Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verliefdheid is een raar gevoel (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verliefdheid is een raar gevoel
Afbeelding van Verliefdheid is een raar gevoelToon afbeelding van titelpagina van Verliefdheid is een raar gevoel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.74 MB)

Scans (4.57 MB)

ebook (3.23 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verliefdheid is een raar gevoel

(1980)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 29]
[p. 29]

De man in de woestijn deel 2

Die man staat nog steeds zonder benzine in de woestijn.

Hebben wij als luisteraars nu al door wat er met hem aan de hand is? Heeft hij het ons verteld, zonder dat wij dachten:

‘Wat een rare man, zegt dat ie geen benzine meer heeft. Nou, dat zegje toch niet tegen jezelf als je dat constateert. Je zegt hoogstens:...’

Ja, daar ging het om. Wat zegje in zo'n geval in een hoorspel? Het ademloos aan de transistorradio gekluisterde publiek heeft het begin van het spel gehoord. Een pruttelende motor. Stilte.

Dan bij voorbeeld het openen van een portier. Die luisteraars denken: zeker wat aan de hand met die motor.

Ze weten nog niet wat. Het kan van alles zijn. Benzine op.

Maar ook: ergens een lek, of wat anders. Legio mogelijkheden. Nu is het belangrijke van de situatie dat die man niets aan het ongemak kan doen. Op is op. Als de motor stuk was zou hij hem wellicht kunnen repareren, tenzij hij net zo onhandig is als ik. Maar als ik in een hoorspel bij mijn kapotte motor zou staan, zou ik misschien tot een komische alleenspraak kunnen komen, waarin ik de hele situatie kon uitleggen.

Ik kom de auto uit, open de motorkap (een onbestemd geluid) en buig mij over het motorblok. Nu zou het onzin zijn als ik tegen mijzelf zei: ‘Gek, die motor doet het niet meer,’ of zo iets. Wel kan ik mijzelf vragen stellen. Daar gaan we:

‘Hé, wat is dat voor draadje. Nou, dat zit goed vast. 's Kijken. Blauw hierin, groen in dat contact. Als een huis!’

Wat valt op aan deze monoloog? De meeste luisteraars zullen de verbinding tussen een motor die het begeeft en die draadjes wel kunnen leggen. Ze denken daardoor in de richting van een kapotte motor, door associatie van los zittende draadjes en de daaruit voortvloeiende storingen. Maar: er wordt gezegd dat

[pagina 30]
[p. 30]

de draadjes goed vastzitten.

Nog iets anders: de opmerking ‘Als een huis!’ suggereert dat ik aan de draadjes trek. Ik zeg dus niet direct dat ik dat doe. Ik zeg het via een omweg, door iets op te merken over het resultaat van de handeling ‘trekken’.

Die omtrekkende bewegingen verhogen de natuurlijkheid. Ze lijken namelijk op de werkelijkheid. In de werkelijkheid denken wij: zullen die draadjes wel vastzitten. Vervolgens besluiten wij, al denkend, om eraan te trekken. De handeling van het trekken levert het resultaat op: we constateren dat de draadjes vastzitten, en wellicht brengen wij die constatering dan in taal over via een opmerking als ‘als een huis’. Het kan ook zijn dat wij als gevolg van de vaststelling dat die draadjes op hun plaats zitten alleen maar ‘verdomme’ zeggen. Maar daar kom je dan weer niet ver mee in een hoorspel. ‘Verdomme’ drukt onbehagen uit. We moeten ook weten wat dat onbehagen veroorzaakt.

Er bestaat een hoorspel, dat ook indertijd is uitgezonden, waarin werkelijk een man voorkomt die zonder benzine in de woestijn komt te staan. Het is het stuk ‘Fata Morgana’ van Ton van Reen.

Hoe lost deze schrijver het probleem van de eenzame man op? Als volgt:

‘Dat me dat net midden in de woestijn moet gebeuren! Geen benzine. Hoe kom ik ooit verder? De eerste plaats waar ik mensen kan vinden zal hier wel een kilometer of vijfhonderd vandaan zijn. En zou ik dat hele eind moeten lopen? Onder die zon? Ik zie me al sjouwen...’

Ja, wij ook.

We zullen dat hoorspel verder laten voor wat het is. Wie mijn verhaal goed gevolgd heeft, zal zeggen: dat klinkt erg onnatuurlijk. Een ander denkt misschien: alles mag in een hoorspel. Het is niet het leven, maar kunst! Alles mag in de kunst, zolang mensen het interessant vinden iets op een bepaalde manier te maken waarnaar, zoals in dit geval, anderen willen luisteren.

En dat is waar. Ik geef dan ook niets anders weer dan mijn eigen visie. Ik vind dat zo'n begin anders moet, minder houterig.

Dus nu mijn eigen oplossing voor het probleem.

[pagina 31]
[p. 31]

Die zou er zo uitzien:

 

[Het geluid van een jeep die door het zand ploegt. De motor snort lustig. Begint dan te haperen en houdt ermee op. Het openen van een portier. De woestijnwind. Geluiden hierna van het afschroeven van een dop. Onbestemd soort geluid. Metaal over metaal.]

Man.

Dat ding is toch niet lek? [Snuift.] Wat een stank. Maar wel hartstikke leeg. [Pauze.] Nou jongen, zeg de woestijn maar gedag met je handje. [Pauze.] 'k Begin nou al hardop in mezelf te praten. Ik kan toch niet door dat zand... Waarom niet?

[Begint te lopen. Zijn gesjok is hoorbaar.]

Misschien zie ik straks nog een fata morgana van gieren.

[Pauze. Gesjok.]

Wat een hitte!

[Gesjok. Man begint zwaar te hijgen. Schreeuwt:] Waarom zijn hier verdomme geen trams?!

 

We zullen het hier maar bij laten. Trams rijden er niet in de woestijn. En wat die man ook zegt: het blijft een hoorspel.

Situaties als deze zijn misschien toch meer geschikt voor film. Straks, als er Arabieren op kamelen hem komen redden, krijgt hij het makkelijker. Ook al spreekt hij hun taal niet.

In ieder geval laat de hierboven neergezette situatie nog wel iets aan de fantasie van de luisteraar over. ‘Dat ding is toch niet lek?’ ‘Wat een stank.’ ‘Maar wel hartstikke leeg.’ Die drie opmerkingen samen moeten voldoende zijn om de luisteraar duidelijk te maken dat het om benzine gaat. Maar het wordt niet als zodanig gezegd. Als de man daarna opmerkt: ‘Nou jongen, zeg de woestijn maar gedag met je handje,’ is het ook duidelijk dat hij niet aan zichzelf uitlegt wat er aan de hand is (dat weet hij tenslotte al), nee, hij levert hardop commentaar bij datgene wat hem is overkomen. Uit dat commentaar kan de luisteraar opmaken dat hij midden in de woestijn staat (waar die wind nog steeds waait).

En zo heeft de luisteraar ook iets te doen. Hij moet afmaken wat de schrijver, de acteurs, de geluidsinspiciënt en de regisseur hem in een bepaalde vorm voorzetten. Die vorm is heel belangrijk voor het begrip en de waardering van de inhoud.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken