had alle aandacht voor Henri. Al kijkend naar haar, tijdens Henri's verhaal over de componist, ergerde hij er zich steeds sterker aan dat hij met de ogen van de meester erachter probeerde te komen hoe zij dacht over de pianist. Wat stelde hij zich voor? Hoe ver was hij afgezakt? Wat was er over van de jonge enthousiaste minnaar die zich het vuur uit de sloffen had gelopen om haar te veroveren? Hij was haar kwijtgeraakt, had haar door een belachelijke ingeving schijnbaar teruggevonden en zat er nu op te wachten tot zij zichzelf uitbesteedde. Zo ging het in zijn gedachten. Maar toen dit beeld zich in hem vastzette, begreep hij dat hij bezig was met een constructie. Zou het hem gewoon niet goed uitkomen als zij zich weer van hem losmaakte en haar eigen weg ging?

Hij was geen deelnemer aan het gesprek. Zonder dat het als een gemis werd gevoeld zou hij kunnen opstaan en naar huis gaan.

Vreemd genoeg was het Henri die dit deed.

Hij verontschuldigde zich omdat hij moe was, stond erop de rekening te betalen en dronk het laatste restje uit zijn glas.

‘Bedankt dat jullie gekomen zijn.’

[pagina 171]
[p. 171]

Hij gaf Philip een klapje op de schouder. Hierna wendde hij zich tot Alice, boog zich voorover en kuste haar op beide wangen.

‘Ik bel je als ik terugkom,’ zei hij. ‘Is dat goed?’

 

Zij wilde liever naar huis lopen. Het wegdrijven van de wolken had de nacht wijds en koud gemaakt. Nu hij hier met haar liep wilde hij niet dat Henri haar belde. Hij wilde alles bij elkaar houden, zelf de man blijven die aan de touwtjes trok.

 

Hij zou haar moeten opbergen, haar huis verzegelen, met plastic alle naden dichtspuiten opdat zij daar op hem bleef wachten, totdat hij haar wilde zien, als een museum, een archief waarin zijn leven was geordend.

Hij verlangde ernaar aardig tegen haar te kunnen zijn, maar hij was bang dat hij niet verder komen zou dan haar uitschelden.

‘Heb je plezier gehad, vanavond?’ vroeg hij bij haar huisdeur.

‘Op een bepaalde manier wel.’

‘Kun je me dat binnen even uitleggen?’

‘Maar ik wil niet dat je blijft slapen.’

‘Als je dat zo zeker weet zeg ik je hier op de stoep wel gedag.’

Zij legde haar hand op zijn mouw.

‘Jij weet ook wel dat het een mislukking is geworden,’ zei Alice. ‘Het wordt een tweede keer altijd een mislukking. Ik was zo in tweestrijd toen je langskwam. Maar het was toch mijn eigen schuld. Ik had moeten weten dat de oplossing niet bij jou lag.’

‘Ik zag dat je het leuk had met Henri.’

‘Ik ken die stemming wel,’ antwoordde Alice. ‘Hij was uitgelaten omdat hij iets gepresteerd had. Ik had

[pagina 172]
[p. 172]

ervoor moeten zorgen dat ik me ook zo kon voelen.’

‘Ik zal nu toch maar even met je meegaan.’

‘Nee,’ zei ze. ‘Doe dat maar niet.’

‘Ik was niet van plan te blijven slapen.’

‘Daarom moet je ook niet meegaan.’

Wat moest hij antwoorden?

‘Ik ga naar binnen,’ zei Alice.

Bood ze hem nog één kans op zijn knieën te vallen en als een ouderwetse cavalier zijn liefde voor haar uit te galmen? Overal in de straat zouden de lichten aangaan. Dames met het haar in papillotten zouden hem daar zien zitten en naar hem verlangen.

Hij grinnikte even, ondanks alles. En hij bleef staan. Hij had haar niets te zeggen. Zijn sprakeloosheid had hij zelf gekozen.

‘Dag Philip,’ zei ze. ‘Dag lieve Philip. Je moet niet denken dat ik je nooit meer wil zien.’

Zij pakte de sleutel uit haar tasje. Het was net als vroeger. Hoever ging hij nu terug?

Hij ging zover terug dat het hem duizelde. Daarbij gebeurde het dat hij de tegenstrijdigheden in zich voelde oplossen.

Hij liep alleen door de stad. Als hij niet veel beter wist zou hij kunnen denken dat alles nog kon beginnen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken